donderdag 24 december 2020

PAKKETBEZORGER OP KERSTAVOND

Terwijl we kijken naar die docu over de verderfelijke invloed van social media - je bent 'n  product als gebruiker, een product dat de hele dag wordt gemeten op basis van algoritmes,  je wordt een soort van gehersenspoeld en verslaafd gemaakt aan al die bliepjes en berichtjes - hoor ik achter mijn huis de pakketbezorger inparkeren. 

'Weet je', zeg ik tegen mijn man, 'dat geluid van die pakketbezorgbussen is inmiddels net zo verslavend als de bliepjes uit je phone. Zit ik op de bank en hoor ik zo'n busje aan komen rijden, dan strek ik mijn nek om te kijken of hij bij ons achter stopt. Omdat ik denk: 'Misschien zit er wel een pakje voor ons tussen. 'Terwijl dat negen van de tien keer helemaal niet het geval is. We zijn nog net niet gehersenspoeld door die pakket-bezorgdiensten, of eigenlijk de bol punt com's en consorten, maar het begint er aardig op te lijken, toch? ' 

Mijn man humt en kijkt stug door naar de docu. Ik hoor iets in de voortuin. Voetstappen. Gerommel aan mijn schuurdeur. Yes!! Het langverwachte Kerstcadeau wordt bezorgd. Ik had uit voorzorg al een briefje opgehangen aan de brievenbus: 'Beste pakketbezorger, het pakje mag je in de schuur leggen, groetjes, Venus.' Dus dat doet hij natuurlijk, nu. Dit scheelt tijd, zowel bij de bezorger die - zoals ik laatst hoorde per dag zo'n 130 adressen langsgaat - als bij mij, want vaak zit ik net op de wc of op zolder en dan hoor ik de bel. Of ik hoor de bel juist niet omdat die altijd stuk is. Maar dan hoor ik wel - net te laat - die voetstappen en het gerommel in mijn voortuin. Voordat ik dan mijn billen heb geveegd, heb doorgetrokken etc etc en/of naar beneden ben gespoed, is de bezorger alweer vertrokken. Met achterlating van het pakket. 

Want, ja, tegenwoordig laten de bezorgers het pakket gewoon in de voortuin liggen als je niet snel genoeg open doet. Vorige maand, toen we een lang weekend weg waren, is er een heel groot pakket - een broodbakmachine - bezorgd en omdat we niet thuis waren, heeft de bezorger het pakket in de tuin laten staan. Weliswaar ietsje verscholen achter een grote plantenbak, maar toch. Het heeft drie dagen in de regen en mist gestaan. Gelukkig is het niet gepikt of aangetast: we hebben inmiddels al vier zelfgebakken broden verorberd. 

Anyway, mijn langverwachte Kerstcadeau voor de man is bezorgd en ligt netjes in de schuur. Ik breng het snel naar boven en schuil het daar op. Beneden gekomen ga ik naast de man zitten om weer verder te kijken naar die docu over verslaving aan social media. Ineens hoor ik een zwaar grommend geluid in mijn voortuin. Ik buig iets naar voren en zie een groot wit vlak zo'n beetje schuinsweg in mijn tuintje staan. Ik sta op en doe een stap naar voren en zie dat het een grote, hoge witte bus is.  'Het is de pakketbezorger, moet je eens kijken, joh. Hij staat gewoon half in onze voortuin!!'  Mijn man staat nu naast mij.  Samen lopen we naar het aanrecht voor het raam en hangen naar voren om het gedoe te aanschouwen. 

We zien de bus alle kanten op schudden. Wat is er gaande? Ik kan het niet helemaal direct bedenken: hij schiet een stukje naar voren, staat stil met ronkende motor, grote grijze uitlaatdampen verspreidend in mijn tuintje, dan schiet hij met een ruk naar achteren en rijdt daarbij ietsje omhoog, over iets heen. 'Verdomme, joh, hij zit klem met die kar en rijdt zo dwars over ons rotstuintje heen! Moet je zien, wat een zak tabak!!'  Alsof hij mij heeft horen schelden, geeft de pakketbezorger nu echt volgas, rijdt nog een keer over mijn rotstuintje heen en schiet dan links en rechts wiegend met die hoge grote bus, over de horizontale wegversperring langs de stoep de straat op. 'Tjeeeeeezus, wat een aso!! Mijn tuintje!!!' Ik vlieg naar buiten en bekijk de schade. Raap de rotsjes die de pakketbezorger in zijn vlucht mee nam op en leg ze weer terug daar waar ze horen. Tussen de tijm, de nog bloeiende Magrietjes en de vetplantjes. 

'Ik ga meteen een klacht indienen, wat een gedrag, zeg!' Ik klik het 'Uw pakket is bezorgd om 22.10 uur'- mailtje open en zoek naar een linkje naar de klachtenafdeling. Vind 'm niet. 'Joh', zegt mijn man, 'moet dat nou? Moet je kijken, die arme stakker is na tien uur 's avonds nog aan het bezorgen. Dat is toch zielig? Wie weet werkt hij vandaag al 15 uur achter elkaar!'  'Ja, dat is waar, eigenlijk zou hij voor acht uur komen,  wat al laat is, maar hij had het waarschijnlijk zo idioot druk, nu, met al die kerstpakjes. Toen werd het later en later. En hij wil natuurlijk ook gewoon nog een klein beetje op tijd thuis zijn, bij zijn gezin. Arme stakker. ' Ja', zegt de man,  'die wil natuurlijk Kerstavond vieren met zijn vrouw en kindertjes.'  

Beschaamd klik ik de mail weer dicht, schuif tegen mijn mannetje aan en samen kijken we weer verder naar die docu over verslaving aan social media. 



zondag 13 december 2020

DAKLOZE KAUTJES

We hebben ze hun huis afgenomen. Hun veilige onderkomen. Ze hebben niks meer, geen dak boven hoofd, geen warm bedje van bladeren en stro en geen schuilplek en uitkijkpost meer. 

Elke ochtend bij het krieken van de dag klinkt er een luid gehamer boven mijn hoofd. Dat duurt al een maandje of drie. Eerst dacht ik dat de buren aan het klussen waren. Ik vroeg me af waarom ze alleen 's ochtends vroeg aan het timmeren waren. Waarom ze na een klein uurtje weer stopten. Misschien omdat rond negen uur de eerste klanten van de buurvrouw kwamen om hun haar bij haar te laten knippen? Ik kon het niet goed plaatsen. Totdat ik vanuit mijn warme bedje nog eens goed luisterde. Ik spitste mijn oren en focuste me op de bron van het geluid. Waar kwam het vandaan? Ik concludeerde dat het heel dichtbij was, boven het plafond van de slaapkamer zo'n beetje. En het kwam niet van binnen, maar van buiten. 

Ik stond op en keek door het raam de tuin in. Daar zag ik niks bijzonders. Toen verlegde ik mijn blik naar de bomen aan de rand van de tuin. Een paar musjes en twee koolmeesjes rommelden door het gebladerte. Dat kon het ook niet zijn. Toen werd mijn aandacht getrokken door twee verenpakken linksboven. De staarten van twee Kautjes! Ze staken uit over de dakgoot. Ik opende het raam, stak mijn hoofd naar buiten en keek omhoog. Twee zwarte gevederde staarten staken parmantig over de rand van de dakgoot. Ze hadden geen erg in mij, zo geconcentreerd als zij aan het hakken waren met hun snavels. 

'Parbleu, er zitten twee Kautjes. Die maken dat lawaai. Ze hakken met hun snavels op het nieuwe rastertje in de goot! Ze kunnen er niet meer bij en dat was altijd hun woning, daar op de hoek. Aaaah, we hebben ze hun huis afgenomen! Wat zielig. En nu hebben ze geen plekje meer om te leven. Arme Kautjes.' 

