maandag 24 december 2018

KOFFIEZET

Stilletjes schuift ze haar stoel vanonder de tafel naast ons, gaat zitten en bestelt koffie. Wij kijken van haar weg, zoals dat gaat in een overvol restaurant waar anderen zo heel dicht bij je moeten zitten. Daarna eten we met smaak verder, ik een omelet, mijn man een broodje kaas. We drinken er een wijntje bij, lekker ontspannen na een paar uur winkelen. Mijn man wil alleen nog een boek kopen, zegt hij. Een thriller, zodat we straks in het hotel kunnen chillen in onze kamer met een stapel leesvoer. We zoeken op de phone naar een nabijgelegen boekenzaak, maar vinden zo snel niks. Wel iets over boekwinkel de Standaard aan de verderop gelegen Keijzerlei. Maar we weten niet goed waar dat is. 'Pardon, mag ik u iets vragen mevrouw', begint mijn man en hij keert zich naar de dame naast ons. Ze zet haar kopje neer en vertelt hem waar boekhandel Standaard zich bevindt. En zo raken we met haar aan de praat, althans, ze zit duidelijk om een praatje verlegen, dat is merkbaar want ze begint meteen te vertellen.  Ze woont hier eigenlijk niet, maar logeert tijdelijk bij een van haar zoons in de stad en gaat volgende week naar haar dochter in Spanje. 'Wat heerlijk, naar het zonnetje', zeg ik. Maar de reden is minder leuk: haar huis is afgebrand, vervolgt ze.
In het Vlaams vertelt ze hoe het ging. Ze ging eventjes naar - oh toeval - de boekwinkel vlakbij, liep over straat en zag de brandweer voorbij razen met loeiende sirenes. Vroeg zich bezorgd af waar de brand was, maar ging nietsvermoedend naar de boekwinkel om wat tijdschriften te kopen. Toen ze eenmaal weer bijna thuis was, zag ze de spuitwagen voor haar eigen huis staan en allemaal mensen op straat die naar haar huis keken dat in lichterlaaie stond. 'Een vreselijke situatie moet dat geweest zijn, mevrouw. Wat heeft u toen gedaan?' 'Awel, ik kon mijn eigen huis niet meer in, dat moest ook eerst helemaal onderzocht worden. Ik ben naar mijn zoon gebracht en daar ben ik nog steeds. Maar inmiddels ben ik druk bezig om alles te regelen, ook voor de verzekering. Naar blijkt is de oorzaak van de brand mijn koffiezet. Kortsluiting. Ik ben deze week weer eventjes in mijn huis geweest en daar hoef je geen deskundige voor te zijn hoor, om te zien waar de brand begon. Als je rondloopt ziet je zo dat het in mijn keuken is begonnen. Bij de koffiezet. Die is helemaal gesmolten.'
We luisteren aandachtig, stellen verdere vragen. Ze vertelt dat ze nu moet aantonen dat zij de daadwerkelijke eigenaar van het huis is. Daar moet ze dan weer een uittreksel voor aanvragen bij de gemeente. Wat haar bijna 200 euro en veel tijd kost. 'Kafka in optima forma', vind ik. We praten verder en ik merk dat de dame het heel fijn vindt om met ons te praten. Ze vertelt maar door en door. Toch nemen we op een gegeven moment maar afscheid, wij willen nog even shoppen. We schudden haar de hand, wensen haar alle goeds toe en ondanks alles toch veel plezier bij haar dochter in Spanje.
Buiten gekomen kijk ik nog even naar binnen. Zie haar zitten. Steek mijn hand, op maar ze ziet het niet. Ze krijgt een nieuw kopje koffie van de ober.

vrijdag 7 december 2018

REDELIJKHEID

'Zo werkt het niet bij mensen als hij. Je kunt bij hem niet van redelijkheid uitgaan. Als je hem op die manier benadert, raak je al snel geërgerd omdat hij niet reageert zoals je verwacht. Hij kan het wel hoor, normaal doen, een gesprek met je voeren, maar dat kost hem zoveel energie; het put hem uit. En als hij zo moe wordt, raakt hij verward. ' Ze knikt en ik ga verder.
'Er zijn veel mensen die zeggen: ik zou het niet pikken! Schandalig wat hij jou aan heeft gedaan door weg te lopen.  Maar die mensen gaan uit van zichzelf, van dat je op basis van redelijkheid met elkaar omgaat. Zodra iemand dat niet kan, omdat er iets met hem is, in zijn geest of psyche, wordt de omgang heel complex. Daar sta je dan met je redelijkheid.' We trekken onze knieën even op om er iemand door te laten.
'Ik snapte in het begin niet wat er aan de hand was, maar voelde wel van alles.' Ze knikt zwijgend, kijkt me even aan. Humt.  'Als iemand waar je zo van houdt zo aan het veranderen is, is dat heel verwarrend. Je snapt niet wat er aan de hand is maar voelt wel van alles. Ik begreep pas te laat wat er echt aan de hand was. En toen was hij al weg, letterlijk en figuurlijk.
Zijn geest is veranderd. Dat vraagt om een andere benadering van hem, te beginnen met aanvaarding.' Ik zwijg. We kijken even samen naar buiten, naar de lage zonnestralen die de kale bomen in het polderland kussen.
'Nou, ik zou er niet tegen kunnen hoor. Ik zou naar hem toegaan en laten merken hoe kwaad ik ben. Hoe egocentrisch hij is.' 'Oh', denk ik, 'het is blijkbaar heel erg moeilijk om uit te leggen hoe het werkt. Niet alleen omdat ik nog steeds niet weet waar hij precies woont, dus ik kan helemaal niet naar hem toe. Maar ook hoe het gevoelsmatig is, dit. Hoeveel pijn het doet als iemand waar je zo van houdt, weg is gegleden. Hand in hand met zijn dwalende geest weg vloog. Mijn boosheid doet er helemaal niet toe naar hem. Hij heeft hulp nodig, geen boosheid.'
'Dat begrijp ik wel, dat je zo denkt,' antwoord ik. 'Maar ik ben niet boos op hem. Ik was wel boos en verward, maar dat kwam omdat ik er in het begin niks van begreep. Nu begrijp ik het wel.
Dat ik hem nooit meer zie, dat doet enorm veel pijn, ook omdat ik weet, dat als ik hem ooit wel ga zien, hij het niet meer is. De jongen, de jongeman die hij was, is weg. Die is verdwenen.'
We zijn er, stappen uit, nemen afscheid. Het was een mooi gesprek; met veel mensen komt het zover helemaal niet. Die vragen uit beleefdheid vaak alleen nog maar naar mijn andere zoon. En als ik daar enthousiast over vertel, reageren ze opgelucht en beginnen snel daarna over iets anders te praten. Is dat redelijk? Ik weet het niet, maar ik begrijp het wel.

zondag 2 december 2018

HOGE HAKKEN

Met veel plezier werkte ik er. En toen was het tijd om afscheid te nemen, de opdracht liep af.
Ik had ook wel weer zin in iets nieuws; zo ben ik nu eenmaal.
De laatste middag achter mijn bureau, even kletsen met Karin de coördinator, een vrouw, iets jonger dan ik. En toen ineens die vraag van haar kant: 'Venus, jij draagt nooit hakken, he?'
'Nee', antwoordde ik, 'zelden, ik heb wel wat hooggehakte schoenen, laarsjes ook, maar vaak doet het me teveel pijn, ik draag liever platte schoenen.'  Maar onderwijl dacht ik: 'Wat een gekke vraag. Hebben ze het er met elkaar over gehad soms? Vinden ze het zo belangrijk, dan? Dat je als vrouw op hoge hakken loopt, hier, op dit kantoor?'
Terug lopend naar het station, met mijn tas vol afscheidscadeaus en twee grote bossen bloemen, overdacht ik de woorden van Karin nog eens. Nooit eerder kreeg ik zoveel complimentjes over mijn kleding en uiterlijk als tijdens deze opdracht. Het was wel duidelijk: de buitenkant werd hier belangrijk gevonden. Een verzorgd uiterlijk, netjes, ladylike. Veel vrouwen en ja, ook de jonge vrouwen, liepen er super-vrouwelijk en verzorgd bij. Koker-jurkje of - rok, blazertje, nette blouse en ja, hakken. Pumps vaak, met van die hakken... ik zou er niet op kunnen lopen. Stuk voor stuk ook super slank, die vrouwen. Altijd bezig met gezond eten, sla tussen de middag in plaats van een broodje kaas. Bosbessen-smoothie in plaats van een glas melk... Drie keer per week sporten....
Typisch een staaltje van bedrijfscultuur, onuitgesproken codes, die kleding en dan vooral die hoge hakken.
Kijk, en dat is het fijne van interimmen. Daar hoef je lekker nooit aan mee te doen, aan die codes. Je komt met je sneakers aan onder een net jurkje en je gaat ook weer met je sneakers aan onder dat nette jurkje.

