zondag 29 november 2020

LEILIJN

'Goedemorgen, ik ben op zoek naar wierook. Ik zag dat u dat verkoopt, er staat een kast vol in de etalage. Maar nu ik binnen ben zie ik dat ik niet bij die kast kan komen.' De dame aan de tafel midden in het volgepropte winkeltje, kijkt op van haar phone en zegt: ' Even wachten, hoor, even dit afmaken. Anders ben ik al mijn tekst straks nog kwijt.' Ik knik begrijpend en blijf geduldig wachten terwijl zij haar tekstje af typt. 

Dan staat ze op en wurmt zich tussen de etalage en de vakkenkast vol met pakjes wierook. Pakt een potje met een mengeling van kurk- en koffiepulp en zet dat bovenop de kast. 'We gaan eerst ruiken', zegt ze, 'en tussendoor moet je steeds even aan dit potje ruiken.'  Met moeite beweegt ze zich tussen de etalageruit en de kast; ze is al niet zo slank en dan ook nog manoeuvreren op de vierkante 30 centimeter, ik geef het je te doen. 

Dan komt ze aan met een drietal pakjes wierook. 'Je moet elk pakje eerst ruiken.  Dan weet je wat bij je past. Doe je ogen maar dicht, dat werkt het beste.'  Gehoorzaam sluit ik mijn ogen en ruik aan het pakje dat ze voor me houdt. Ik moet zeggen of ik het wat vind. 'Mmm, deze ruikt wel lekker fris, die wil ik wel. Ik wil er in totaal zes,' zeg ik. Voordat ze het tweede pakje voor mijn neus houdt, moet ik eerst met mijn snufferd boven het potje met prut hangen. 'Dat heeft een neutraliserende werking, anders raken alle luchtjes door elkaar, kun je het niet goed meer onderscheiden', zegt de dame. 'Oooh ja, begrijp ik,' zeg ik. Dan volgen er nog een aantal doosjes wierook. Ik krijg onderwijl een beetje last van gedachten als: 'Wat sta ik hier in Godesnaam te doen, ik wilde alleen maar wierook kopen, nu sta ik hier al een kwartier aan pakjes en een potje prut te snuffelen.' 

De volgende zes pakjes zijn allemaal niet naar mijn zin. 'Te zwaar; oeh, nee, te scherp; nee, te nikserig.'  De dame wordt er zichtbaar een beetje nerveus van. Onderwijl komen er weer gedachten op zoals: 'Laten we een beetje opschieten. Waarom weet ik niet meer hoe mijn favoriete wierook luchtje heette, dan kan ik dat gewoon vragen. Volgens mij was het patchoelie ofzo.  En Musk. Van die jaren '70 luchtjes, daar houd ik nog steeds van.' 'Kijk', zegt de dame, 'weer nieuwe luchtjes.' Ik beweeg al met mijn neus naar het pakje maar nee, dat is niet de bedoeling. Eerst moet ik met mijn neus die koffie-prutlucht insnuiven, pas dan mag ik verder. Omdat ik nu wel eens wil opschieten en zij een pakje patchoeli onder mijn neus houdt, zeg ik: 'Aaaah patchoeli, dat vind ik altijd zo lekker.' 'Ja haaa, lacht de dame nu geheimzinnig, 'ik hoorde een stem die zei: 'Je moet de patchoeli pakken.' ' 'Echt waar?'  Ze bloost en knikt van: 'Echt waar'. 

Inmiddels heb ik er zo'n zes bij elkaar besnuffeld. Ik pak het stapeltje van de kast en zeg: 'Zo, ik heb er genoeg hoor. Laten we gaan afrekenen.'  De dame wurmt zich tussen kast en ruit uit en gaat bij de tafel in het midden staan. Ik onderwijl pak mijn knip en haal mijn pasje eruit. ' Oh nee hoor, dat kan hier niet. Je kunt niet bij mij pinnen. Je moet weten, er loopt hier een leilijn door de winkel.'  Terwijl ze dat zegt kijkt ze me indringend aan. 'Maar dat zegt je misschien niet zoveel?' 'Jawel hoor', zeg ik, 'dat zegt me wel wat. ' 'Nou, dat betekent dus dat het pinapparaat het niet doet. De directeur van de ING snapte er niks van, maar uitgerekend hier doet het pinapparaat het dus niet, door die lei lijn.'  'Okay, maar dan moet ik even geld opnemen bij de flappentap. Waar is de dichtstbijzijnde?' Ze verwijst me naar de boekenwinkel waar ik notabene net ben geweest: zo'n tien minuten lopen hiervandaan. 'Nee', zegt een andere klant, 'die heeft die service toevallig sinds deze week niet meer. Je moet nu naar de Dekamarkt, tenminste, naar de sigarenboer daar tegenover.' 'Wat', zeg ik, 'dat is aan de andere kant van het dorp?!' 'Ach', zegt de dame, 'dat is tien minuutjes lopen.' 'Nou', denk ik, 'dat is twintig minuutjes lopen en dan moet ik daar nog wachten, geld opnemen en dan weer terug.' Ik heb geen zin in dit, merk ik inmiddels aan mezelf. Eerst was ik al bijna aan half uur gedwongen te snuffelen en snuiven, nu moet ik van deze dame maar even naar de andere kant van het dorp geld ophalen omdat hier een leilijn zou lopen. 