Drie maanden geleden kregen we een nieuwe dakgoot aan de achterkant van het huis. De vorige was lek en bij elke regenbui openbaarde zich een waterval. Het water stortte rechtstreeks vanuit het lek de tuin in. Wat aldaar weer ontaardde in grote plassen water en verzakkende tegels. Het kostte wel even wat, maar we besloten dat een nieuwe dakgoot onontbeerlijk was. 'De kost gaat voor de baat uit', zeiden we tegen elkaar. 'Want als we dit laten voortduren, verzakt onze tuin en moeten we die weer ophogen. En misschien stroomt er wel water ons huis in en maak dan je borst maar nat. Want dan zijn we nog verder van huis.' 

Dus we regelden een nieuwe dakgoot. 'Wilt u er een rastertje in zodat de vogels niet meer via de dakgoot onder het dak kunnen komen', vroegen ze vooraf. We antwoordden dat we dat wel wilden, want bij de aanleg van onze dakkapel jaren geleden, vertelde de aannemer dat de isolatie deels was weggepikt door vogels die via de dakgoot onder ons dak kropen. Dat wilden we niet meer, dat de isolatie werd vernaggeld.

We zijn blij met de nieuwe dakgoot. Geen Niagara waterval meer in onze achtertuin. Maar nu worden we dus elke ochtend wakker door het getimmer van twee Kautjes die hopen dat ze ooit het rastertje kunnen vernielen met hun grote snavels. Zodat ze hun huis weer in kunnen. Vermoedelijk blijven ze dit nog jarenlang doen. Volhouders zijn het. Dakloze volhouders, dat dan weer wel. 


zaterdag 5 december 2020

RODE ROZEN VOOR MAMMA

Ze staan daar zo ... met zijn vieren, heel dicht bij elkaar, zo vermoeid te zijn. Twee vrouwen voor, dicht bij de emmers vol bloemen en daarachter staan nog een vrouw en een man. Er hangt een grijze wolk om ze heen. Een wolk van verdriet. Ik zie in een oogopslag wat er net met ze is gebeurd. 

In het twinkelende licht van de kerstlampjes en de weerkaatsende versiering, stap ik rond tussen de uitgestalde bossen bloemen. Op zoek naar een paar mooie bossen voor mezelf, liefst in een zachte pastelkleur. Een bos met lange stelen en een bos met middellange stelen zoek ik. Zodat ze in die vazen kunnen op de koffietafel: de een  - de hoge - is van donkerblauw glas, de ander is van ijs-blauw glas. 'De kleur van IJsland', zei iemand eens. Ik vind wat ik zoek. ' Daar maak ik een mooie compositie van', denk ik en ik pluk twee bossen rozen uit de emmers. Een bos lange roze rozen en een bosje kortere lila rozen. 

Naast me is het viertal in gesprek. Ze praten heel zachtjes, met vermoeide stemmen. 'Dan kunnen we ze mooi naast mamma zetten, dan kan iedereen er een uit de vaas pakken als ze langs lopen.' De rest humt, is het er mee eens. 'Wat zullen we voor bloemen doen. Mamma houdt van rode rozen. Zullen we die doen?',  en ze wijst naar de rode hoge rozen vlak naast de roze die ik net pakte.  Terwijl ik nog verder zoek naar wat groen voor in de boeketten, voel ik de sfeer rond de vier mensen naast mij. Ze verkeren in hun eigen bubbel, zijn volledig op elkaar gericht en merken volgens mij niks en niemand op. Hun jassen hangen verdrietig om hun vermoeide lijven. Hun gezichten zijn grauw, alle vier hebben ze wallen en donkere vegen onder hun ogen. Ik denk aan de dag dat mijn schoonvader overleed. Diezelfde middag nog liepen wij ook zo, over ditzelfde plein. Boodschappen te doen, voor het bezoek en ook wij gingen naar deze zaak om alvast bloemen en een krans te regelen. 

Even later, bij het afrekenen, zie ik ze weer staan. Net als ik staan ze aan de toonbank, zij staan helemaal aan de andere kant. De oudste zus voert het woord. Haar broer en zussen staan heel dicht bij haar. Ze zeggen allemaal iets tegen de oudste zus, een beetje onsamenhangend, het kost ze moeite hun meningen samen te voegen tot een besluit. De verkoopster helpt ze vol gevoel en professioneel. ' Wat doet ze dat goed' , denk ik, terwijl ik mijn twee bossen rozen, prachtig tot boeketten opgemaakt door een andere verkoopster, van de balie pak en de bloemenzaak verlaat. 

zondag 29 november 2020

LEILIJN

'Goedemorgen, ik ben op zoek naar wierook. Ik zag dat u dat verkoopt, er staat een kast vol in de etalage. Maar nu ik binnen ben zie ik dat ik niet bij die kast kan komen.' De dame aan de tafel midden in het volgepropte winkeltje, kijkt op van haar phone en zegt: ' Even wachten, hoor, even dit afmaken. Anders ben ik al mijn tekst straks nog kwijt.' Ik knik begrijpend en blijf geduldig wachten terwijl zij haar tekstje af typt. 

Dan staat ze op en wurmt zich tussen de etalage en de vakkenkast vol met pakjes wierook. Pakt een potje met een mengeling van kurk- en koffiepulp en zet dat bovenop de kast. 'We gaan eerst ruiken', zegt ze, 'en tussendoor moet je steeds even aan dit potje ruiken.'  Met moeite beweegt ze zich tussen de etalageruit en de kast; ze is al niet zo slank en dan ook nog manoeuvreren op de vierkante 30 centimeter, ik geef het je te doen. 

Dan komt ze aan met een drietal pakjes wierook. 'Je moet elk pakje eerst ruiken.  Dan weet je wat bij je past. Doe je ogen maar dicht, dat werkt het beste.'  Gehoorzaam sluit ik mijn ogen en ruik aan het pakje dat ze voor me houdt. Ik moet zeggen of ik het wat vind. 'Mmm, deze ruikt wel lekker fris, die wil ik wel. Ik wil er in totaal zes,' zeg ik. Voordat ze het tweede pakje voor mijn neus houdt, moet ik eerst met mijn snufferd boven het potje met prut hangen. 'Dat heeft een neutraliserende werking, anders raken alle luchtjes door elkaar, kun je het niet goed meer onderscheiden', zegt de dame. 'Oooh ja, begrijp ik,' zeg ik. Dan volgen er nog een aantal doosjes wierook. Ik krijg onderwijl een beetje last van gedachten als: 'Wat sta ik hier in Godesnaam te doen, ik wilde alleen maar wierook kopen, nu sta ik hier al een kwartier aan pakjes en een potje prut te snuffelen.' 

De volgende zes pakjes zijn allemaal niet naar mijn zin. 'Te zwaar; oeh, nee, te scherp; nee, te nikserig.'  De dame wordt er zichtbaar een beetje nerveus van. Onderwijl komen er weer gedachten op zoals: 'Laten we een beetje opschieten. Waarom weet ik niet meer hoe mijn favoriete wierook luchtje heette, dan kan ik dat gewoon vragen. Volgens mij was het patchoelie ofzo.  En Musk. Van die jaren '70 luchtjes, daar houd ik nog steeds van.' 'Kijk', zegt de dame, 'weer nieuwe luchtjes.' Ik beweeg al met mijn neus naar het pakje maar nee, dat is niet de bedoeling. Eerst moet ik met mijn neus die koffie-prutlucht insnuiven, pas dan mag ik verder. Omdat ik nu wel eens wil opschieten en zij een pakje patchoeli onder mijn neus houdt, zeg ik: 'Aaaah patchoeli, dat vind ik altijd zo lekker.' 'Ja haaa, lacht de dame nu geheimzinnig, 'ik hoorde een stem die zei: 'Je moet de patchoeli pakken.' ' 'Echt waar?'  Ze bloost en knikt van: 'Echt waar'. 