donderdag 22 november 2018

TEGEN EENZAAMHEID

Ze is prachtig. Met haar chocoladebruine huid, knappe gezicht en mooie figuurtje. Een beetje bedeesd vraagt ze of ze even met me mag praten, ze heeft een vraag namelijk.
We gaan apart zitten, in een klein kamertje met glazen wanden dat geluiddicht is.
Haar vraag gaat over een nevenfunctie, dat is op zich niet zo bijzonder, want daar vragen wel meer mensen naar. Of hun bedrijfje naast hun gewone baan wel kan. Of het elkaar niet bijt.
Ze vertelt wat ze doet. Ze heeft een app ontwikkeld. Tegen eenzaamheid, lacht ze nog steeds een beetje schuchter. 'He, wat interessant. Wat is het precies? Ik bedoel, hoe werkt het?' Ze legt het uit. Slim concept, vind ik en ik vertel nog niet verder hoe het in elkaar steekt, want ze moet het nog op de markt brengen.
'Hoe ben je er toe gekomen', vraag ik. 'Wat maakte dat je deze app wilde gaan maken?' 'Nou', zegt ze, 'juist door alle social media. Iedereen heeft ik weet niet hoeveel vrienden op Facebook, twitter-contacten en zit de hele dag te appen. En dan appen ze naar hun vrienden: Hey, hoe gaat het? En dan antwoordt de ander dat het goed gaat. En eigenlijk is de conversatie daarmee voorbij. En zo kun je nog tien mensen appen. Daar zit je dan alleen 's avonds op de bank met de hele wereld te appen, of te facebooken of twitteren en even heb je het gevoel dat je vrienden hebt. Totdat je de laptop uit doet of smartphone weglegt. Dan ben je weer helemaal alleen.'
Ik vraag nog even door, getriggerd door het beeld dat ze schetst. Blijkt dat ze zelf een periode eenzaam was. Openhartig vertelt ze erover. Ik luister een beetje verbaasd maar spreek me er niet over uit maar: hoe kan zo'n mooie, lieve, slimme, leuke jonge vrouw eenzaam zijn?
We praten verder over het gebruik van social media. 'Ik ben er best wel enthousiast over', vertel ik,  'maar dat komt, tien jaar geleden begon ik ermee en toe was alles nog zo leuk en nieuw. Ik ging twitteren en twitterde me rot: raakte in contact met heel veel mensen die dezelfde interesses en voorkeuren hadden als ik. En ik gebruikte twitter juist om feesten te organiseren voor al die leuke mensen. 'Ik leg uit hoe ik dat deed. 'Maar op een gegeven moment was ik wel uitgetwitterd. Als ik het nu zie, is het vooral iets geworden voor VIP's en politici.'
Daarna richten we ons weer op haar plannen. Binnen de organisatie is ze al opgemerkt; ze mag er een presentatie over geven bij een directie die een programma tegen eenzaamheid draait. 'Wauw', zeg ik. 'Wat geweldig.  Dat sluit fantastisch op elkaar aan natuurlijk, jouw app en hun programma. Maar ook hoe het balletje is gaan rollen: van een idee dat je kreeg, thuis, alleen op de bank, tot deze app. Alleen al het onder de aandacht brengen van je app zorgt dat je veel onder de mensen bent.'
Ik wens haar alle succes van de wereld. Met een prachtige lach neemt ze afscheid.

zondag 11 november 2018

BLUEZZ

'Tjezus, mijn panty zakt af! Even snel naar binnen hier, mijn panty ophijsen. ' Ik storm Bluezz binnen, een zaakje dat vol hangt met betaalbare dameskleding. Mijn man gaat naar de overkant, maakt van de gelegenheid gebruik om even te snuffelen in de muziekzaak.
Voor de vorm trek ik een jasje uit een rek, een zwart colbertje met rozerode rozen, een excuus om een pashokje in te kunnen duiken. 'Nog een leuk ding ook', denk ik, terwijl ik een van de drie pashokjes inschiet. Daar hijs ik het broekje van mijn panty omhoog. Dat had echt geen seconde later moeten gebeuren; als ik door was blijven lopen had ik met een panty rond gelopen die afgezakt was tot op kniehoogte.
Maar goed, dit is eigenlijk helemaal niet waar ik het over wil hebben. Nee, ik wil het hebben over de vrouw die voor mijn pashokje staat. Ze wacht op haar twee tienerdochters die samen in een hokje kleren passen en af en toe aan haar vragen of het wel leuk staat. Ik onderwijl pas toch maar even dat gebloemde jasje. 'Staat me goed, ik ga 'm kopen', besluit ik. Op naar de kassa.
Dan slaakt de moeder een kreet. 'Oh nee! Nee! Ooooh, wat erruuug!!' Ze kleurt tot in haar hals, zweetdruppeltjes op haar bovenlip. Ze haalt haar hand door haar haar. 'Wat is er', vraagt de verkoopster. 'Oh! Wat erg!' stamelt de vrouw, oooooh... dit is echt erg!'  Dan komt het verhaal eruit. 'Ik was erg boos op mijn schoonouders. Over iets. Uhm.. En ik had er een appje overgestuurd aan mijn man en vroeg me af... ooooh, ik schaam me zo. Ik wilde met hem appen waarom hij niet had gereageerd, tenminste, ik typte mijn berichtje in en toen zag ik dat ik het helemaal niet aan hem had gestuurd.  Dus toen keek ik nog eens goed en toen zag ik... Dat ik het aan mijn schoonouders zelf had gestuurd. Oooooh, wat erg!' De verkoopster slaat haar hand voor haar mond: 'Oh. Kind! Wat erg voor je. Oh joh, wat rot!'
De dochters onderwijl rommelen nog steeds in de paskamer. Ik loop maar naar de verkoopster en vraag of ik kan afrekenen. De moeder loopt bellend met haar man naar buiten.
'Hopelijk begrijpen die schoonouders het', zeg ik tegen de verkoopster. Soms kan zo'n blunder juist een opening zijn. Ze heeft iets op haar lever en durft het die mensen niet te zeggen. Als ze het treft, begrijpen ze het en zijn ze mild. ' 'Tja', zegt de verkoopster. 'Of niet. Juist niet. '
Als ik Bluezz verlaat, staat de moeder nog druk te bellen. Haar gezicht is nog steeds framboos-kleurig.

donderdag 25 oktober 2018

SCENE 'TRAMLIJN 9'

Snel loop ik naar het centrum. Even weg van dat kantoor op dat doodsaaie industrieterrein. Een broodje scoren en misschien even de markt over.
Ik passeer het eind van tramlijn 9, daar waar de tram via een prachtige rotonde - luid knarsend - weer terug kan keren. Terug naar Amsterdam waar hij door Oost naar het centrum rijdt met als eindpunt CS.
Onder het treinviaduct door loop ik, ik ben halverwege nu. Dan fietst mij een man tegemoet. Een grote kerel, een echte Hollandse man, lang en een beetje fors zonder dik te zijn. Zwarte kleren, zwart haar. Rechtop zit hij, op een oerdegelijke zwarte herenfiets. Als hij vlakbij me is, bekijk ik hem eens goed. Hij blijft opvallend strak voor zich uit kijken, kijkt niet naar mij, ook niet als we elkaar passeren. 'Tjees', denk ik, 'je zal toch maar zoveel op Kees Prins lijken, zeg. Ook verwarrend.' Dan verdwijnt hij weer uit mijn gedachten en sla ik af naar het pad richting de markt.
Daar kuier ik wat rond en koop een truitje bij een hippe kledingstal. Bij de bakker scoor ik een broodje en wandel terug naar kantoor. Het pad weer over naar de stoep langs het fietspad. De levendigheid achter mij latend. Terug naar de zanderigheid, de rommelige graslandjes. Oud asfalt. Ongebruikte weg. Onkruid.
Als ik weer bij het treinviaduct ben, zie ik ze staan bij de rotonde: twee mannen in het zwart, en een cameraman en een geluidsman. Die houdt zijn microfoonhengel boven de twee mannen die met elkaar praten. De cameraman filmt ze geconcentreerd en zwenkt zijn camera  langzaam richting.... richting mij? Van ongemak houd ik even in, heel even maar, want ja, de tijd dringt. Ik heb een afspraak om half twee met hoofd Financien. Dan hoor ik een fietser achter mij rijden. Zoeoeoeoffff doen de wielen op het fietspad. De pedalen knarsen. Ik kijk op. 'Weer die man die zoveel...?' Dan dringt het tot me door. Ik ben regelrecht een scene ingestapt van Jiskefet. Ik krijg het er warm van, verpest ik nu een opname? De opname gaat echter gewoon door. Kees fietst naar Michiel en Herman, zet zijn stalen ros tegen een lantaarnpaal en zegt iets. 'En! Stop!' roept de cameraman. Ik wandel verder, het kantoor komt in zicht.
Voordat ik het Industrieterrein opga, kijk ik achterom. Daar staan ze, bij de rotonde. Vijf mannen, geconcentreerd met elkaar aan het overleggen. Ik ga ook overleggen. Met hoofd Financien.

