vrijdag 25 september 2020

BEDORVEN MELK

'Wat hangt hier een raar luchtje. Het ruikt naar... ' ik snuif nog eens diep... ' het ruikt hier naar bedorven melk. Raar is dat. Goed, ik ga maar eens, alles bij me? Mondkapje, phone, de knip?'  Jas aan, deur op slot, lekker, een dagje naar kantoor, even weg van die thuiswerkplek. 

Buiten ruik ik het weer. 'Wat gek, waar komt dat vandaan? Is er een of andere fabriek in de buurt die vandaag extra goed te ruiken is? Met Oosten-wind ruik je bij ons de industrie van Zaandijk en Zaandam. Maar dat is meestal een cacao-geur, dit ruikt meer naar de melkfabriek van vroeger in Assendelft.' 

In de trein ruik ik het weer. Ik snuffel nog eens goed. 'Zou mijn mondkapje aan een wasbeurtje toe zijn? Vast wel, ik gebruik 'm al een tijdje, eens per week.' Ik neem me voor 'm vanavond mee te wassen met mijn kleding. 

In Amsterdam Oost ruikt het ook al zo naar bedorven melk. Ik snap er niks van en stap welgemoed door naar kantoor. Daar ben ik de hele dag zo druk met van alles en nog wat, het geur-mysterie verdwijnt naar de achtergrond. Tot 's avonds, half zes, als ik mijn spullen inpak en mijn jas aantrek. 'Weer die lucht, hier ook al? Op kantoor? Bizar.'

Met veel plezier wandel ik terug naar het station. Wie had dat ooit kunnen denken dat ik zo zou genieten van dit stuk wandelen van kantoor naar het station? Heerlijk lekker pittig doorstappen, fotootjes maken, nu eens door dit straatje in plaats van die, gewoon, ter afwisseling. 

Op het perron doe ik braaf mijn mondkapje om. De trein komt er al aan en ik stap in. Onderweg bewerk ik mijn fotootjes en plaats ze op Insta. Ook iets wat ik voorheen - voor het Corona-tijdperk - zo gewoon vond, fotootjes maken onderweg en die dan lekker bewerken tijdens de treinreis. 'Wat fijn toch om te doen', denk ik maar onderwijl word ik me weer bewust van dat luchtje. 'Zou het komen omdat we de Zaanstreek naderen? Neuh, onzin, want in Amsterdam stonk het ook zo. '

Als ik uitstap in mijn woonplaats, ruik ik de geur nog sterker. 'Echt bizar, wat gek toch, hoe komt het dat het hier ook zo ruikt als in de trein en op kantoor en in Amsterdam?!' 

Thuisgekomen word ik in beslag genomen door koken en eten met manlief en een Netflixje kijken ter ontspanning. Als ik uitgekeken ben ga ik even naar het toilet en op de gang word ik me weer bewust van dit rare bedorven melklucht. Ineens krijg ik een flashback, van het ochtendritueel na het douchen. Ik tutte me op en deed mijn haar. Er zat iets in mijn haar, stukjes geronnen bloed leek het wel. Ik haalde het eruit en ging door met mijn toilet-makerij. 'Beetje fohm in mijn haar, beetje kneden, zo, dat ziet er weer piekfijn uit.' 'Blijkbaar had mijn hoofdwond met hechting vannacht wat gebloed', had ik nog gedacht. Mijn hoofdwond? De hechting? Ik grijp vertwijfeld naar die plek op mijn hoofd en voel ... ik voel viezigheid. Wrijf met mijn vingers over de plek en snuffel eraan. 'Gaaaaaaatver!! Ik heb de hele dag door mezelf geroken!! Mijn wond is ontstoken!! '

Die nacht kan ik niet slapen, ik walg van mezelf. Gelukkig moet ik de dag erop naar het ziekenhuis, de hechtingen worden eruit gehaald en de boel wordt lekker schoongemaakt. Ik krijg een zalfje mee tegen de ontsteking. Op de terugweg ga ik naar een koffietentje. Op het toilet smeer ik het halve tubetje leeg op mijn hoofd. Nooit meer wil ik die bedorven melklucht ruiken. 