Inmiddels heb ik er zo'n zes bij elkaar besnuffeld. Ik pak het stapeltje van de kast en zeg: 'Zo, ik heb er genoeg hoor. Laten we gaan afrekenen.'  De dame wurmt zich tussen kast en ruit uit en gaat bij de tafel in het midden staan. Ik onderwijl pak mijn knip en haal mijn pasje eruit. ' Oh nee hoor, dat kan hier niet. Je kunt niet bij mij pinnen. Je moet weten, er loopt hier een leilijn door de winkel.'  Terwijl ze dat zegt kijkt ze me indringend aan. 'Maar dat zegt je misschien niet zoveel?' 'Jawel hoor', zeg ik, 'dat zegt me wel wat. ' 'Nou, dat betekent dus dat het pinapparaat het niet doet. De directeur van de ING snapte er niks van, maar uitgerekend hier doet het pinapparaat het dus niet, door die lei lijn.'  'Okay, maar dan moet ik even geld opnemen bij de flappentap. Waar is de dichtstbijzijnde?' Ze verwijst me naar de boekenwinkel waar ik notabene net ben geweest: zo'n tien minuten lopen hiervandaan. 'Nee', zegt een andere klant, 'die heeft die service toevallig sinds deze week niet meer. Je moet nu naar de Dekamarkt, tenminste, naar de sigarenboer daar tegenover.' 'Wat', zeg ik, 'dat is aan de andere kant van het dorp?!' 'Ach', zegt de dame, 'dat is tien minuutjes lopen.' 'Nou', denk ik, 'dat is twintig minuutjes lopen en dan moet ik daar nog wachten, geld opnemen en dan weer terug.' Ik heb geen zin in dit, merk ik inmiddels aan mezelf. Eerst was ik al bijna aan half uur gedwongen te snuffelen en snuiven, nu moet ik van deze dame maar even naar de andere kant van het dorp geld ophalen omdat hier een leilijn zou lopen. 

'Ik ga', zeg ik, 'ik kom zo wel terug.' 'Ja, goed', zegt de dame. 'Laat je bos bloemen hier maar liggen, daar let ik wel op.' 'Nou, nee hoor, die neem ik wel mee. Tot straks', zeg ik. 'Tot nooit meer ziens', denk ik en wandel de deur uit. Achter me hoor ik de dame alweer druk in gesprek met een nieuwe klant. Op de tafel liggen zes pakjes wierook. 

dinsdag 17 november 2020

IN DE EETZAAL

'Goedemorgen, wat is uw kamernummer en wat is uw naam?' 'Driehonderzeventien, Eleveld, maar moet u dat nog vragen?'  'Wat bedoelt u mijnheer?' 'Nou, we waren hier eerder, toch? Dat weet u toch nog wel?' 'Nee.' 'Ach, hoe bestaat het?! Ik ben van de soja-yoghurt, u weet wel, we waren hier in februari en wilden soja-yoghurt. Dat was er niet, dus heeft u het speciaal voor ons besteld. De volgende ochtend was het er.' 'Mijnheer, dat onthoud ik niet allemaal hoor.' 'Nou, u bent het vergeten?' 'Ik zie hier elke week zo'n duizend mensen, die onthoud ik niet. U kunt daar gaan zitten. Wilt u alvast reserveren voor de lunch?' Bedremmeld lopen de man en zijn eega naar de ontbijttafel voor het raam. 

'Mijnheer, mijnheer!' 'Ja mevrouw?' 'Welk knopje is voor de cappuccino? Deze?' 'Ja, die.' 'Ik ben mijn leesbril vergeten, ziet u. Dank u wel.' 'Graag gedaan.' Ze tapt twee kopjes cappuccino, de vijftigplus mevrouw in haar badjas, en brengt 'm naar de ontbijttafel vlak bij ons. Daar wacht haar man op haar. Ze zet omstandig het kopje bij zijn bord, pakt een zakje suiker voor hem en zet een lepeltje in zijn kopje. Na ongeveer tien minuten loop ik naar het koffie-apparaat en druk op het cappuccino knopje. Eerst een voor mezelf, dan een voor mijn man. 'Is dat het knopje voor de cappuccino?' hoor ik achter me. Ik draai me om. Daar staat het vijftig-plus mevrouwtje zonder leesbril. 'Ja, klopt het middelste knopje is voor de cappuccino.' Ik pak snel mijn kopjes en loop naar mijn ontbijttafel. 

Twee vijftig plus dames, ja, dames, want ze ogen een beetje deftig, staan samen te wachten. Ze kijken voortdurend naar elkaar en maken grapjes, eerst de een, dan de ander. Alsof het twee tienermeisjes zijn, ze moeten echt overal om lachen. 'Dames, uw kamernummer en uw naam, alstublieft.' 'Honderdvijf, De Goede', antwoordt een van de twee. Zelfs dit leidt tot een onbedaarlijke giechelbui. 'Wilt u alvast reserveren voor de lunch?' 'Ach, nou, graag, mag ik de lunchkaart alvast zien?' Een beetje gekunsteld bestudeerd de een de lunchkaart, terwijl de ander het pleintje vol tafels met ontbijtpullen oploopt. De ander volgt en bergt de lunchkaart op in haar schoudertas. Vol aandacht volg ik ze. Nu ze niet meer samen oplopen, maar elk voor zich broodjes en beleg vergaren, zijn ze stil gevallen. Ze kiezen voor een zitplaats ver bij ons vandaan. Terwijl ze zich installeren moeten ze weer overal om lachen. 

Als een wervelwind betreden ze de eetzaal. Ik heb ze niet eens zien binnen komen, zo lichtvoetig en wervelend. Een jongedame uit de gegoede klasse, dat zie je zo aan haar houding - rechtop, slank, haar in een losse knot, afstandelijk, ze kijkt alsof ze het volk overziet - met  haar hippie-vriend, althans, hij heeft lang wild haar, een baard en hij draagt een jaren zeventig oversized batik-hemd. Ze nemen plaats vlak bij ons, gaan snel weer staan, plukken allerlei hapjes van de tafels en leggen die op hun borden. Gaan weer zitten en starten een conversatie op luide toon. Wonderbaarlijk genoeg spreken ze nederlands en engels door elkaar. 'Waarom dat nu toch', vraag ik me af. Ik bedoel, als je niet wilt dat omstanders je verstaan, praat je toch gewoon wat zachter? De jongedame pakt haar dagboek en gaat in zichzelf gekeerd zitten schrijven. Haar hippie-vriend zit er wat stilletjes bij, roert in zijn theekop en gaat dan pal naast haar op de bank zitten. Hij dringt zich een beetje op. Zodra ze stopt met schrijven, pakt hij haar hand vast en streelt haar vingers. Ze schuift tegen hem aan en legt haar hoofd tegen zijn schouder. Zo zitten ze daar, als twee acteurs die elk hun  hoofdrol spelen in hun eigen film. 

'Wat heeft u daar nu voor een drankje?' Ik til mijn glas op en zeg: 'karnemelk met jus d'orange. Een heerlijke frisse mix.' 'Wel wat weinig jus d' orange', zegt hij terwijl de serveerster langs loopt. 'Genoeg voor mij', zeg ik, en neem een slok om daarna verder te genieten van mijn salade. De man richt zijn aandacht nu op de tafel rechts van hem en vraagt wat zij daar nu eten. 'Flammenkuche.' 'Flammenkuche?' 'Ja', antwoordt de vrouw, 'dat zijn een soort heel dunne belegde pizzabodems. Lekker, joh.' De man bestelt flammenkuche en karnemelk met jus d' orange voor zijn vrouw, zelf moet hij nog even denken over wat hij wil. Daarna richt hij zich tot zijn eigen dame tegenover hem aan zijn eigen tafel. Gespreksonderwerp is het nieuwe huis, dat klaarblijkelijk net gekocht is en helemaal opgeknapt moet worden. Zijn vrouw kent hem de rol van projectleider toe - 'jij bent van de grote lijnen, he' - en zichzelf van de interieur- en tuin-styliste. 'Ik weet dat ik een terras wil en bij het koetshuis moet ook zoiets komen, maar hoe...' verzucht ze. Haar man reageert niet op haar vraag. Eten en drinken worden geserveerd. De vrouw tast toe. Ze babbelen verder. 'Kijk', zegt hij ineens, 'ik weet precies hoe ik het wil en als je het anders gaat doen, dan wil ik dat wel graag weten. Ik wil precies weten wat je gaat doen, maar ook vooral waarom je het anders gaat doen, okay?' Wij zijn klaar en staan op. Nu kan ik naar de vrouw kijken. Ze kijkt haar man met grote ogen aan, haar gezichtsuitdrukking is verstard en ze zit stokstijf stil, een beetje schuin hangend in haar stoel. 'Mag ik een glas rode wijn', vraagt ze aan de serveerster. 