maandag 15 oktober 2018

IN THE MIDDLE OF NOWHERE

'Speel je zelf ook?' 'Neuh, ooit wel eens een dagje les in gehad, maar dat was het dan ook. Nee, ik weet gewoon inmiddels dat je op zulke terreinen prachtige hotels hebt, waar het goed toeven is. Lekker rustig, mooi ingericht, goed van eten en drinken.  Zwembad, sportzaal en wellness inbegrepen. Wat wil een mens nog meer? We hebben het er heerlijk gehad. Je wordt omringd door groene heuvels, net de hemel. Het enige nadeel kan zijn, dat 's ochtends om half acht al de grasmaaiers brullen. Ach, dat neem ik graag voor lief. Mooi moment om je bed uit te gaan, toch, half acht. En buiten het seizoen is het helemaal niet idioot duur hoor. Heel normale prijzen.'
Ik hoor het mezelf vertellen op kantoor. En denk, terwijl ik naar het koffie-apparaat loop om voor collega's in te tappen, aan vroeger. Aan de tijd dat ik jong was. Begin 20. Samen met vriendlief liftend Zuid-Europa door. Tentje, slaapzak, camping-gas-brandertje plus pannetje, bordje, bestek, kopje en verder echt het minimale aan kleding mee. In de rugzak. Washand, handdoek, tandenborstel, tandpasta, haarborstel, stukje zeep. En een stapeltje kascheques van de Postbank. Om de zoveel tijd namen we een beetje geld op. Voor een kop koffie, fles water. Stokbroodje, tomaat, kaas, blikje tonijn. Appeltje erbij.
We reisden rond, van noord naar zuid en weer terug. Dat tentje zetten we meestal maar ergens neer, daar waar we een mooi plekje vonden. Vaak in the middle of nowhere. Meestal ging dat goed. Soms niet. We zijn wel eens achterna gezeten door een landeigenaar met een karabijn. Opzouten moesten we. Schatjes als we waren, lukte het ons de beste man zover te krijgen dat we toch op zijn landje mochten blijven staan. En zelfs gebruik mochten maken van de kraan vlakbij onze tent. Goed afgelopen dus. En eens in de zoveel weken mochten we, tijdens diezelfde reis,  bij hoge uitzondering van onszelf een nachtje hotel doen. Dan gingen we uren in bad. Het vuil losweken. Wasten we onze kleren in de badkamer, die we, geheel niet deftig, te drogen hingen uit het raam.
En dan nu. Vakantie vieren in een Parador behorend bij een golf-terrein. Hoe deftig wil je het hebben? Wat is er veel veranderd. Met ons maar ook met de hele wereld. Want zeg nou zelf: wie doet dat nog, zijn tentje zomaar ergens neerzetten in de middle of nowhere?

vrijdag 28 september 2018

MAAR TOCH

Weet je wat me zo moeilijk lijkt aan dood gaan?
Nou?
Afscheid nemen.
Je bedoelt, van al die mensen waar je zo van houdt?
Ja, dat en...
En van alle mooie dingen om je heen?
Ja, ook...
Zoals de aarde, de zon, de maan, het prachtige licht, de wolken, de wind, de zee, kabbelend water, stilte en geluid, muziek ...
Inderdaad, dat maar ook...
Lieve kindertjes die spelen en lachen, oude lieve wijze mensen, schatten van honden, eigenwijze stoute katjes ...
Oh ja, dat zeker, ja...
Sterren, vallende sterren en... een vogeltje dat zingt.... oh ja, eten, lekker eten, vers fruit, een visje, warm brood, een taartje maar ook drinken, Chinese thee, pittige koffie of een glas rode wijn... kaasje erbij...
Ja, dat lijkt me ook moeilijk om te missen ja, maar weet je wat of nee, wie ik het meest zou missen?
Mij?
Ja, jou, van jou zou ik vol aandacht afscheid nemen, wat zal me dat verdrietig maken, dat jij alleen verder leeft, dat ik niet meer zie hoe het met je gaat. Dat ik er niet meer voor je ben.
Wat lief, dankjewel.
Maar wat me zo ontzettend moeilijk lijkt is afscheid van mezelf nemen.
Tja...
Dat je zegt, zo, Venus, dat was het dan. Ik heb het leuk met mezelf gehad, ik was een leuk, lief mens en ik heb plezier gehad, genoten en ik was er voor mijn familie, voor mijn kinderen en vrienden en vriendinnen.
Ach...
Dat het over is met mezelf, dat lijkt me zo moeilijk. Want je bent toch helemaal alleen met jezelf als je gaat. Je moet jezelf losmaken. Van jezelf. Poef, dag geest, dag spirit. Het was mooi met mezelf. En dan gaat het licht uit. Dat lijkt me zo raar. Dat dat moment komt, dat je afscheid van jezelf neemt.
Gelukkig duurt dat nog wel even, Venus, toch?
Ja, dat klopt, maar toch...

woensdag 5 september 2018

X1

Als Alice in Wonderland betreed ik X1, een helverlichte ruimte vol apparaten. Kijk verwonderd om me heen. Vier witte jassen zijn druk doende met knopjes, draadjes, een scherm, waterpompjes en de stoel.
De Stoel. Hoog torent hij boven alles uit. Boven op een soort van toneelvloertje staat hij daar op mij te wachten. 'Moet ik hierop?' 'Ja, daar mag u gaan liggen.' In mijn blote kont, slechts gekleed in een verwassen hemdje met daarboven dat keurige rode jasje, beklim ik het trapje. Twee treden, draaien, zitten, liggen. Zo.
De witte jas gaat tussen mijn benen zitten en vraagt me naar beneden te schuiven. En nog een beetje. Gaat weer weg en overlegt over een waterpompje. De andere witte jas staat zo'n beetje een halve meter van mijn ontblote onderlichaam -  right in front of my ass - een telefoon-gesprekje te voeren met een collega. 'Bel me om vier uur maar terug, lukt dat? Okay, tot ziens. ' De witte jas rechts van mij, de leerlinge, reageert niet als ik naar haar glimlach. Ze kijkt naar iets in de ruimte en slaat daarna haar ogen neer.
Dan ineens is alles gereed en begint het onderzoek. Gefascineerd kijk ik mee op het scherm en denk aan kabouter Prikkeprak. Johooo, johooo! 'Even wat weg knippen hoor, hier zit iets. 'Knip.'  Het geluid van een nagelknippertje. Verwarrend, ik zie het op het scherm maar vergeet helemaal dat het in mij gebeurt, dit geknip. Ik wrijf over mijn arme buikje.
Als ik weer op het scherm kijk, zie ik witte waterplantjes heen en weer wuiven op de waterstroom. Een soort roze aquarium. Blub blub, en daar gaat kabouter Prikkeprak weer verder op onderzoek uit. 'Oei, kijk eens aan, hier weer eentje!  Het zijn er twee. En.... Knip! He, mis.' Twee witte jassen nu tussen mijn benen. Onderling beraad. ' Ietsje meer naar rechts. Oooh ja, bij de ingang naar de eileider, kijk, zie je. Ja! Knip! Zo!' Ik zucht en draai met mijn hoofd.
'Zoooo, gaat het allemaal nog een beetje met u mevrouw.' 'Ja', zeg ik en probeer mijn benen te ontspannen. 'In principe zou u ze haast moeten kunnen laten hangen in de beugels, mevrouw. Ze zijn vastgesnoerd.' 'Ja', zeg ik maar weer en wrijf over mijn bovenbenen. Ben er inmiddels wel een beetje klaar mee. Is het kwartier al om? In de brochure stond dat het ongeveer vijftien minuten zou duren. Ik vind het mooi geweest zo. Stel me voor hoe het zou zijn om nu op te staan en zo weg te lopen, met die kniptang aan een slang in mijn binnenste. Ik zucht maar weer even.
'Zoooo, nou, er zaten er drie en die hebben we allemaal weggeknipt. Die gaan voor onderzoek naar de patholoog.' 'Okay, mag ik er nu af.' 'Ja hoor, en kijkt u eens wat we voor u hebben.' Lachend overhandigt de witte jas mij een luiertje. En een gazen broekje. Die trek ik meteen maar aan. Daarna ga ik naar de kleedkamer. Rokje weer aan, schoentjes aan. Nog even babbelen, handje schudden en klaar. Opgelucht verlaat ik kamer X1.