zondag 20 september 2020

BEMOEIZUCHT

Ze rijdt voorbij op de fiets met zo'n bak voorop waarin een kereltje van zes jaar, op de bagagedrager achterop zit de oudste van naar ik schat zeven jaar en  rechts van haar rijdt nog 'n ventje, een dreumes van hooguit vijf jaar, slingerend op zo'n piepklein stoer fietsje. Het jongetje achterop laat zijn beentjes naar beneden bungelen en ik krijg een flashback. Een heel nare. Van Jop, mijn oudste zoon, die perse zo achterop wilde zitten bij zijn vader. We fietsten terug van een koffiebezoekje aan opa en oma en gingen naar huis. Op een nazomerse zondag. Ik achter ze, met de jongste zoon in zijn zitje achterop. Ik zag het gebeuren. Jop zijn been raakte tussen de spaken. Hij schreeuwde het uit. We stopten. Bekommerden ons om Jop die op een been bleef staan en naar zijn gewonde been greep. Wit van ellende. Ik weet nog dat ik wel onder de stoep wilde kruipen, omdat ik me zo vreselijk voelde. Mijn schuld. Ik had hem nooit zo achterop moeten laten zitten. 

Mijn man tilde Jop op en droeg hem naar huis. Daar bleek hij er echt ellendig aan toe en omdat we geen auto hadden, bood een lieve buurman aan om ons naar het ziekenhuis te brengen. Daar bleek dat Jop zijn been gebroken had. Mijn hart brak. Wat hadden we 'm aangedaan, dat arme joch. Aangeslagen liep ik naar buiten om de buurman te vertellen dat wij nog wel even in het ziekenhuis moesten blijven. Buurman met tranen in zijn ogen naar huis. Ik met tranen in mijn ogen weer naar binnen. 

'Aaaaaauuuuuuw', schreeuwt het jongetje op de bagagedrager en hij blert het uit. Ik verstijf! Zijn moeder stopt meteen en balanceert met de last van haar zwaarbeladen fiets. Zo goed en kwaad als het gaat draait ze zich om naar het kereltje dat nog steeds hartverscheurend huilt. De dreumes ernaast kijkt sip omhoog naar zijn huilende broer. 

Ik loop ernaar toe en besluit me even als een oude, bemoeizuchtige vrouw op te stellen. Vraag eerst hoe het met het ventje gaat, zie dat er gelukkig wel spatschermen tussen de spaken en zijn beentjes zitten. Hij stopt direct met huilen en kijkt mij nieuwsgierig aan. Zijn moeder vindt het blijkbaar geen enkel probleem dat ik er naar vraag. ' Hij heeft zijn enkel gestoten' , zegt ze.  'Ja', zeg ik, maar kan hij niet beter voorin zitten, naast zijn broer? Sorry, hoor, maar ik zag jullie zo rijden en kreeg direct de herinnering aan mijn zoon vroeger, die zat er net zo bij en kwam met zijn been tussen de spaken. Hij had zijn been gebroken en ik vond het zo verschrikkelijk. De moeder luistert aandachtig en knikt, de jongetjes kijken beurtelings naar haar en naar mij. 

Grappig genoeg ontspint zich hierna een amusant gesprekje tussen mij, de moeder en de drie jongetjes. Wat een leuke ventjes zijn het. Als ik aan de een iets vraag, beginnen ze dwars door elkaar heen tegen mij terug te praten.  Heel  extravert en bevlogen zijn ze. De moeder vertelt dat haar middelste zoontje - die voorin de bakfiets - wel zijn voet heeft gebroken afgelopen voorjaar. Hij was meegenomen door vriendinnetjes, achterop de fiets, en kwam met zijn voetje tussen de spaken. 'Oooh, wat ellendig', zeg ik en ik zie dat zij voelt wat ik voel, dat ze weet hoe het voelt als je kind zoiets overkomt. 

We kletsen nog wat, de drie kereltjes zijn  echt net zo'n perpetuum mobiel. Als ik tegen een praat, beginnen ze alle drie terug te praten. Het is echt heel vertederend en grappig. 