De man kijk ik op de rug, de vrouw zie ik en face. Mooie zwarte krullen heeft ze en een poppengezichtje. Ze draagt dure kleren, zit rechtop en als ze praat, kun je het goed verstaan. De man zit ietsje gebogen en als hij al iets zegt, hoor ik hem niet. De vrouw babbelt met de ober. 'Of hij thuis ook wel eens van die heerlijke gerechten maakt.'  Een beetje weifelend vertelt hij van wel. 'Ja, dat heb ik thuis ook wel eens gemaakt, ja.' Ze reageert met een kwinkslag, de ober glimlacht, vertelt over het nieuwe gerechtje dat hij opdient, wenst ze smakelijk eten en gaat weer naar de keuken. Na een klein halfuur dient hij de vrouw met het poppenkopje en haar man het hoofdgerecht op. 'Of ze er een glas wijn bij kunnen krijgen', vraagt de vrouw. 'Het spijt me, maar het is acht uur geweest. Na achten mogen we geen drank meer schenken.' De vrouw wordt rood van boosheid. 'Wat', zegt ze, 'dat is toch niet in orde? Eerst worden we heel laat ingedeeld voor het eten, vervolgens is het te laat voor ons om nog een glas wijn te bestellen?' 'Tja', zegt de ober en hij legt de regels nog maar eens uit. Daar heeft de vrouw geen boodschap aan. Ze wil net opnieuw fulmineren als mensen van de tafel links van haar vriendelijk uitleggen dat het echt niet kan, na acht uur drank schenken. De vrouw met het poppenkopje bindt in. Haar man mompelt iets tegen haar, ik zie dat hij zijn schouders optrekt. Zij steekt haar mes in de biefstuk en snijdt er een stukje van af. 


donderdag 22 oktober 2020

SLAGVELD IN MIJN KEUKEN

'Gatverdarrie, alweer zo'n kolerebeestje. Verdorie, nu kriebelt 'ie in mijn neusgat.'  Snel grijp ik naar mijn neus, maar gevlogen is het kreng alweer. Recht op het scherm van mijn Macbook gaat hij af. Op naar het licht. 'Ik zal je krijgen, kreng! ' En ik klauw naar het minuscule beestje en... grijp mis. 

'Waar is ' ie gebleven? Geen idee.' Ik typ weer verder aan mijn mail. 'Nee he, weer eentje!'  Dit keer vlak naast mijn toetsenbord, op de witte tafel. Supersnel druk ik met mijn vinger en ... raak. Verpletterd. Jammer dan, een verloren leven, nou ja, leven, het kreng zou hooguit 1 dag leven en dan alweer vanzelf sterven. 

Teams roept! We heten elkaar welkom en beginnen te vergaderen. Af en toe schuif ik met mijn muis over het beeld, dat verhelpt de hapering. 'Verdomme nog an toe: weer zo'n eendagsmonster voor mijn scherm.' Woesh, daar vliegt het beestje rechtstreeks in mijn haar om daarna voor mijn ogen te gaan vliegen.  Geërgerd wapper ik met mijn hand voor mijn gezicht. Weg is hij. 

Na de vergadering sta ik op om een kop thee te zetten. Buiten is het wat lichter  geworden en ik trek het rolgordijn omhoog. 'Fijn even het zonnetje binnen laten.' Dan zie iets verschrikkelijks! Het hele raam zit vol met kriebelende fruitvliegjes. 'Waar komen die ineens vandaan?! Wat veel!! Walgelijk!! Wat moet ik hieraan doen?! Eerst moeten ze weg. Weg.Weg!!' Ik pak de stofzuiger en slorp zoveel mogelijk van die secreten de slang in. Voor alle zekerheid druk ik de mond van de slang af en toe op een handdoekje op het aanrecht. Een hoog piepend geluid scheert door de keuken. Zo weet ik zeker dat ze naar binnen worden gezogen en er niet snel weer uitvliegen. 

Het aantal krioelende beestjes is nu tot de helft gereduceerd, maar toch kriebelen er nog steeds tientallen, misschien wel een paar honderd, over mijn raam. 'Glassex!'  Snel rommel ik door mijn gootsteenkastje en vindt een grote nieuwe fles nog helemaal vol met het blauwe goedje. Ik spuit er royaal mee op het raam en daar gaan ze. Mee met de naar spiritus ruikende tranen die naar beneden rollen tot aan het kozijn. Daar blijven ze nog even vechten voor hun leventje. Makkie. Met een doek in de hand druk ik ze een voor een dood! ' Sterven zullen jullie! Krengen! Sterf!!' 

Weer achter mijn laptop - ik heb zowaar een half uur besteed aan deze moordpartij, aan dit slagveld in mijn keukentje - probeer ik verder te werken.  Ben er moe van en voel mijn huid prikken van afkeer van die krengen. 'Gatverdamme, ze dwarrelen nog steeds rond.'  Als ik naar het raam kijk, zie ik dat er echt elke tien tellen wel weer een paar tegenaan vliegen. De Glassex is weggezakt, ze blijven dus weer leven. Weer spuit ik het raam vol en daar gaan er weer enkele tientallen hun dood tegemoet. Herhaling van zetten, met de geruite doek druk ik er tientallen dood.

Klaar ben ik ermee. Ik sluit mijn werk-account af, pak mijn boodschappentas en portemonnee en ga naar de supermarkt om een grote spuitbus anti-insecten-middel te kopen. Snel ga ik naar huis en zie dat er onderwijl weer heel veel, oneindig veel nieuwe fruitvliegjes op het raam zitten. 

'Okay', denk ik, 'ik kan wel blijven moorden, maar waar komen die krengen vandaan? Wat is de bron van het kwaad?'  Speurend loop ik door de keuken, de kamer, de gang, het toilet. Ik kan de bron niet achterhalen. Zie niet waar ze vandaan komen. Omdat ik nog moet koken, besluit ik te wachten met de spuitbus; ik verdrink er eerst nog zo'n 100 in de Glassex en veeg ze van het kozijn. 

's Avonds, na het eten, kijk ik nog eens op het raam en ja hoor, ze zitten er weer. Herhaling van zetten: spuiten, verdrinken en een enkele in doodstrijd verkerend fruitvlieg naar de eeuwige jachtvelden helpen met behulp van mijn geruite theedoek. 'Dood! Dood! Dood krengen! Dood!' 

Mijn man is inmiddels ook bevangen door de fruitvliegjes koorts en gaat ook speuren naar de bron van het kwaad. ' Kijk nou eens, Venus, gatverdegatver! Jaaaaak. Ze komen uit het pedaalemmertje in het gootsteenkastje.'  Er komt een vieze lucht uit het emmertje, blijkbaar heeft er iets in liggen broeien, een fijne voedingsbodem voor de zich voortdurende voortplantende soort die fruitvliegje heet. Glorix, heet water en boenen maar. Verwoed zit hij daar te schrobben. De pedaalemmer gaat naar buiten, het afval wordt snel weggekieperd. 

Pas als we gaan slapen, mag ik van mezelf doen waar ik al de hele middag en avond zin in heb. Ik pak de spuitbus, even lekker schudden, dop eraf en PSSSSST PSSSST PSSST . Al snel vult de keuken zich met dat specifieke chemische luchtje. Ook het gootsteenkastje spuit ik vol gif. Heerlijk! 

Dood. Aan. De. Fruitvliegjes! 

De volgende ochtend liggen er heerlijk veel lijkjes op het kozijn van het raam. Een enkele dwarrelt nog levend rond. Wat suffig, dat wel. Met groot genoegen druk ik ze tegen het raam, een voor een. Duw en wrijf. 'Bye bye fruitvliegje.' 