zaterdag 25 augustus 2018

ABOUT MONEY

'Ik vind haar niet zo leuk. Eigenlijk.' Zuchtend kijkt ze naar haar overbuurvrouw, daarna tuurt ze langs mij naar buiten. We passeren de Van der Vlugtlaan. Buiten is het grijs. Regenachtig maar toch drukkend warm.
Haar vierkant-ronde wit-geblondeerde koppie staat op moe. 'Vast een drukke dag gehad in de winkel', vermoed ik. Ze stapte rond zes uur 's avonds in bij station Schiphol, samen met tientallen - misschien wel honderden - toeristen en winkelpersoneel werkzaam op het altijd drukke Plaza. 'Hoe bedoel je',  vraagt overbuurvrouw. 'Vind je haar uhm... ' 'Ja, je weet wel wat ik bedoel. Dat ze steeds maar zegt dat ze eigenlijk niet hoeft te werken, omdat ze zo'n rijke man heeft. Pfffff, zou het echt waar zijn? Dat hij een eigen zaak heeft? Waarom werkt ze dan, eigenlijk? En okay, als je dan werkt, waarom moeten wij dan de hele dag maar horen, dat ze eigenlijk te goed is om bij ons te werken? Ik word er echt een beetje moe van.'  Overbuurvrouw knikt. 'En dan over haar dochter. Moeten we ook steeds maar aanhoren. Dat die zo'n rijke vriend heeft. Nee... ik vind het niet zo leuk om met haar te werken.' 'Hoe is het met je moeder', vraagt overbuurvrouw.  'Goed hoor', zegt de witblonde vrouw. 'Ze heeft het zo goed. Elfhonderd euro bovenop haar AOW, daar had mijn vader nog voor gezorgd. ' 'Huh, ze zijn toch gescheiden, je ouders?' 'Klopt, maar hij heeft er voor gezorgd dat ze ook pensioen kreeg.' Overbuurvrouw betwijfelt of dat echt wel kan, maar de witblonde vrouw legt uit dat je zoiets kunt regelen.  'Ze zit er warmpjes bij, mijn moeder. Gisteravond belde ze nog: ik heb weer een nieuw jasje gekocht. Ik zeg, mam, alweer? Ze heeft overal een jasje bij, echt, in elke kleur.'  'Mijn ouders hebben het ook zo goed', knikt overbuurvrouw. 'Een dik pensioen bovenop hun AOW. Ze gaan wel vier keer per jaar op vakantie.'
We stoppen bij Sloterdijk. Net als ik blijven ze zitten, ze reizen ook verder  richting de Zaanstreek.
'Maar jaaaaah', vervolgt overbuurvrouw. 'Wij hebben het ook niet slecht, toch? Als we wat willen hebben, nou, dan kopen we het toch gewoon?'  De witblonde vrouw knikt, maar zwijgt, wat overbuurvrouw aanzet tot verder praten. 'Ja, joh, waren we in Zuidoost voor het Kwakoe, maar dat viel tegen, kwamen we uit bij de Mediamarkt. Zeg ik tegen Fred: ik wil wel een groter TV-scherm. Nou, kopen we dat gewoon joh. Komen we ineens thuis met een nieuw scherm. En bijna elke maand gaan we wel een weekend weg of uit eten. Laatst nog...'  en er volgt een relaas over een mislukt etentje omdat een jongetje vlak naast haar tafel kotste. 'Ik zeg: laat het dessert maar zitten', lacht overbuurvrouw.  De witblonde vrouw lacht moeizaam mee. 'Dus, ik wil maar zeggen, we hebben het goed en kunnen kopen en doen wat we willen.' 'Tja', zegt de witblonde vrouw nu zachtjes, 'dat is bij ons nu wel eventjes anders, op dit moment. ' Nu is het aan overbuurvrouw om te zwijgen.
De trein stopt, we zijn in Zaandam.  Ik stap samen met ze uit en loop in hun kielzog naar perron drie. Daar stappen we over op de sprinter.

vrijdag 27 juli 2018

BOOS ZWEET

Ja, het is warm, heel erg warm. En ja, wat lastig dat de NS juist nu allerlei werkzaamheden heeft gepland. Onderhoudswerkzaamheden aan het spoor. Een grootscheepse verbouwing op dit station. Juist nu door de hitte ook nog eens treinen stagneren en seinen verstoord raken.
Dat betekent voor ons, reizigers, lang wachten, noodgedwongen stukken met de bus, overstappen, gelaten verder wachten met de zon op je kop, snel weer overstappen en uiteindelijk toch te laat komen op je werk.
Dus, ja, dat geldt ook vast voor jou, dame. Ja jij, daar, in je goedkope, flodderige zomerjurkje met je zweterige haar dat alle kanten op piekt. Jij die uit de trein stapt, hier op het rommelige perron, vol hekken, gereedschap en bergen zand. Waardoor de in- en uitstappers slechts een metertje ruimte hebben om elkaar te passeren.
' Verrrrdomme, wat is het hier smal, wat een hitte, wat een zootje, ik moet haasten ook nog. godsamme. En iedereen staat in de weg. Hebben ze dat nou niet in de gaten?! Die mensen?! '  Ik zie het je denken.
Dus, ja, begrijpelijk dat je die sukkel van een vent, in zijn korte broekje, op zijn sandalen, die ook nog eens zo'n tien centimeter te ver naar rechts is gedraaid - want ja, zijn rugzak zit hem in de weg, dat zie je zo, ik wel tenminste, want ik sta achter hem - dat je die drol van een vent lekker omver duwt. Zo! Boem! Met je rechterschouder en -bovenarm geef je hem een zet.
Ik zie je genieten als hij wankelt, bijna valt en een halve draai moet maken om in evenwicht te blijven. Stomverbaasd kijkt hij je aan door zijn dikke brillenglazen. Met bliksemende blik kijk jij terug, ja, jij ja, met je valse flikkerende katten-ogen. Klaar voor het gevecht. 'Kom maar op, lul', zeggen die ogen. 'Scheld me maar uit. Moet je mij maar niet in de weg staan, kontgat! Ik lust je rrrrrauw!'
Maar de man herschikt slechts zijn rugzak en begint te lopen, rustig aan, richting trein-entree.  Ik doe ook een stap naar voren. En nog een.
Als je me passeert,  ruik ik je: boos zweet. 'Stinkerd', denk ik. 'Zeker ongesteld. Ofzo!'

maandag 16 juli 2018

DE HOMMEL

Zigzaggend daalt hij af naar de bananenschil. Omzichtig nestelt hij zich bij de kam van de banaan, dat stukje waar die eerst vastzat aan de plant. De schil is omgekruld en al een beetje bruin aan het worden. De hommel blijft zitten, verroert zich niet.
Aandachtig bekijk ik het beestje, dat wollige ronde lijfje en die koper-goud glanzende vleugeltjes. De gelede pootjes. Er zit geen leven meer in, ben ik bang.
'Er zit hier een hommel en het lijkt erop dat hij hier is gekomen om te sterven. Zielig he? We gaan hem redden, Okay? Eigenlijk heeft hij nu een beetje suikerwater nodig maar dat hebben we hier niet. Wacht...'  Ik schroef de dop van mijn Dopper en duw 'm in het zand naast de bananenschil. Schenk een heel klein beetje water in de dop. Duw de dop nog ietsje meer richting de schil. De hommel merkt het op. Als ik mijn hand weghaal, beweegt hij zijn linker voorpootje om te voelen of dat werkelijk water is, in dat gele ding naast hem. Wat hij voelt bevalt hem, hij rommelt richting de dop, stapt over op de rand en beweegt pootje voor pootje om het laagje water heen. Af en toe stopt hij met bewegen en ik denk dat hij dan wat drinkt. Ik weet het niet zeker, maar ik hoop het wel, natuurlijk.
'Weet je wat we kunnen doen? Een hapje van een appel nemen en dat uitspugen. Dan kan hij lekker smikkelen van die appel-brij.' Mijn man voegt direct de daad bij het woord en kauwt snel een hapje appel fijn. Spuugt de smurrie in zijn hand en drapeert dat op de bananenschil. Ook dit merkt de hommel direct op. Hij manoeuvreert terug richting bananenschil en vindt al snel de appel-smurrie. Lijkt er eventjes aan te snuffelen zonder interesse. Maar dan begint hij ineens druk te smikkelen. Verrukt kijken mijn man en ik toe hoe de hommel bezig is zichzelf weer op te kaltefateren. 'Slim beestje, he?' 'Ja. Hij snapt het!'
Als hij uitgegeten is, blijft hij nog heel lang stilzitten. Ik laat 'm maar lekker bijkomen. Af en toe kijk ik weer eventjes hoe het met hem gaat. 'Vermoedelijk is hij aan het uitbuiken en wacht hij tot hij weer genoeg power heeft.'  Dat laat echter heel erg lang op zich wachten. Ik ga maar een stukje wandelen langs de vloedlijn, terwijl mijn man de wacht houdt.
'Hoe gaat 't met 'm,' vraag ik als ik terugkom. 'Prima, moet je kijken joh, hij beweegt steeds meer.' Opgetogen ga ik liggen, bijna met mijn neus tegen de bananenschil. Ja hoor, daar zie ik 'm, vlakbij de kam zit hij en hij rommelt lekker wat af. Ik ben gerustgesteld en ga 'n boekje lezen. Ineens roept mijn man: 'Venus! Kijk!' Nog net op tijd zie ik de hommel opstijgen, als een helikopter die het platform verticaal verlaat. In volle kracht schiet hij omhoog en zwenkt full-swing richting het gezin naast ons. 'Oh neeeee, die hebben een heel grote hond bij zich. Oei.... ik houd mijn hart vast.'  De hommel scheert over de kop van de hond, die in een reflex zijn muil opent. En weer dicht klapt. Mijn hart slaat over. 'Oh!! Nee!!' roep ik. Maarrrr ... mis, de hond hapt mis. De hommel vliegt in volle vaart verder, raakt uit zicht.
'Yeah! We did it!' roepen mijn man en ik en we geven elkaar een high five! En net als we lacherig weer gaan zitten, vliegt de hommel terug, landt weer op de bananenschil. 'Kijk nou. Hij is in gezelschap! Ze zijn met zijn tweetjes! Wat lief! Alsof hij wil laten zien wie hem hebben geholpen!!' Twee hommeltjes op de bananenschil zitten heel eventjes stil. Alsof ze naar ons kijken.  Dan stijgen ze weer op,  tegelijk en saampjes vliegen ze weg. In volle vaart.