Als ze wegfietsen kijk is ze nog lang na. Maar goed dat ik bemoeizuchtig was, want het leverde een prachtige ontmoeting met een lieve, leuke moeder en drie schattige zoontjes op. 

vrijdag 11 september 2020

ONDER DE DOEK

 'Zooo... even je oor dichtstoppen. Er kan straks namelijk bloed instromen.' 'Oh, okay.' 'Zo blijven liggen, he, de dokter komt zo.' 'Ja, is goed', zeg ik en voel mijn nek al een beetje verstijven. Gelukkig duurt het maar een kwartiertje, had de dokter gezegd. 

Na vijf minuten kijkt de OK assistente toch maar eens in het kamertje naast ons. Blijkbaar is de dokter daar nog bezig met een ander. 'Nou, hij is al aan het hechten, dus dat gaat goed.' 'Huh huh', zeg ik en merk dat mijn handen al een beetje zweterig worden. Straks gaat het gebeuren. De assistente gaat gezellig door met het keuvelende gesprekje dat we al een tijdje voerden. Over mijn man in de gezondheidszorg en haar broer in de gezondheidszorg en zijzelf in de gezondheidszorg. En ik als interimmer bij de gemeente Amsterdam. We raken aardig op dreef. 'Neem me niet kwalijk', zegt de dokter die ineens achter mij blijkt te staan, 'maar we kunnen wel beginnen.' 

Dan herhaalt hij wat de assistente ook allemaal al had verteld. Over wat er gaat gebeuren en hoe hij het aan gaat pakken. Hij onderzoekt onderwijl toch nog eens dat vermaledijde plekje op mijn hoofd. 'Mmmm, ik moet het misschien toch een beetje snijden en daarna even hechten.' 'Okay', zeg ik ter afwisseling op de tien keer dat ik al ja heb gezegd. 

'Zooooo', zegt de assistente, 'dan leg ik nu de doek over je hoofd.' 'De doek over mijn hoofd', denk ik. 'OMG, dat is precies waar ik altijd zo bang voor ben! Geheid dat ik dan een paniek aanval krijg. Ooooh hellupie! Hoe moet ik hierop anticiperen?' De dokter onderwijl heeft alles verdoofd, prikje hier, prikje daar en is begonnen met het schaven en het snijden. Ik ondertussen voel de paniek toenemen en voer een innerlijke dialoog. ' Ik stik!' 'Nee, Venus, gedraag je, je bent een volwassen vrouw, toe nou, zeg. Jij wilde toch dat hij dat ding weg zou snijden?! Nou dan??!! Het duurt maar een kwartiertje, zeg. Dat heeft de dokter vorige keer gezegd. Je bent zo klaar.' 'Ooooh nee, ik houd het niet meer. Ik stik!! Wat is het hier benauwd!!' 

Ik bestrijd de aanvechting om van de operatietafel te springen. 'Gaat het allemaal nog een beetje met u', vraagt de dokter geroutineerd. 'Uhm, nou, ik heb het nogal benauwd onder die doek', piep ik. 'Dan mag u 'm wel een stukje omhooghouden hoor, met uw linkerarm.' 'OMG, de redding is nabij, ik mag de doek ietsje omhoog houden.' Omzichtig beweeg ik mijn arm richting doek. 'Nee!!! Nee!!! Neeeeeee!!! Leg te-rug, doe te-rug', roepen zowel de dokter als de assistente. 'WTF', denk ik. 'Wat doe ik niet goed?' 'U moet uw arm in een cirkel boven de ruimte naast het bed bewegen en dan zo naar de doek brengen. Als u direct naar de doek grijpt, dan bestaat er kans op besmetting. Dan beweegt u zich in de steriele omgeving!' 

'Ach, jeetje, neemt u mij niet kwalijk', zeg ik bedremmeld en beweeg braaf mijn arm in een ronde zwaai heel langzaam naar de doek en licht die een stukje op. Paaaaaaah! Lucht!! Ik kan weer ademen. Nu is het goed. En de dokter schaaft en snijdt er lustig op los. Plop, daar gaat het dingetje in een potje. Weg ermee!! Basta! Dan moeten de bloedvaatjes nog worden dichtgebrand. Ik bereid me voor op een BBQ luchtje maar dat valt alleszins mee. Daarna een paar grote steken in mijn kop en klaar is de hechting. 