Ja, met een oneindig genoegen beëindig ik deze jonge leventjes. Stuk voor stuk. Een voor een. Heerlijk! 

zondag 11 oktober 2020

HEMA WATERKOKER

Bijna negen uur is het en ik heb geen zin vandaag. Geen zin vooral om weer achter mijn keukentafel te zitten, in mijn eentje. 

Een beetje met de moed der wanhoop begin ik er toch maar weer aan. Eerst snor ik de inlogcode op op de token op mijn telefoon: 'snel, nog 6 seconden, dan verloopt hij weer. tik, tik, tik, tik, tik, tik ... zo, weer gelukt vandaag.'  Alles opent, zelfs Outlook. 'Nu Teams openen, zooo, ook weer gelukt.  De werkdag kan beginnen.'  

Ik open mijn agenda en zie veel blauwe blokken voor vandaag. Om half tien heb ik al mijn eerste Teams-sessie, om 11 uur weer een, om 13 uur en dan even rust tot 15 uur. Tussendoor half-uurtjes en kleine uurtjes om klusjes te klaren, mailtjes te beantwoorden, belletjes te plegen en appjes te lezen en beantwoorden. En oh, vreselijk, om half vijf - bijna einde werkdag voor mij, - staat er nog een Teams-sessie gepland. 'Wie heeft dat voor mij bedacht? Dan kan ik toch niet meer uit mijn ogen kijken na al dat gestaar in mijn scherm?!' Mopperend lepel ik mijn bakje yoghurt leeg en drink ik van mijn thee. 

Buiten is het nog mooi, het herfstlicht kust de planten wakker in mijn achtertuin. Een Koolmeesje rommelt op het terras. 'Was het nog maar zomer, dan was ik nu even naar buiten gegaan om mijn planten water te geven, in afwachting van de eerste Teams-klanken.' Maar het is geen zomer, het is herfst. 

Ik pak mijn aanteken-blok en maak mijn to-do-list. Wat moet er ter voorbereiding op al die gesprekjes allemaal gebeuren? Ik schrijf het op. En wat moet er tussen al die gesprekjes door gebeuren. Ook dat zet ik in het lijstje, netjes, volgordelijk, chronologisch, op basis van tijd. Een paar dingen hebben echt prio, een paar minder. Zoals het lezen van al die stukken voor de directie, dat is van minder belang vandaag, dat kan ook woensdag wel, want dat is over het algemeen een rustige dag met weinig tot geen Teams-sessies. Ik houd van de woensdag, dan kan ik voor mijn gevoel goed denken en schrijven - een beetje reflecteren - en even er tussen uit voor een ommetje. Als mijn agenda zo blauw is zoals vandaag, heb ik amper tijd om naar de wc te gaan en ben ik na een dag werken echt doodop. 

Hoe leuk ik het in het begin vond, dat online vergaderen... zo 'niet-leuk' vind ik het nu inmiddels. Het maakt me moe want ik mis het direct contact met mijn collega's, het switchen van kamer naar kamer, van kantoor naar kantoor, het sparren en even naar buiten een broodje halen, een stukje wandelen samen met een collega of alleen om na te denken. Koffie voor elkaar meenemen en even kletsen in de pantry. Dat alles verzet mijn zinnen en geeft me steeds weer beetjes energie. 

Half tien inmiddels, Teams roept! Projectgroep Onboarding!  Ik klik op 'deelnemen', op 'camera  aan'  en verschijn in beeld. De voorzitter en ik zijn de eersten. Andere deelnemers druppelen een voor een  digitaal binnen. We begroeten elkaar en kletsen wat. Maken grapjes over en weer over nieuwe kapsels, hippe brillen en in beeld lopende huisgenoten, over het wasrekje of nieuwe achtergronden van Teams zoals het industriële kantoor-interieur. Mijn achtergrond is al zes maanden hetzelfde: een witte Hema-waterkoker op het aanrecht met daarnaast een chinees rood blikje waar thee inzit. 

Sheet nummer 1 verschijnt in beeld. We reageren op de getoonde processtappen. De thuiswerkdag kan beginnen. 


vrijdag 25 september 2020

BEDORVEN MELK

'Wat hangt hier een raar luchtje. Het ruikt naar... ' ik snuif nog eens diep... ' het ruikt hier naar bedorven melk. Raar is dat. Goed, ik ga maar eens, alles bij me? Mondkapje, phone, de knip?'  Jas aan, deur op slot, lekker, een dagje naar kantoor, even weg van die thuiswerkplek. 

Buiten ruik ik het weer. 'Wat gek, waar komt dat vandaan? Is er een of andere fabriek in de buurt die vandaag extra goed te ruiken is? Met Oosten-wind ruik je bij ons de industrie van Zaandijk en Zaandam. Maar dat is meestal een cacao-geur, dit ruikt meer naar de melkfabriek van vroeger in Assendelft.' 

In de trein ruik ik het weer. Ik snuffel nog eens goed. 'Zou mijn mondkapje aan een wasbeurtje toe zijn? Vast wel, ik gebruik 'm al een tijdje, eens per week.' Ik neem me voor 'm vanavond mee te wassen met mijn kleding. 

In Amsterdam Oost ruikt het ook al zo naar bedorven melk. Ik snap er niks van en stap welgemoed door naar kantoor. Daar ben ik de hele dag zo druk met van alles en nog wat, het geur-mysterie verdwijnt naar de achtergrond. Tot 's avonds, half zes, als ik mijn spullen inpak en mijn jas aantrek. 'Weer die lucht, hier ook al? Op kantoor? Bizar.'

Met veel plezier wandel ik terug naar het station. Wie had dat ooit kunnen denken dat ik zo zou genieten van dit stuk wandelen van kantoor naar het station? Heerlijk lekker pittig doorstappen, fotootjes maken, nu eens door dit straatje in plaats van die, gewoon, ter afwisseling. 

Op het perron doe ik braaf mijn mondkapje om. De trein komt er al aan en ik stap in. Onderweg bewerk ik mijn fotootjes en plaats ze op Insta. Ook iets wat ik voorheen - voor het Corona-tijdperk - zo gewoon vond, fotootjes maken onderweg en die dan lekker bewerken tijdens de treinreis. 'Wat fijn toch om te doen', denk ik maar onderwijl word ik me weer bewust van dat luchtje. 'Zou het komen omdat we de Zaanstreek naderen? Neuh, onzin, want in Amsterdam stonk het ook zo. '

Als ik uitstap in mijn woonplaats, ruik ik de geur nog sterker. 'Echt bizar, wat gek toch, hoe komt het dat het hier ook zo ruikt als in de trein en op kantoor en in Amsterdam?!' 

Thuisgekomen word ik in beslag genomen door koken en eten met manlief en een Netflixje kijken ter ontspanning. Als ik uitgekeken ben ga ik even naar het toilet en op de gang word ik me weer bewust van dit rare bedorven melklucht. Ineens krijg ik een flashback, van het ochtendritueel na het douchen. Ik tutte me op en deed mijn haar. Er zat iets in mijn haar, stukjes geronnen bloed leek het wel. Ik haalde het eruit en ging door met mijn toilet-makerij. 'Beetje fohm in mijn haar, beetje kneden, zo, dat ziet er weer piekfijn uit.' 'Blijkbaar had mijn hoofdwond met hechting vannacht wat gebloed', had ik nog gedacht. Mijn hoofdwond? De hechting? Ik grijp vertwijfeld naar die plek op mijn hoofd en voel ... ik voel viezigheid. Wrijf met mijn vingers over de plek en snuffel eraan. 'Gaaaaaaatver!! Ik heb de hele dag door mezelf geroken!! Mijn wond is ontstoken!! '

Die nacht kan ik niet slapen, ik walg van mezelf. Gelukkig moet ik de dag erop naar het ziekenhuis, de hechtingen worden eruit gehaald en de boel wordt lekker schoongemaakt. Ik krijg een zalfje mee tegen de ontsteking. Op de terugweg ga ik naar een koffietentje. Op het toilet smeer ik het halve tubetje leeg op mijn hoofd. Nooit meer wil ik die bedorven melklucht ruiken. 

zondag 20 september 2020

BEMOEIZUCHT

Ze rijdt voorbij op de fiets met zo'n bak voorop waarin een kereltje van zes jaar, op de bagagedrager achterop zit de oudste van naar ik schat zeven jaar en  rechts van haar rijdt nog 'n ventje, een dreumes van hooguit vijf jaar, slingerend op zo'n piepklein stoer fietsje. Het jongetje achterop laat zijn beentjes naar beneden bungelen en ik krijg een flashback. Een heel nare. Van Jop, mijn oudste zoon, die perse zo achterop wilde zitten bij zijn vader. We fietsten terug van een koffiebezoekje aan opa en oma en gingen naar huis. Op een nazomerse zondag. Ik achter ze, met de jongste zoon in zijn zitje achterop. Ik zag het gebeuren. Jop zijn been raakte tussen de spaken. Hij schreeuwde het uit. We stopten. Bekommerden ons om Jop die op een been bleef staan en naar zijn gewonde been greep. Wit van ellende. Ik weet nog dat ik wel onder de stoep wilde kruipen, omdat ik me zo vreselijk voelde. Mijn schuld. Ik had hem nooit zo achterop moeten laten zitten. 