dinsdag 10 juli 2018

NAAR HET STRAND

Heel romantisch, al zeg ik 't zelf, mijn idee om te ontbijten in die fijne strandtent. Echt verrukkelijk, zo, met dat mooie zomerweer.
De hele week zijn we vrij en het blijft maar stralend mooi weer,  maar bijna elke dag staat er wel iets te doen op het programma. We komen aan genieten amper toe.
Vandaag komen er mannetjes om de vloer te egaliseren, althans, een paar stukken vloer, niet alles. Tikkie werk, naar het schijnt. Ze komen aan het begin van de middag, dus, dacht ik zo, dan kunnen we 's ochtends nog even erop uit. Toch nog even chillen op het strand.
Na ons vorstelijk ontbijt -  elk 2 croissants, een bakje yoghurt met vers fruit, een glas jus d' orange en een kop cappuccino -  zitten we nog wel even lekker zo, daar op het terras, in de halfschaduw.
Na het afrekenen besluiten we nog een uurtje op het strand te gaan zitten; lekker kijken naar de golven en de mensen om ons heen. We zitten nog maar net of ik hoor mijn phone vanuit mijn tas. Net op tijd vind ik 'm ergens onderin en neem op: 'Met Venus.' 'Goedemorgen met Martin. Spreek ik met mevrouw De Haas?' 'Ja, klopt, maar wie zeg je dat je bent?' 'Met Martin. Ik sta hier voor uw deur maar u bent er niet.' 'Ooooh, kom je de vloer egaliseren. Nu al? Je zou vanmiddag toch pas komen. Dat had BuKe aan ons doorgegeven. Is er iets niet goed georganiseerd?' 'Nee, dat denk ik niet. Kijk, mevrouw,  hier ben ik dus niet blij mee. Ik sta hier namelijk met twee man voor uw deur. En nu bent u er niet.' 'Ja, dat klopt, ik zit met mijn man op het strand.' 'Op het strand?' 'Ja, op het strand. We verwachten jullie vanmiddag pas, dus waren even lekker naar het strand gegaan. Maar, hoe komt het dat je er nu al bent. Je zou vanmiddag komen, daar zijn wij van uit gegaan. Anders waren we thuis gebleven.' 'Nou, voor u hadden we maar een trappetje af te werken en dat was zo gebeurd, he? Daar waren we natuurlijk zo mee klaar.' 'Oh, ja... okay.' 'Dus dan gaan wij meteen door naar onze volgende klant, he. En nu bent u er niet.' 'Tja, dat klopt, Martin. En wat zullen we doen?' Wat zullen we doen, mevrouw? Ik bel wel even naar de BuKe, die moet onze planning maar aanpassen en contact met u opnemen.' We nemen afscheid.
Mijn man begrijpt direct wat voor telefoontje ik zojuist pleegde. Hij is boos! 'Zijn ze nou helemaal belazerd! Ze zouden vanmiddag pas komen. Ik bel de BuKe!' 'Nee, zeg ik, niet doen. Laat ze het maar met elkaar regelen. BuKe belt ons maar.'
We rijden toch maar meteen terug naar huis. Daar staan geen egalisatoren meer voor de deur. Ze zijn weg. Ik ga de was dan maar doen. Mijn man gaat de vloer beneden stofzuigen, voor als ze misschien toch nog komen. Dan gaat mijn phone weer. Peter van de BuKe. Des duivels is hij; wat mij bezielt om naar het strand te gaan, terwijl de mannen zouden komen egaliseren. Weet ik wel hoe druk zij het hebben? 'Ze brengen de extra kosten mooi wel bij mij in rekening!' En nu heb ik de hele planning in de war gegooid. 'Ik moet nog maar zien of ik er volgende week aan toe kom om jullie vloer te leggen. Want voordat ze weer tijd hebben om te egaliseren... blablabla...' 'Zo, je klinkt behoorlijk geërgerd. Wat is er nu eigenlijk niet goed gegaan?' Dan ontstaat een discussie over wat er gezegd zou zijn over hoe laat de mannen zouden komen en dat mijn man had gezegd dat we de hele dag thuis waren. Dat ik nou niet begrijp dat dat niet kan, zomaar weggaan. Vrij abrupt sluit Peter het gesprek af.
Ik ga naar beneden. 'Nou, dat is me ook wat. Die Peter van de BuKe belde, als ik niet zo rustig was gebleven, was het uitgelopen op een telefonische ruzie, joh. Hij klinkt behoorlijk overspannen. Kopje thee?' 'Ja, goed, Venus. Wel gek dat Martin niet even heeft gebeld dat hij toch wat eerder zou komen. Dat zou toch gewoon geweest zijn, dat je doorgeeft dat je wat eerder komt? En niet pas op het moment dat je bij je klant voor een dichte deur staat. We hadden ook gewoon even boodschappen kunnen doen, dan waren we er ook niet geweest.'
Dan gaat mijn phone. Peter. Hij heeft Martin weer gesproken en heeft een goed voorstel: Martin rekent alleen de voorrij-kosten. 'Daar heb je geluk mee, want eigenlijk wilde hij 200,00 meerkosten rekenen voor gemiste inkomsten.' En of ik die voorrijkosten maar wil betalen, suggereert Peter met een toch wel heel dreigende ondertoon. Ik begin nu toch wat geërgerd te raken en geef de phone maar aan mijn man, die tenslotte de afspraken met BuKe had gemaakt. Hij brengt Peter tot bedaren. 'Okay man, bedankt', zegt hij ten afscheid. 'En?' 'Ze bellen me zo.'
Nog geen minuut later belt Martin. Hij is onderweg; had zijn vrije uurtje besteed aan het inslaan van egaliseer-grondstoffen. Voor ons. Geen enkel probleem,  dus. Tien minuutjes later staat hij in de keuken zakken grondstof te legen in een grote bak en begint te mengen met water. Behendig giet hij de vloeistof uit, samen met Edwin, zijn collega.
Na een half uurtje zijn de mannen klaar. We maken gezellig een praatje met ze. Als ze weggaan, drukt mijn man ze een fooi in de knuisten. 'Hey, leuk, gaan we een ijsje van kopen, Edwin!' Dan zijn ze weg. Op naar hun derde en laatste klusje van de dag.

zondag 1 juli 2018

SPORTBROEKJE

Het licht is wit, zo warm is het vandaag. En dat al zo vroeg op de ochtend! Ik tuf in Suze over de Heiligeweg, tassen achterin voor de boodschappen van zo dadelijk. Ik neurie mee met Aretha.
Al van verre zie ik hem aan komen lopen, de lange man. Met zijn hoge zwarte fiets aan de hand, wandelt hij over de stoep rechts van mij. Als ik hem passeer, trekt iets  in hem mijn speciale aandacht.
De benen van de man zijn lang, heel erg lang en heel erg bleek. En best wel dun. Aan zijn voeten - gestoken in grijze, slobberige sokken -  prijken twee flinke sandalen. Bruine. Ik screen verder, want er moet iets anders zijn dat mijn oog heeft gevangen. Die sokken met sandalen zijn het namelijk niet: dat heb ik al zo vaak gezien.  Ineens detecteer ik het. Dat broekje! Dat hoog opgesneden strakke, korte broekje: he-le-maal jaren tachtig! Wauw! Vet retro!
De beste man moet vanmorgen naarstig gezocht hebben naar een korte broek in zijn kast... 'Verdorie, alleen ouwe spijkerbroeken, verwassen ribbroeken en kreukelige pyjama-broeken... maar ahaaa, kijk hier eens! Mijn sportbroekje van vroeger. Kan best nog wel! Leuke kleur, dat lichtblauw. Die rode bies. Toen droegen we tenminste nog leuke korte broeken! Heel wat beter dan die vormeloze, knielange hobbezakken die die jongens van nu dragen.'
En na zijn boterhammetje met gekleurde hageltjes en 'n kopje slappe thee, ging de lange man  op pad. Het eerste stuk fietsend, het laatste stuk lopend, want toen was hij er bijna. Bij zijn moeder, dat moet haast wel, want vlakbij - langs de stoep - staat een rijtje senioren-huisjes.
Ik tuf verder in Suze en schud het beeld van de lange, dunne witte benen en het hoog opgesneden lichtblauwe broekje met de rode bies van me af.

dinsdag 19 juni 2018

BRAINWASH

Om beurten verzinnen we iets, voor elkaar, een uitje, een etentje, een bezoekje aan iets, you name it. Als verrassing, voor de ander. Eens per maand in het weekend. Een mysterie date, zo heet dit. Vast niet nieuw, maar voor mij was het wel een nieuw fenomeen waarover mijn collega laatst vertelde. Ik vond het zo leuk, dat ik het direct ging introduceren, thuis, bij mijn man. Hij voelde er wel voor. 'Ik ga wel iets regelen, ik begin,' zei ik enthousiast.
Dus al een tijdje zoek ik bewust maar ook zeker onbewust naar iets leuks. Concertjes, fietstochten, fijne hotelletjes, lekker eten, stadswandelingen.... Ik zie zoveel maar kan niet kiezen, vind het net niet leuk genoeg allemaal.
Ineens zag ik het voorbijkomen op FB: 'Brainwash, 30 juni, in Amsterdam. Swaab en De Waal in gesprek en discussie over vraagstukken op hun vakgebied.' Yes! Echt iets voor de man en ook voor mij. Echt iets voor ons allebei. Ik heb iets voor onze mysterie date! Ik ging aan de slag, kaartjes reserveren.
Maar eerst maar eens in de agenda kijken of er die dag niets anders gepland is. Een verjaardag of zo, je weet maar nooit. Ik klik en scroll in mijn digitale agenda en vind de datum: 30 juni, Brainwash Amsterdam. 'Huh', denk ik, 'dat is raar: het staat er al. Hoe kan dit nu? Parbleu!'  Ik wik en weeg. Toch maar even met de man over hebben dan?
Ik maak een fotootje van de aankondiging op de website en app het aan de man die beneden in de tuin bezig is. 'Iets voor ons?'  als onderschrift.
Geen respons op mijn app. Ik ga naar beneden, thee zetten. Daar komt de man. 'Hey Venus, brainwash hadden we al geregeld hoor. Wist je dat niet meer?' 'Verrek joh! Vandaar... het staat al in mijn agenda. Hebben we al kaartjes?' 'Ja hoor, een tijdje geleden al gereserveerd, weet je dat niet meer?' 'Wie? Ik! Nee! Egnie! Dat was ik nou echt he-le-maal vergeten!'
Ik ben er stil van: dit moet wel een brainwash geweest zijn. Een soort van dan. Geen echte. Een soort van.... tja. Hoe dan ook: in elk geval tamelijk mysterieus hoe dit zo gebeuren kan.
Maar we gaan dus: 30 juni, naar brainwash. We hebben een date!