'Ik ga', zeg ik, 'ik kom zo wel terug.' 'Ja, goed', zegt de dame. 'Laat je bos bloemen hier maar liggen, daar let ik wel op.' 'Nou, nee hoor, die neem ik wel mee. Tot straks', zeg ik. 'Tot nooit meer ziens', denk ik en wandel de deur uit. Achter me hoor ik de dame alweer druk in gesprek met een nieuwe klant. Op de tafel liggen zes pakjes wierook. 

dinsdag 17 november 2020

IN DE EETZAAL

'Goedemorgen, wat is uw kamernummer en wat is uw naam?' 'Driehonderzeventien, Eleveld, maar moet u dat nog vragen?'  'Wat bedoelt u mijnheer?' 'Nou, we waren hier eerder, toch? Dat weet u toch nog wel?' 'Nee.' 'Ach, hoe bestaat het?! Ik ben van de soja-yoghurt, u weet wel, we waren hier in februari en wilden soja-yoghurt. Dat was er niet, dus heeft u het speciaal voor ons besteld. De volgende ochtend was het er.' 'Mijnheer, dat onthoud ik niet allemaal hoor.' 'Nou, u bent het vergeten?' 'Ik zie hier elke week zo'n duizend mensen, die onthoud ik niet. U kunt daar gaan zitten. Wilt u alvast reserveren voor de lunch?' Bedremmeld lopen de man en zijn eega naar de ontbijttafel voor het raam. 

'Mijnheer, mijnheer!' 'Ja mevrouw?' 'Welk knopje is voor de cappuccino? Deze?' 'Ja, die.' 'Ik ben mijn leesbril vergeten, ziet u. Dank u wel.' 'Graag gedaan.' Ze tapt twee kopjes cappuccino, de vijftigplus mevrouw in haar badjas, en brengt 'm naar de ontbijttafel vlak bij ons. Daar wacht haar man op haar. Ze zet omstandig het kopje bij zijn bord, pakt een zakje suiker voor hem en zet een lepeltje in zijn kopje. Na ongeveer tien minuten loop ik naar het koffie-apparaat en druk op het cappuccino knopje. Eerst een voor mezelf, dan een voor mijn man. 'Is dat het knopje voor de cappuccino?' hoor ik achter me. Ik draai me om. Daar staat het vijftig-plus mevrouwtje zonder leesbril. 'Ja, klopt het middelste knopje is voor de cappuccino.' Ik pak snel mijn kopjes en loop naar mijn ontbijttafel. 

Twee vijftig plus dames, ja, dames, want ze ogen een beetje deftig, staan samen te wachten. Ze kijken voortdurend naar elkaar en maken grapjes, eerst de een, dan de ander. Alsof het twee tienermeisjes zijn, ze moeten echt overal om lachen. 'Dames, uw kamernummer en uw naam, alstublieft.' 'Honderdvijf, De Goede', antwoordt een van de twee. Zelfs dit leidt tot een onbedaarlijke giechelbui. 'Wilt u alvast reserveren voor de lunch?' 'Ach, nou, graag, mag ik de lunchkaart alvast zien?' Een beetje gekunsteld bestudeerd de een de lunchkaart, terwijl de ander het pleintje vol tafels met ontbijtpullen oploopt. De ander volgt en bergt de lunchkaart op in haar schoudertas. Vol aandacht volg ik ze. Nu ze niet meer samen oplopen, maar elk voor zich broodjes en beleg vergaren, zijn ze stil gevallen. Ze kiezen voor een zitplaats ver bij ons vandaan. Terwijl ze zich installeren moeten ze weer overal om lachen. 