Mijn man tilde Jop op en droeg hem naar huis. Daar bleek hij er echt ellendig aan toe en omdat we geen auto hadden, bood een lieve buurman aan om ons naar het ziekenhuis te brengen. Daar bleek dat Jop zijn been gebroken had. Mijn hart brak. Wat hadden we 'm aangedaan, dat arme joch. Aangeslagen liep ik naar buiten om de buurman te vertellen dat wij nog wel even in het ziekenhuis moesten blijven. Buurman met tranen in zijn ogen naar huis. Ik met tranen in mijn ogen weer naar binnen. 

'Aaaaaauuuuuuw', schreeuwt het jongetje op de bagagedrager en hij blert het uit. Ik verstijf! Zijn moeder stopt meteen en balanceert met de last van haar zwaarbeladen fiets. Zo goed en kwaad als het gaat draait ze zich om naar het kereltje dat nog steeds hartverscheurend huilt. De dreumes ernaast kijkt sip omhoog naar zijn huilende broer. 

Ik loop ernaar toe en besluit me even als een oude, bemoeizuchtige vrouw op te stellen. Vraag eerst hoe het met het ventje gaat, zie dat er gelukkig wel spatschermen tussen de spaken en zijn beentjes zitten. Hij stopt direct met huilen en kijkt mij nieuwsgierig aan. Zijn moeder vindt het blijkbaar geen enkel probleem dat ik er naar vraag. ' Hij heeft zijn enkel gestoten' , zegt ze.  'Ja', zeg ik, maar kan hij niet beter voorin zitten, naast zijn broer? Sorry, hoor, maar ik zag jullie zo rijden en kreeg direct de herinnering aan mijn zoon vroeger, die zat er net zo bij en kwam met zijn been tussen de spaken. Hij had zijn been gebroken en ik vond het zo verschrikkelijk. De moeder luistert aandachtig en knikt, de jongetjes kijken beurtelings naar haar en naar mij. 

Grappig genoeg ontspint zich hierna een amusant gesprekje tussen mij, de moeder en de drie jongetjes. Wat een leuke ventjes zijn het. Als ik aan de een iets vraag, beginnen ze dwars door elkaar heen tegen mij terug te praten.  Heel  extravert en bevlogen zijn ze. De moeder vertelt dat haar middelste zoontje - die voorin de bakfiets - wel zijn voet heeft gebroken afgelopen voorjaar. Hij was meegenomen door vriendinnetjes, achterop de fiets, en kwam met zijn voetje tussen de spaken. 'Oooh, wat ellendig', zeg ik en ik zie dat zij voelt wat ik voel, dat ze weet hoe het voelt als je kind zoiets overkomt. 

We kletsen nog wat, de drie kereltjes zijn  echt net zo'n perpetuum mobiel. Als ik tegen een praat, beginnen ze alle drie terug te praten. Het is echt heel vertederend en grappig. 

Als ze wegfietsen kijk is ze nog lang na. Maar goed dat ik bemoeizuchtig was, want het leverde een prachtige ontmoeting met een lieve, leuke moeder en drie schattige zoontjes op. 

vrijdag 11 september 2020

ONDER DE DOEK

 'Zooo... even je oor dichtstoppen. Er kan straks namelijk bloed instromen.' 'Oh, okay.' 'Zo blijven liggen, he, de dokter komt zo.' 'Ja, is goed', zeg ik en voel mijn nek al een beetje verstijven. Gelukkig duurt het maar een kwartiertje, had de dokter gezegd. 

Na vijf minuten kijkt de OK assistente toch maar eens in het kamertje naast ons. Blijkbaar is de dokter daar nog bezig met een ander. 'Nou, hij is al aan het hechten, dus dat gaat goed.' 'Huh huh', zeg ik en merk dat mijn handen al een beetje zweterig worden. Straks gaat het gebeuren. De assistente gaat gezellig door met het keuvelende gesprekje dat we al een tijdje voerden. Over mijn man in de gezondheidszorg en haar broer in de gezondheidszorg en zijzelf in de gezondheidszorg. En ik als interimmer bij de gemeente Amsterdam. We raken aardig op dreef. 'Neem me niet kwalijk', zegt de dokter die ineens achter mij blijkt te staan, 'maar we kunnen wel beginnen.' 

Dan herhaalt hij wat de assistente ook allemaal al had verteld. Over wat er gaat gebeuren en hoe hij het aan gaat pakken. Hij onderzoekt onderwijl toch nog eens dat vermaledijde plekje op mijn hoofd. 'Mmmm, ik moet het misschien toch een beetje snijden en daarna even hechten.' 'Okay', zeg ik ter afwisseling op de tien keer dat ik al ja heb gezegd. 

'Zooooo', zegt de assistente, 'dan leg ik nu de doek over je hoofd.' 'De doek over mijn hoofd', denk ik. 'OMG, dat is precies waar ik altijd zo bang voor ben! Geheid dat ik dan een paniek aanval krijg. Ooooh hellupie! Hoe moet ik hierop anticiperen?' De dokter onderwijl heeft alles verdoofd, prikje hier, prikje daar en is begonnen met het schaven en het snijden. Ik ondertussen voel de paniek toenemen en voer een innerlijke dialoog. ' Ik stik!' 'Nee, Venus, gedraag je, je bent een volwassen vrouw, toe nou, zeg. Jij wilde toch dat hij dat ding weg zou snijden?! Nou dan??!! Het duurt maar een kwartiertje, zeg. Dat heeft de dokter vorige keer gezegd. Je bent zo klaar.' 'Ooooh nee, ik houd het niet meer. Ik stik!! Wat is het hier benauwd!!' 

Ik bestrijd de aanvechting om van de operatietafel te springen. 'Gaat het allemaal nog een beetje met u', vraagt de dokter geroutineerd. 'Uhm, nou, ik heb het nogal benauwd onder die doek', piep ik. 'Dan mag u 'm wel een stukje omhooghouden hoor, met uw linkerarm.' 'OMG, de redding is nabij, ik mag de doek ietsje omhoog houden.' Omzichtig beweeg ik mijn arm richting doek. 'Nee!!! Nee!!! Neeeeeee!!! Leg te-rug, doe te-rug', roepen zowel de dokter als de assistente. 'WTF', denk ik. 'Wat doe ik niet goed?' 'U moet uw arm in een cirkel boven de ruimte naast het bed bewegen en dan zo naar de doek brengen. Als u direct naar de doek grijpt, dan bestaat er kans op besmetting. Dan beweegt u zich in de steriele omgeving!' 

'Ach, jeetje, neemt u mij niet kwalijk', zeg ik bedremmeld en beweeg braaf mijn arm in een ronde zwaai heel langzaam naar de doek en licht die een stukje op. Paaaaaaah! Lucht!! Ik kan weer ademen. Nu is het goed. En de dokter schaaft en snijdt er lustig op los. Plop, daar gaat het dingetje in een potje. Weg ermee!! Basta! Dan moeten de bloedvaatjes nog worden dichtgebrand. Ik bereid me voor op een BBQ luchtje maar dat valt alleszins mee. Daarna een paar grote steken in mijn kop en klaar is de hechting. 