donderdag 14 juni 2018

ZENUWEN

De lange fijne naald dringt in mijn wang. Ik voel er nagenoeg niks van, maar ben toch bang en friemel met mijn handen, leg ze beschermend op mijn buik. Het helpt maar matig, mijn zonnevlecht gloeit van ongemak en angst. Heijn, de tandarts loopt even weg evenals Dorien, zijn assistente. Spulletjes verzamelen, voor strakjes. Ik hoor ze het uitstallen op het dressoir achter mij.
Dan gaan ze weer zitten, Heijn rechts van me, Dorien links.  'Zooooo, we gaan beginnen.' 'Ah-ha', reageer ik en slik nog snel, want straks kan dat niet meer zomaar. Ik open mijn mond en staar naar het plafond. Mesje 1, mesje 2, snijden maar, tangetje erbij, beetje wroeten. 'Sloooooorp,' doet Dorien met het zuigertje. Ik ruik een vies luchtje; dat moet wel dat ontstoken tandvlees zijn. 'Ruikt naar snot', denk ik terwijl Heijn alweer andere tangetjes in mijn mond steekt. Nog een heel klein beetje snijden en weg is de viezigheid! Nu begint hij met boren. 'Ghieghieieieie....' Heerlijk, ik voel er niks van door de vette verdoving. 
Steeds als Heijn een ander zilverkleurig dingetje pakt, sluit ik mijn mond en slik snel.  Verbaasd ben ik over al die handelingen! Het zijn er nu al zo'n dertig, terwijl we nog maar halverwege zijn. 'Nog maar, nee, Venus, het gaat snel, bijna klaar', denk ik optimistisch en probeer te ontspannen. Sla mijn benen over elkaar en vouw mijn handen samen, iets hoger, op mijn maag nu. Er zit nog steeds heel veel spanning daar. Zenuwen.
Dorien is weg, ik hoor haar belletjes plegen met patiënten van Teressa, de mondhygieniste. Die blijkt ziek, Dorien verzet haar afspraken. En daar komt ze weer, want nu moet de oude vulling eruit, ze moet helpen. Grote tang erbij. Ik sper mijn mond wagenwijd open en hopla, daar gaat die ouwe kiezel. Direct daarna duwt Heijn het gat vol met vers vulsel. Dan iets met een detectortje met een knipperend lichtje tegen mijn kies. Ik spiek op de klok. Nog zo'n 10 minuten. Wat is die man toch efficiënt; het gaat precies lukken in een half uur. 
Vijlen. Beetje metselen, spateltje erbij. 'Zit je vulling goed zo? Te hoog?' 'Ja, ietsje', slis ik. Nog meer vijlen. Na drie keer is het goed. Het half uur is om. De rugleuning zoeft naar zitstand. 
Opgelucht ga ik zitten. Mijn benen bungelend over de rand. Praat nog even na, stel vragen. Heijn laat me de foto's zien die hij zojuist maakte, als onderdeel van de zenuwbehandeling. 'Vanmiddag goed paracetemolletjes slikken hoor, het kan pijn gaan doen. Over twee weken weer terug, dan gaan we weer verder.' 'Okay, bedankt, tot ziens, tot over twee weken.' Mijn Doe-hoeg! klinkt ruim een octaaf hoger dan normaal. 

vrijdag 25 mei 2018

EEN PERSOON

'Treinverkeer naar Schiphol ondervindt hinder vanwege een aanrijding met een persoon. U wordt aangeraden gebruik te maken van bussen vanaf station Sloterdijk,' vermeldt het bord met vertrektijden.
Net als alle anderen op het perron, lees ik het bericht in stilte. Geen gemopper om me heen op 'die stomme NS die altijd...' Nee, gelaten staan we daar. Velen staan net als ik te bedenken hoe we dan op ons werk kunnen komen, althans, dat denk ik op te maken uit het gedrag om me heen. Eenmaal in de Sprinter gezeten, controleer ik regelmatig NS-reisinformatie en zie dat het bericht ongewijzigd blijft. Ik app naar mijn werk dat ik later kom.
In de treinhal van Sloterdijk, blijkt echter dat we wel verder kunnen met de trein, nee, met de metro. Die brengt ons naar station Zuid, begrijp ik van de vriendelijke werkstudente in NS-kleding. Van daaruit kunnen we verder met de trein naar Schiphol.
Voor de trap naar perron 11, de plek waar ik gewoonlijk overstap, zijn linten gespannen.  Twee breedgeschouderde getatoeëerde mannen, beiden gestoken in NS-hulpverleners-pakken, voorkomen dat reizigers toch de trap naar boven nemen.
Er wordt omgeroepen dat we met de metro naar station Zuid kunnen, maar dat we niet zullen stoppen bij de Van der Vlugtlaan 'omdat daar hulpverleners aan het werk zijn, vanwege een aanrijding met een persoon.'
Weer die stille gelatenheid in de metro. Bij de Van der Vlugtlaan stoppen we ondanks de aankondiging, wel. Daar zijn mannen in gele hesjes op de rails aan de andere kant van het perron aan het werk.  De abrupt tot stilstand gekomen trein vlakbij hen, is leeg. Beneden, onder het viaduct, staan politie-auto's en NS-busjes. Ik denk aan degene die nu de politie aan de deur krijgt. De moeder. De vader. De vrouw of de man. Het kind...
Mensen stappen uit. Mensen stappen in. Langzaam rijden we weg van de plaats waar de trein een aanrijding had met een persoon.

vrijdag 18 mei 2018

IMPOSTER-SYNDROOM

Lachend lopen we op elkaar af, Derya en ik. 'Hey, Venus, wat leuk dat ik je zie!' 'Derya, wat zie je er weer mooi uit!' 'Jij ook, Venus.' We huggen. Drie dikke kussen. Kijken elkaar in de ogen. Big smile. 'Hoe gaat het, Venus. Werk je nog steeds bij Amsterdam?' 'Nee, ben al weer een paar maandjes in Haarlemmermeer aan de slag. Ook leuk, hoor, maar ik mis Amsterdam wel. Volgende opdracht is daar weer. Jij, nog steeds bezig als teammanager?' Ze knikt en vertelt enthousiast over haar huidige klus. Vol bewondering luister ik naar hoe ze het allemaal aanpakt. Wat is ze toch krachtig en clever. En wat goed dat ze destijds zelf koos voor een stap in haar loopbaan en haar baan als adviseur opgaf. Ze was gewoon over-gekwalificeerd voor dat werk, dat blijkt nu wel. Ze is echt een kei-goeie troubleshooter geworden. Ik spreek mijn bewondering uit, vraag door en door. Ze vertelt verder en eindigt met: 'Weet je, ik werk met allemaal superslimme mensen. Daar geef ik leiding aan. Bijna allemaal HBO-ers en academici.' Ze kijkt trots maar ook een beetje verbaasd.  'Herken ik', lach ik. 'Ik denk wel eens: hoe ben ik hier in godsnaam terecht gekomen, tussen al deze slimme, begaafde mensen?' Derya knikt. Even zijn we er stil van, van dit plotselinge besef. Samen stappen we de trein in en daar kletsen we weer verder.
's Avonds, op de terugweg, denk ik er weer aan, aan dat ik al een jaar of wat met zoveel slimme, hoog opgeleide mensen samen werk. En dat ik dat blijkbaar kan. Zachtjes aan dringt het - daar in de die schommelende trein - tot mij door, dat dat best wel een bijzondere en vooral ook heel handige gave is. Maar eigenlijk snap ik zelf niet zo goed, hoe ik het doe, dus kan ik ook niet vol overtuiging zeggen waar 't 'm nou precies aan ligt en wat nou precies die gave is. Een ander zou mij daarom best wel eens wijs kunnen maken, dat ik niks kan. Ik zou 't zo geloven. Of niet? Nee, dat nou ook weer niet...
Onder het eten vertel ik mijn man over het leuke gesprek met Derya en dat ik er pratenderwijs achter kwam dat ik al een hele tijd samen werk met zulke slimme, hoog opgeleide mensen. Dat dat ineens zo tot me doordrong, daar, op het perron. Alsof ik het toen pas zag.
Hij kijkt me nadenkend aan en zegt: 'Weet je wat jij hebt, Venus. Je lijdt aan het Imposter-syndroom.' 'Je bedoelt: het oplichters-syndroom? Dat zou best wel eens kunnen, man. Ik kan echt wel eens denken: wanneer ontdekken ze het nou eens, dat ik eigenlijk niks weet. Niks kan?  Maar ja, de wereld om me heen ziet blijkbaar beter wat ik kan, dan ik zelf. Laat ik het daar maar op houden. En we drinken er nog maar een glaasje op.