Als een wervelwind betreden ze de eetzaal. Ik heb ze niet eens zien binnen komen, zo lichtvoetig en wervelend. Een jongedame uit de gegoede klasse, dat zie je zo aan haar houding - rechtop, slank, haar in een losse knot, afstandelijk, ze kijkt alsof ze het volk overziet - met  haar hippie-vriend, althans, hij heeft lang wild haar, een baard en hij draagt een jaren zeventig oversized batik-hemd. Ze nemen plaats vlak bij ons, gaan snel weer staan, plukken allerlei hapjes van de tafels en leggen die op hun borden. Gaan weer zitten en starten een conversatie op luide toon. Wonderbaarlijk genoeg spreken ze nederlands en engels door elkaar. 'Waarom dat nu toch', vraag ik me af. Ik bedoel, als je niet wilt dat omstanders je verstaan, praat je toch gewoon wat zachter? De jongedame pakt haar dagboek en gaat in zichzelf gekeerd zitten schrijven. Haar hippie-vriend zit er wat stilletjes bij, roert in zijn theekop en gaat dan pal naast haar op de bank zitten. Hij dringt zich een beetje op. Zodra ze stopt met schrijven, pakt hij haar hand vast en streelt haar vingers. Ze schuift tegen hem aan en legt haar hoofd tegen zijn schouder. Zo zitten ze daar, als twee acteurs die elk hun  hoofdrol spelen in hun eigen film. 

'Wat heeft u daar nu voor een drankje?' Ik til mijn glas op en zeg: 'karnemelk met jus d'orange. Een heerlijke frisse mix.' 'Wel wat weinig jus d' orange', zegt hij terwijl de serveerster langs loopt. 'Genoeg voor mij', zeg ik, en neem een slok om daarna verder te genieten van mijn salade. De man richt zijn aandacht nu op de tafel rechts van hem en vraagt wat zij daar nu eten. 'Flammenkuche.' 'Flammenkuche?' 'Ja', antwoordt de vrouw, 'dat zijn een soort heel dunne belegde pizzabodems. Lekker, joh.' De man bestelt flammenkuche en karnemelk met jus d' orange voor zijn vrouw, zelf moet hij nog even denken over wat hij wil. Daarna richt hij zich tot zijn eigen dame tegenover hem aan zijn eigen tafel. Gespreksonderwerp is het nieuwe huis, dat klaarblijkelijk net gekocht is en helemaal opgeknapt moet worden. Zijn vrouw kent hem de rol van projectleider toe - 'jij bent van de grote lijnen, he' - en zichzelf van de interieur- en tuin-styliste. 'Ik weet dat ik een terras wil en bij het koetshuis moet ook zoiets komen, maar hoe...' verzucht ze. Haar man reageert niet op haar vraag. Eten en drinken worden geserveerd. De vrouw tast toe. Ze babbelen verder. 'Kijk', zegt hij ineens, 'ik weet precies hoe ik het wil en als je het anders gaat doen, dan wil ik dat wel graag weten. Ik wil precies weten wat je gaat doen, maar ook vooral waarom je het anders gaat doen, okay?' Wij zijn klaar en staan op. Nu kan ik naar de vrouw kijken. Ze kijkt haar man met grote ogen aan, haar gezichtsuitdrukking is verstard en ze zit stokstijf stil, een beetje schuin hangend in haar stoel. 'Mag ik een glas rode wijn', vraagt ze aan de serveerster. 

De man kijk ik op de rug, de vrouw zie ik en face. Mooie zwarte krullen heeft ze en een poppengezichtje. Ze draagt dure kleren, zit rechtop en als ze praat, kun je het goed verstaan. De man zit ietsje gebogen en als hij al iets zegt, hoor ik hem niet. De vrouw babbelt met de ober. 'Of hij thuis ook wel eens van die heerlijke gerechten maakt.'  Een beetje weifelend vertelt hij van wel. 'Ja, dat heb ik thuis ook wel eens gemaakt, ja.' Ze reageert met een kwinkslag, de ober glimlacht, vertelt over het nieuwe gerechtje dat hij opdient, wenst ze smakelijk eten en gaat weer naar de keuken. Na een klein halfuur dient hij de vrouw met het poppenkopje en haar man het hoofdgerecht op. 'Of ze er een glas wijn bij kunnen krijgen', vraagt de vrouw. 'Het spijt me, maar het is acht uur geweest. Na achten mogen we geen drank meer schenken.' De vrouw wordt rood van boosheid. 'Wat', zegt ze, 'dat is toch niet in orde? Eerst worden we heel laat ingedeeld voor het eten, vervolgens is het te laat voor ons om nog een glas wijn te bestellen?' 'Tja', zegt de ober en hij legt de regels nog maar eens uit. Daar heeft de vrouw geen boodschap aan. Ze wil net opnieuw fulmineren als mensen van de tafel links van haar vriendelijk uitleggen dat het echt niet kan, na acht uur drank schenken. De vrouw met het poppenkopje bindt in. Haar man mompelt iets tegen haar, ik zie dat hij zijn schouders optrekt. Zij steekt haar mes in de biefstuk en snijdt er een stukje van af.