En dan... woesh, daar gaat hij: de doek. Met een grote zwaai haalt de assistente 'm weg. Er is weer licht. Er is weer lucht. Van de hel in de hemel! Ik bedank ze allebei voor alles en denk dat ik alweer weg kan, maar moet nog wachten omdat er van alles losgekoppeld moet worden en er bloed van mijn hoofd gepoetst moet worden. Dan nog even keuvelen met die alleraardigste assistente en dan ga ik. Bij het vertrekken zie ik in de spiegel dat mijn ooglid blijkbaar ook verdoofd is, die hangt halfstok. Ter nagedachtenis aan het verdwenen gezwelletje. 

donderdag 3 september 2020

GRATIS ZEGELTJES

Het is nog vroeg en rustig in de buurtsuper. Ik ben wel klaar met mijn mandje laden en schuif aan in de rij voor de kassa annex sigarettenboer annex postkantoor. Er ontstaat even zo'n dansje waarin je snel moet besluiten of je iemand voor laat gaan of juist niet. Een oude dame sluit achter mij aan, voor mij staat een andere oudere dame die ik voor liet gaan. Zij heeft alleen een plantje met roze bloemetjes in haar handen. Om deze druilerige dag op te fleuren, kan ik me zo voorstellen. 

Ik houd netjes afstand tot de dame voor mij,  maar de dame achter mij vergeet alle corona-regels en gaat op zo'n tien centimeter achter mij staan. 'Ik zag er net zo twee voor me de rij induiken', zegt ze lacherig en ik draai me om. 'Ja', zeg ik, 'ineens werd het een beetje drukker. Ach, dan maar even wachten.' 'Precies, wat maakt het uit', zegt de oude dame, 'op onze leeftijd kun je best wel eventjes wachten.' Ik draai me iets verder om naar haar en knik ter bevestiging. 'Och, u bent een stuk jonger dan ik', lacht ze. 'Ik ben bijna zestig, hoor.' 'En ik ben vijf en tachtig. Dat is meer dan vijf en twintig jaar verschil.' 'Maar je bent nog helemaal goed', complimenteer ik haar. 'Je woont hier nog in de buurt?' 'Ja, anders deed ik hier geen boodschappen', riposteert ze. 'Slim', denk ik, 'met haar brein is alles nog okay. Maar ze is wel gewend te benadrukken dat ze nog kien is.' 

De dame voor mij heeft haar plantje afgerekend, ik ben aan de beurt. Als ik afgerekend heb en mijn boodschappen in mijn tas stop,  legt de dame achter mij alvast haar spulletjes op de band. De kassiere rekent het af, maar dan raken onze boodschappen verward. Op een grote hoop ligt alles. 'Zeg, stopt u niet mijn boodschappen in uw tas', grapt de dame. 'Goed idee, ik begin alvast met dat pakje melk, die gaat mijn tas in hoor', grap ik terug. De kassiere vindt het minder leuk en overhandigt de oude dame snel haar eigen boodschappen. 'Wilt u zegeltjes', vraagt ze onderwijl. 'Nou... ja... ', stamelt de oude dame nu ineens. 'Uhm, ja, die wil ik wel, maar dan alleen die uhm... alleen die geen geld kosten.' De kassiere ritst twee gratis zegeltjes los van de rol en geeft die aan de oude dame. Die lacht nu verlegen naar mij. 'Ik moest echt even goed nadenken hoe dat ook alweer heette.' Ik glimlach en samen lopen we naar de deur. Kijken nog even naar de nieuwe spaarboekjes. 'Je kunt knuffels en voorleesboeken sparen, maar da's voor kleinkinderen en die heb ik nog niet.' 'Ik ook niet', zegt de dame. We bespreken de leeftijd van haar enige dochter. Die blijkt iets jonger dan ik. 'Dan zit het er ook niet meer in, want op die leeftijd krijg je geen kindjes meer', besluiten we. 

'Maar goed', zegt ze, 'geen kinderen ... dat scheelt je ook veel zorgen.' 'Zo is het', zeg ik en ik wens haar een fijne dag. In gedachten loop ik terug naar huis. Ik vergeet mijn paraplu uit te klappen, regen drupt over mijn gezicht. 

maandag 31 augustus 2020

DROMEN DELEN

Zo gaat dat steeds. Ik zie 'm in een ander. In de jongen bij het stoplicht, op zijn scooter, met een meisje achterop. Als hij wegrijdt, slaat ze haar armen om hem heen. Ik zie waarom ik aan hem denk: dat smalle, fijne gezicht, het lange donkerblonde haar in een knot op zijn hoofd. Een tenger postuur. Maar Jop zou nooit op een scooter rijden en zeker niet met een meisje achterop dat haar armen om hem heenslaat als hij wegrijdt. 

'Hoe zou het met hem zijn? Nu? Het is middag, daar is het een stuk warmer nog dan hier.'  Ik zie hem voor me, mijn zoon. Zittend in meditatiehouding in een prachtig groen berggebied. Zijn ogen gesloten. In zichzelf gekeerd. 

'Zou hij nog wel eens aan mij denken? Aan ons?' Ik kijk naar links, waar mijn man achter het stuur zit. Nu is het groen voor ons. Hij geeft gas en zegt: ' Hoe zou het met Jop zijn?' 

'Zag je hem ook in die jongen terug? Precies zo'n jongen, he?' Hij knikt van ja en we delen onze gedachten. 

Zo gaat dat steeds. Ik zie 'm in een ander. En precies op hetzelfde moment ziet mijn man hetzelfde als ik. En precies op hetzelfde moment denken we hetzelfde. Zelfs in onze dromen komt hij op hetzelfde moment voor; in soortgelijke situaties. Dat is iets nieuws, trouwens. Sinds dit jaar. 's Ochtends bij het ontwaken vertellen we elkaar erover, hoe hij was en wat hij deed in onze droom. De verhalen lijken elkaar aan te vullen. Vreemd genoeg voelt het heel normaal. 

We slaan rechtsaf, de laan in die voor ons huis langs loopt. De jongen op de scooter met zijn meisje achterop, rijdt een heel eind voor ons uit, slaat rechtsaf en verdwijnt uit beeld. 

donderdag 6 augustus 2020

HANDHAVEN

Sinds een maand of wat werk ik voor de handhavers van Amsterdam. Het is weer een interim opdracht, dus tijdelijk. In mei ben ik er begonnen en waarschijnlijk blijf ik er nog wel een tijdje werken. 

De eerste weken waren natuurlijk wennen, zoals dat altijd gaat met een nieuwe opdracht. Het thuiswerken maakte het er deze keer niet makkelijker op. Jezelf profileren als interimmer vanachter je PC aan je keukentafel ... ik geef het je te doen. 
Dus besloot ik na een week of vier toch maar naar kantoor te gaan. Heerlijk, weer met de trein en de metro op stap. Mondkapje op en gaan. Helemaal opgetogen was ik de eerste keer: alsof ik na een maandenlange quarantaine eindelijk weer even vrij mocht rondlopen. 

Inmiddels werk ik tenminste een keer in de week op locatie, zoals dat heet. Ik moet mijn werkplek reserveren en als ik het gebouw binnenkom, moet ik mijn handen ontsmetten. As  ik met een ander in de lift sta moet ik me omdraaien naar de wand. Je mag elkaar niet in het gezicht kijken. Overal pijlen op de werkvloer, alles is eenrichtingsverkeer. 
Alles went. 

Nu ik wat meer gesetteld ben op mijn nieuwe werkplek, de mensen en de organisatie beter leer kennen, krijg ik ook steeds meer verhalen te horen. Over hoe de mensen - de burgers - reageren op de handhavers. 