zaterdag 5 mei 2018

SLOWMOTION

'We gaan in elk geval op elkaars begrafenis spelen', grappen we als we afscheid nemen bij ons voor de deur. Eerst een hug voor Tom, de percussionist. Dan voor Aart, de bassist en tenslotte voor Han, de gitarist. Daar gaan ze weer, de mannen, na ruim vier uur oefenen met mijn man en mij. In hun auto's volgeladen met instrumenten en versterkers.
'We heten SlowMotion en onze gemiddelde leeftijd is zestig', vulde ik in op het formulier voor het evenement waar we gaan optreden. Lichtjes geflatteerd, dat gemiddelde, het zal eerder rond de 65 zijn, maar goed, zestig maakt ook best al indruk.
Voor elk van ons zeker niet het eerste optreden voor publiek. Alle vijf hebben we in amateur bands gezeten, zo'n beetje ons hele volwassen leven lang. Alle vijf hebben we van die verhalen, die we elkaar vertellen in de pauze tijdens het oefenen. Over geslaagde, maar ook zeker minder geslaagde optredens. Falende apparatuur, brekende snaren, splijtende rietjes, lam-geraakte toetsen, bezopen zangers... Bandjes gedoe, ruzies, boze telefoontjes en van die ondermijnende onderlinge bondjes.  Blazers die altijd een subcultuurtje vormen en 'altijd alles van blad moeten spelen'. Van die ijdele gitaristen die altijd en eeuwig loeihard spelen en tijdens het optreden na elk nummer hun versterker stiekem harder zetten. Onuitstaanbaar diva-gedrag bij de zangeressen.... you name it. Maar ook: over feestend en dansend publiek ('kijk, daar doe je het voor'), de flow van het spelen en niet te vergeten: het nagenieten na een geslaagd optreden. En zeker ook: het gezellige oefenen. Nu bij ons op zolder. Onze prachtige, verbouwde zolder. Vol spulletjes en spullen voor de muziek. Instrumenten, versterkers, standaards, goeie PC's... Gerieflijke stoelen voor Aart en Han. Koffie, thee met koekjes bij de hand. En een wc in de buurt, ja, want heren van een zekere leeftijd moeten best vaak plassen. Ikzelf, het enige meisje van de band,  trouwens ook.
We stonden er weer klaar voor, afgelopen vrijdagmiddag, mijn man en ik. Tom, Aart en Han  beklommen met enige moeite onze twee trappen, instrumenten onder de arm of op de rug. Eerst even iets te drinken schenken. Mijn taak, als gastvrouw. 'Ik heb ons opgegeven voor het evenement van 8 juli en noem ons voor het gemak maar SlowMotion. Een soort werknaam, zeg maar. Kunnen we altijd veranderen, toch?' De mannen lachen terwijl ze snoeren inpluggen en knoppen draaien, trommelvellen strak trekken en papiertjes vol krabbels en akkoorden uit hun broekzakken halen.
'SlowMotion, ja, gehgeh, kan best, ja. Geinige naam.'  'Rijpe Peren, ook een leuke', opper ik. 'Vergeten Groenten', oppert Han. Ik lig in een deuk, zie het voor me: van die gelige, slappe raapsteeltjes of bosjes verlepte snijbiet.
'SlowMotion, houden we het voorlopig maar even op'  zeg ik door de licht galmende microfoon. 'Okay, spelen maarrrrrr. Tom, tik maar af, jongen.' En Tom tikt af!





zaterdag 21 april 2018

ESCHER-TRAPPETJES

'Oeps, ik ga te laat komen... Sorry, nu moet ik echt weg. Eigenlijk had ik er tien minuten geleden al moeten zitten.' Schuldbewust bel ik David, de collega van Financien: 'Hoi, met Venus, je nieuwe collega van HRM. We hadden een afspraak om vier uur maar het liep net uit. Ben ik nog welkom?' 'Tuurlijk, ik wacht op je, tot zo.'
Ik zoek snel de sheets met formatie, bezetting en begroting, zet ze open, koppel mijn laptopje los, duw hem onder mijn arm en spoed mij richting gang. 'Rechtsaf, Venus', lachen mijn collega's achter me. 'Niet links! Maar rechts.' 'Okay, thnxx.' Snel verplaats ik mijn gewicht en zwenk naar rechts.
Zo, nu snel snel, opschieten maar. Arme David, die zit al bijna een kwartier op mij te wachten. Ik snel door de lange hal, ga links af. Deuren zwenken open, woesh, dat is alleen hier, op mijn verdieping, op de tweede van het Tuinhuis. Omdat hier tot voor kort een vrouw werkte die in een rolstoel zat, heb ik me laten vertellen. 'Aha, dat verklaart alles. Weet je dat ik in het begin bij alle gangdeuren in het Tuinhuis op de knoppen naast de deur drukte, omdat ik dacht: waarom zwenken ze niet vanzelf open? Zette ik steeds per ongeluk het licht uit.' 'Haha, die Venus.' 'Ja, en dan hoorde ik uit de kamertjes roepen: 'He, wie zet daar het licht uit?!'
Vanuit de overdekte overbrugging beland ik in het oude Raadhuis. Nou ja, oud. Het is gebouwd in de jaren '80 en dat is te merken. Want toen dacht men anders over contact met de burgers, transparantie of flexwerken. Het Raadhuis is donker, naar binnen gekeerd, er zijn geen kantoortuinen maar kleine bedompte kamertjes. Het is in een kwadrant gebouwd, een soort ringweg om het Tuinhuis heen. 'Het Raadhuis was er eerst, tien jaar geleden is het Tuinhuis gebouwd, op de voormalige patio. In de binnentuin dus. Zou tijdelijk zijn, maar werd blijvend,' vertelde mijn teamleider tijdens de rondleiding op mijn eerste werkdag.
Het Raadhuis voelt voor mij als een ringweg want daar kun je uren rondjes rijden, als je niet op tijd de afslag neemt. Of je belandt in een heel andere wijk dan je dacht. Bij Artis, terwijl je dacht dat je in Zuid zou belanden bijvoorbeeld. Wat het gebouw binnen zo verwarrend maakt is dat de gangetjes kronkelen en soms zelfs in rondjes lopen om kolommen of kamers.
Anyway. Ik loop dus gehaast door deze bijenkorf, nee, deze honingraat. Nee, door dit gebouw dat eruit ziet als de tekeningen van Escher!
'De architect die dit ontworpen heeft... vermoedelijk was hij net doende een geestesziekte te ontwikkelen of zo iets', heb ik al meerdere keren gedacht als ik weer eens drie rondjes om een kolom had gelopen en me dood schaamde voor de collega's die mij - in hun warme, donkere, naar binnen gekeerde kamertjes -  voor de derde keer voor bij zagen lopen.
Nu moet ik van twee naar drie hoog. Ik wist niet dat er een drie hoog in dit gebouw was, dus dat wordt een leermomentje, ik voel 'm aankomen. Drie elf is het kamer nummer. Ik besluit slim te zijn en me eerst een weg te slingeren naar kamer twee elf. Vandaar uit moet het makkelijk zijn, gewoon recht omhoog via zo'n verscholen Escher trappetje  et voilà! Dan  moet ik wel ergens bij drie elf uitkomen. Na enkele minuutjes heb ik zo'n trappetje gevonden! Met grote stappen ga ik naar boven. Dan sta ik in een verlaten trappenhal. Links een deur, rechts een deur. Allebei afgeplakt met zwart plastic. 'Huh, wat is dit nu weer?' Ik probeer door de kieren te kijken of ik daarachter leven zie, maar er is niks te zien. Alles is zwart. De deuren blijken ook nog eens hermetisch gesloten.
Rap daal ik weer af naar de tweede. Enkele slingerpaadjes verder en een Escher-trappetje later gebeurt me precies hetzelfde: weer twee afgesloten deuren op drie hoog. Afdalen maar weer! Via enkele kronkelpaden beland ik uiteindelijk in de Raadzaal. Gelukkig! Daar staat De Bode! En De Bode weet Alles! 'Weet u waar kamer nummer drie elf is?' 'Ja, helemaal aan de andere kant van het gebouw, kijk, daar.'  Als hij met mij voor het raam gaat staan, zie ik dat er aan deze kant van het gebouw helemaal geen derde verdieping is! De afgeplakte deuren van zojuist leiden naar het dak. Weer wat geleerd! Drie elf ligt niet pal boven twee elf! Het ligt aan de andere kant van het gebouw!
'Dankjewel', zeg ik en ren adrenaline-gedreven via talloze kronkelpaden naar de andere kant van het gebouw. Vraag nog even snel een passerende dame of ik echt op de goede weg richting drie elf zit. 'Ja, kijk, daar moet je de trap op.'
Als ik op de derde ben, zie ik Godzijdank direct kamer drie elf. Ik schiet naar binnen. 'Duizend excuses!'  Ik schud David de hand. 'Sorry, ik vind dit echt zo gênant. Ik verdwaal hier de hele dag door.' En ik vertel over mijn avonturen van zojuist. David lacht. Hij is ook nieuw. Werkt hier nog maar een paar maanden. 'Naar het schijnt, duurt het zo een jaar voordat je hier zonder verdwalen de weg vindt, Venus. Maar mijn stappenteller is er blij mee', en hij toont mij het aantal stappen van die dag. Ruim 7000.' Yes, zeg ik, bij mij net zo! 7000 per dag op kantoor!' 'Join the club, Venus.'
Zuchtend ga ik zitten en klap mijn laptopje open, we buigen ons over overzichten met personele bezettingen, formatie en begroting. Kijk, dat begrijpen we tenminste.