En dan... woesh, daar gaat hij: de doek. Met een grote zwaai haalt de assistente 'm weg. Er is weer licht. Er is weer lucht. Van de hel in de hemel! Ik bedank ze allebei voor alles en denk dat ik alweer weg kan, maar moet nog wachten omdat er van alles losgekoppeld moet worden en er bloed van mijn hoofd gepoetst moet worden. Dan nog even keuvelen met die alleraardigste assistente en dan ga ik. Bij het vertrekken zie ik in de spiegel dat mijn ooglid blijkbaar ook verdoofd is, die hangt halfstok. Ter nagedachtenis aan het verdwenen gezwelletje. 

donderdag 3 september 2020

GRATIS ZEGELTJES

Het is nog vroeg en rustig in de buurtsuper. Ik ben wel klaar met mijn mandje laden en schuif aan in de rij voor de kassa annex sigarettenboer annex postkantoor. Er ontstaat even zo'n dansje waarin je snel moet besluiten of je iemand voor laat gaan of juist niet. Een oude dame sluit achter mij aan, voor mij staat een andere oudere dame die ik voor liet gaan. Zij heeft alleen een plantje met roze bloemetjes in haar handen. Om deze druilerige dag op te fleuren, kan ik me zo voorstellen. 

Ik houd netjes afstand tot de dame voor mij,  maar de dame achter mij vergeet alle corona-regels en gaat op zo'n tien centimeter achter mij staan. 'Ik zag er net zo twee voor me de rij induiken', zegt ze lacherig en ik draai me om. 'Ja', zeg ik, 'ineens werd het een beetje drukker. Ach, dan maar even wachten.' 'Precies, wat maakt het uit', zegt de oude dame, 'op onze leeftijd kun je best wel eventjes wachten.' Ik draai me iets verder om naar haar en knik ter bevestiging. 'Och, u bent een stuk jonger dan ik', lacht ze. 'Ik ben bijna zestig, hoor.' 'En ik ben vijf en tachtig. Dat is meer dan vijf en twintig jaar verschil.' 'Maar je bent nog helemaal goed', complimenteer ik haar. 'Je woont hier nog in de buurt?' 'Ja, anders deed ik hier geen boodschappen', riposteert ze. 'Slim', denk ik, 'met haar brein is alles nog okay. Maar ze is wel gewend te benadrukken dat ze nog kien is.' 

De dame voor mij heeft haar plantje afgerekend, ik ben aan de beurt. Als ik afgerekend heb en mijn boodschappen in mijn tas stop,  legt de dame achter mij alvast haar spulletjes op de band. De kassiere rekent het af, maar dan raken onze boodschappen verward. Op een grote hoop ligt alles. 'Zeg, stopt u niet mijn boodschappen in uw tas', grapt de dame. 'Goed idee, ik begin alvast met dat pakje melk, die gaat mijn tas in hoor', grap ik terug. De kassiere vindt het minder leuk en overhandigt de oude dame snel haar eigen boodschappen. 'Wilt u zegeltjes', vraagt ze onderwijl. 'Nou... ja... ', stamelt de oude dame nu ineens. 'Uhm, ja, die wil ik wel, maar dan alleen die uhm... alleen die geen geld kosten.' De kassiere ritst twee gratis zegeltjes los van de rol en geeft die aan de oude dame. Die lacht nu verlegen naar mij. 'Ik moest echt even goed nadenken hoe dat ook alweer heette.' Ik glimlach en samen lopen we naar de deur. Kijken nog even naar de nieuwe spaarboekjes. 'Je kunt knuffels en voorleesboeken sparen, maar da's voor kleinkinderen en die heb ik nog niet.' 'Ik ook niet', zegt de dame. We bespreken de leeftijd van haar enige dochter. Die blijkt iets jonger dan ik. 'Dan zit het er ook niet meer in, want op die leeftijd krijg je geen kindjes meer', besluiten we. 

'Maar goed', zegt ze, 'geen kinderen ... dat scheelt je ook veel zorgen.' 'Zo is het', zeg ik en ik wens haar een fijne dag. In gedachten loop ik terug naar huis. Ik vergeet mijn paraplu uit te klappen, regen drupt over mijn gezicht.