zaterdag 7 april 2018

KORTING

‘Bent u toerist?’ ‘Ja’, knikken we. ‘Dan kunt u een toeristenkaart krijgen. En met die kaart krijgt u bij elke aankoop tien procent korting. Wilt u er eentje?’ ‘Nou, vooruit dan maar, laten we eens gek doen, zeggen we tegen elkaar.’ ‘Si, por favor’, zeggen we tegen de tassen-verkoper van El Corte D’Ingles. ‘Dan wacht ik even met afrekenen, haalt u eerst uw toeristenkaart maar.’
We voegen de daad bij het woord en lopen naar een balie achter de afdeling met parfum en make-up. De dame die ons aan de kaart helpt, spreekt perfect Engels. ‘Hij is vijf dagen geldig en als u iets koopt, gaat er tien procent van de  vorige aankoop af.' 
We gaan terug naar de tassen-afdeling, alwaar ik kies voor tien procent korting op de rode rugtas. Niet op het portemonneetje, die kost nog geen tientje. De tas is beduidend duurder. De verkoper krijgt het helemaal warm van de ingewikkelde transactie op de kassa en het andere apparaatje voor de toeristenkaart. Na een kleine vijf minuten toont hij mij de kassabon voor de tas en de aparte bon voor de verrekening van de korting. Plus ook nog de kassabon van het portemonneetje, dat hij apart afrekenende. Hij houdt zijn vinger onder de korting. ‘Kijk, dit krijg je de volgende keer terug.' ‘Gracias’, lachen we en verlaten El Corte weer.
‘Dus, als ik de volgende keer hier weer iets koop, als toerist zijnde, gaat er tien procent van negen euro vijf en negen af? Nog geen euro. Nou, vet zeg. Ik denk niet dat ik daarvoor terug kom om hier iets duurs te kopen.’
De rest van de week komen we niet meer in El Corte. We bezoeken andere winkels en zelfs andere stadjes en dorpen, waar ze helemaal geen El Corte hebben.
Zo’n dag of acht na de aanschaf van de toeristenkaart, bezoeken we echter El Corte weer. Het is onze laatste vakantiedag, morgen weer naar huis,  dus kopen we cadeautjes voor ons zelf. Als aandenken. Ik een eau de toilette met de geur van sinaasappelbloesem. ‘Ruik eens, de geur van de Sevilla.’  Zo heet het luchtje ook, zie ik op de verpakking.
De verkoopster vraagt naar mijn El Corte toeristenkaart. Ik weet dat hij is verlopen. ‘Maar, ach wie weet doet hij het toch nog,’ mompelen mijn man en ik tegen elkaar.
Ik overhandig dus mijn verlopen toeristenkaart. De verkoopster rekent eerst het geurtje af en houdt direct tien procent korting in.  Om de korting te valideren, haalt ze daarna mijn toeristenpas door het apparaatje. Geen sjoege. De verkoopster kijkt verbaasd. ‘Eens kijken wat er nu gebeurt…’ lispelen we. Weer haalt ze ‘m erdoor; weer geen pukkel. Wij mompelen tegen elkaar, dat het gek is dat het apparaat niet aangeeft of de kaart nog wel geldig is. Nu moet zo’n verkoopster maar raden wat het euvel is. Zij wrijft inmiddels mijn kaartje driftig over de mouw van haar colbertje,  ademt erop en wrijft nog eens. Weer geen succes. Het apparaat reageert niet.
De verkoopster haalt haar collega’s erbij, een blonde en een roodharige. De blonde pakt de toeristenkaart van haar over en haalt ‘m er door. Weer niks. En nogmaals. ‘Nou zeg, dat is me ook wat...’maar dan in het Spaans. Dan richt de verkoopster zich tot mij en legt in het Spaans uit dat mijn kaart het niet meer doet - ze weet ook niet hoe het komt -  en dat ik maar een nieuwe moet halen. ‘Ah’, zeg ik, ‘okay’. Snel loopt ze voor me uit en ik drentel achter haar aan naar de balie achterin, alwaar een wederom perfect Engels sprekende medewerkster een nieuwe toeristenkaart geeft. En een bonnetje overhandigt waarop staat dat ik bij een eerstvolgende aankoop tien procent korting krijg. Het is het kortingsbedrag op het flesje eau de toilette. Het bedrag dat ik zojuist ook al terug kreeg.
Met een big smile loop ik terug naar mijn man. ‘Zeg, als ik nu nog iets anders koop, krijg ik weer dat bedrag terug dat ik net ook al terug heb gekregen.’ Hij knikt en kijkt op zijn horloge. ‘Zeg Venus, wat denk je. Het afrekenen van dat geurtje nam ongeveer een kleine twintig minuten in beslag en er zijn zo’n vier mensen mee bezig geweest. En ik heb hier ondertussen aardig wortel staan schieten. Laten we lekker naar buiten gaan, het zonnetje weer in.’

We verlaten El Corte en gaan naar buiten. Ik snuif. ‘Heerlijk, ruik je dat? Sinaasappelbloesem.’  

maandag 2 april 2018

BEVANGEN

We lopen door de stad en volgen gewoon de rest. De jonge ouders met kinderen in witte jurken en capes en de mannen en vrouwen met de groene puntmutsen. Ook in lange jurken met capes. De keurige kerkelijke mannen in pak met stropdas, de jonge jongens in driekwart broek met blazer, hun haar in een zijscheiding gekamd met een dot brylcream.
En voor we het weten staan we voor een prachtig oud kerkje in een wijk in Sevilla. De parochianen verzamelen zich hier. Keurig geklede mensen zijn het, jong en oud. De pastoor met zijn lila mutsje en dito cape komt naar buiten, omringd door mannen in pakken, ze houden elk een zilveren staf vast.
Veel geklets en omhelzingen onder de mensen. 'Zien en gezien worden', zegt mijn man. Ik knik. 'Ze hebben alleen erg in elkaar, we kunnen rustig foto's van ze maken, ze merken ons helemaal niet op.'
Het is Semana Santa, de week voor de Paasdagen. Elke dag is er een processie, ook vandaag, op Goede Vrijdag. Het is de derde deze week die we van nabij meemaken. De eerste in Merida, een stadje in de Extremadura, de tweede in Cadiz, een stad aan de zuidkust en deze, de derde, is in Sevilla.
We weten inmiddels hoe het werkt. De fanfare verzamelt zich. De mensen die meelopen in de processie stellen zich op in een lange rij tussen de hekken, kleine kinderen in jurkjes die snoepjes uit gaan delen staan bij elkaar;  jongeren en volwassenen met puntmutsen die hun gezichten bedekken staan bij elkaar. Ze beginnen te lopen als de muziek begint. Deze keer dragen de volwassen processie-gangers geen schoenen. De meesten lopen blootsvoets, sommigen op sokken.
Processie marsen speelt de fanfare. Hard en gepassioneerd. Veel koper.
Een donderende trom klinkt vanuit een andere straat. Bom. Bom. Bom. Opzwepend. Iedereen kijkt tegelijk die kant op. Daar gaat het gebeuren.
RTV Andalusie staat ineens vlakbij me, op de stoep, de reporter, een mollige vrouw, leunt tegen het hek, schikt haar rode krullen en stift snel haar lippen. Zegt iets tegen de cameraman. Ik voel de lading nog meer toenemen. Blijkbaar weten de mensen dat het zover is: de baar komt eraan. De trom klinkt nu heel dichtbij. De reporter begint haar verhaal, de cameraman filmt en ja hoor, achter haar zie je de baar verschijnen, ze komen de bocht om.
Het is niet, zoals ik had verwacht, Jezus. Het is Maria. Het beeld staat op een rood fluwelen kleed dat over de baar is gedrapeerd. Gouden staanders en gordijnen van brokaat vormen de baldakijn. Voor het beeld staan honderden grote lange kaarsen, boeketten van witte bloemen in zilveren bokalen. Om de dertig a veertig meter stopt de baar, dan kunnen de dragers rusten. Als de trom weer begint, lopen ze verder.
Mijn man staat aan de overkant en maakt foto's. Ik maak ook foto's met mijn mobieltje. Mensen stoten nu tegen me aan, duwen me bijna omver om maar mee te kunnen lopen, gelijk op met de baar. Ik moet moeite doen om te blijven staan. Ze hebben alleen nog maar oog voor haar, voor Maria.
Aan de overkant van de straat staat een jong stel op balkon. De vrouw heeft een bakje in haar handen. De jongeman staat als in trance. Als de baar onder zijn balkon is, pakt hij bloemen uit het bakje en werpt ze naar Maria. Hij roept haar. Slaat een kruis. Ik zie een grote emotie over zijn gezicht trekken. Hij geeft een snik, bloost en wordt bleek tegelijk. Het raakt hem diep in zijn hart. Hij is bevangen. Hij veegt over zijn gezicht, zijn betraande ogen. Zijn armen langs zijn lichaam nu. Hij wil nog iets doen en weifelt. Dan pakt hij nog een paar bloemen en gooit ze weer in een grote boog naar Maria. Roept weer iets naar haar. Daarna blijft hij staan, in zichzelf gekeerd. Zijn vrouw opent de balkondeur en gaat naar binnen. Hij stapt achter haar aan en sluit de deur.
Dan raakt de baar uit zicht, verdwijnt achter de bomen, achter de huizen. Mijn man steekt over. De cameraman zet de camera uit, de reporter bergt haar microfoon op. Samen lopen ze voor ons uit naar hun auto.