Best veel jonge mensen zitten daar tussen,  tussen de handhavers, van begin 20, nog maar net van school. Ook veel herintredende mensen van een eindje in de vijftig en mensen met een allochtone achtergrond. 
Daar gaan ze in hun blauwe pak de straat op. Soms gericht op pad, op basis van meldingen. Soms vanuit een verordening, zoals nu, om de horeca te handhaven op het naleven van de 'corona-regels'. Soms op 'gewone' dagelijkse patrouille door de stad, dan zijn ze de oren en ogen van een stadsdeel.  Soms moeten ze naar evenementen zoals concerten en sportwedstrijden. Soms erop  uit na meldingen van zwaarder kaliber over verdacht gedrag wat zou kunnen leiden tot geweld op straat of nog erger. Heel spannend is dat.  Ze werken nauw samen met de politie; die neemt bij aanhoudingen het werk van de handhavers over. 

Ze doen hun werk naar eer en geweten. Hebben de ambtseed afgelegd, een BOA diploma behaald en ze zijn beëidigd. Ze zijn in top-conditie en werken in roosters; handhaving is een 24/7 organisatie. 

Het is lang niet altijd leuk wat ze meemaken. Ze worden bespot, uitgedaagd tot ruzie, gekleineerd, geslagen, geschopt, uitgescholden, bespuugd. Burgers dienen aanklachten in, burgers filmen ongemakkelijke situaties waarin de handhavers belanden en zetten dat online. Lekker lachen om die suffe handhavers die soms ook niet goed meer weten hoe om te gaan met al die agressie.  Lang niet alle handhavers gebeurt dat, gelukkig. Maar toch. Die verhalen die ik te horen krijg over geweld en gescheld vind ik heel naar. Ze verdienen dat niet. Niemand verdient dit, maar zij zeker niet. 
Vandaag hoorde ik zelfs een verhaal over een handhaver, een jonge vrouw, die bewust was aangereden door een burger. Ze is gelukkig opgeknapt en reïntegreert tijdelijk op een andere werkplek totdat het weer beter met haar gaat en met beter wordt vooral bedoeld: geestelijk beter. 

'Wij zijn in de ogen van de maatschappij het debiele broertje van de politie', zeggen ze zelf, de handhavers. Ze weten het heus wel, hoe er over ze wordt gedacht. 

Ik vind ze dapper. Ze doen goed werk. Ze werken hard en er wordt veel van ze verwacht, zeker nu op het naleven van de RIVM regels strak gehandhaafd moet worden. De druk vanuit de maatschappij is groot en wordt alleen maar groter.  Des te schrijnender is het dat diezelfde maatschappij soms zo onmenselijk hard  en onbeschoft op handhavers reageert. 

Er is vast een woord voor, voor dit fenomeen: je vraagt mensen je te helpen, ze bieden die hulp en vervolgens ga je die helpers vernederen, beschimpen en schoppen of nog erger. 

Wie het weet  - hoe dit fenomeen heet - mag het zeggen.

maandag 20 juli 2020

CHINA DALI

Hoe ik er ineens zo bij kwam om er weer eens op te kijken ...  op www.chinadali.blogspot.com 
geen idee. Maar ineens zat ik er weer middenin. Liep ik door Dali, samen met mijn man en mijn twee zoons. Diep in gesprek. Over China, over meditatie en taoïsme, over  thee, gember, over de bedelaars en over de mensen om ons heen. Over politiek, over voedsel ... over... over alles eigelijk.
We dronken thee bij ons hotel en luisterden naar de verhalen van mijn oudste zoon, over zijn avonturen in Azië en Australie.  Over zijn verblijf in Chinese kloosters.
Trots luisterden we naar zijn gesprekken in het chinees die hij voerde met de locals.

Jop, mijn lieve, wijze oudste zoon. Wat waren we blij hem weer te zien.

We ontmoetten hem nadat hij drie jaar had gereisd. Hij kwam niet meer naar huis dus gingen wij naar hem. Ik, mijn man en mijn jongste zoon.

Wat vonden we het fantastisch, wat waren we onder de indruk. Wat was het heerlijk om drie weken met elkaar te zijn in Dali, dat prachtige historische stadje in Yuan.

Hardop lachend lees ik in ChinaDali over de snoeiharde Chinese massage die mijn man en ik ondergingen in een kapsalon. Naief als we waren dachten we dat we lekker bepoteld zouden worden door twee lieflijke kapsters annex masseuses, maar niets was minder waar. Zwetend lagen we daar op de massagetafels ons te verbijten van de pijn.

Ik zie het vieze Pekineesje weer voor me dat zat te schooien onder de tafel.  Met zijn onderbeet tandjes en zijn schurftige vachtje, maar toch vond ik 'm schattig en ik voerde hem stiekem. Bij dat restaurant in dat dromerige dorpje Shuang Lang, waar ik een hele berg rivierkreeftjes at, krakend en wel tussen mijn kiezen.  Ik vond ze best lekker maar 's nachts werd ik echt ongelooflijk ziek, zo ziek ben ik in mijn leven nog niet geweest. Ik wist niet dat ik het kon: rechtop staand onder de douche schijten als een reiger en een grote straal tegen de muur kotsen tegelijk. Wauw, wat een belevenis.

Of dat logje over dat bijzondere, esoterische concert op het Erhai Meer: zo artistiek bedacht door 2 kunstenaars. Na een uur esoterisch doen namen de locals het over en schalden er Dalinese volksliederen over het meer. De roeiers - in het normale leven vissers - gingen helemaal los. Het werd een heerlijk feestje daar op het water wat zich later voortzette in het botenhuis.

Oh mensen, wat was het een mooi bezoek. Maar ik voelde toen al aan, heel intuïtief, dat het met Jop niet goed ging. Ondanks zijn lieve gedrag en zijn prachtige verhalen: er klopte iets niet.

Een jaar later, in 2011,  ging ik er weer naar toe, naar Dali. In mijn eentje. Ik miste Jop zo erg, dat mijn man zei: 'Venus, ik koop een vliegticket voor je, je gaat gewoon naar hem toe.'
En zo geschiedde.
Wat vond ik het spannend, in mijn eentje naar Peking vliegen, overstappen en door naar Kun Ming waar ik een nachtje moest blijven slapen.  De volgende ochtend van daaruit weer door naar Dali met de bus.
Met de plaatsnamen in het Chinees, uitgedraaid op een A-viertje, want het jaar ervoor had ik wel geleerd dat ze me echt, maar dan echt totaal niet verstaan, die Chinezen met hun klankentaal.

Tijdens dat tweede bezoek merkte ik van alles op aan Jop. Het ging niet goed met hem. Het bezoek begon heel stroef en moeizaam, maar langzamerhand opende hij zich als een bloem en werd het een prachtig samen-zijn tussen mij, zijn moeder, en hem, mijn zoon.

Wat was hij lief. Maar behoorlijk verward, niet meer van deze aarde, hij was met recht de weg kwijt geraakt tijdens het reizen. Ik had niet het vermogen daar goed doorheen te kijken en adequaat te reageren; ik was teveel een met hem, denk ik.

Wat een schril contrast, eigenlijk, dat lieve, naïeve opgetogen weblog ChinaDali. En het gegeven dat degene waar we die mooie reis voor maakten, onze oudste zoon en broer, eigenlijk zo ziek was. We hadden hem mee naar huis moeten nemen om hem hier in Nederland te laten helpen.

Maar gedane zaken nemen geen keer.

Jop kwam overigens wel weer naar huis, een paar jaar later en hij bleek nog zieker geworden. Dat vond hij zelf niet. Na een paar maanden verdween hij met de Noorderzon en kwam nooit meer terug.

Ergens, onderweg, tijdens al dat reizen, is hij zichzelf kwijtgeraakt. En hij heeft zichzelf nooit meer teruggevonden.





woensdag 15 juli 2020

GRANULOMA TELEANGIECTATICUM

Ik heb mijn tijdschrift nog niet opengeslagen of mijn naam wordt geroepen. Ik schrik er van: nu al?! Ja, zegt de assistente, je staat als eerste voor het middag-spreekuur, dus dan ben je als eerste aan de beurt.

Binnen gekomen moet ik een flink eind van het bureau wachten op de dermatoloog,. Die spoedt zich na enkele minuten naar binnen. Eerst zie ik alleen zijn witte sneakers onder het witte gordijn. 'Iep piep iep', doen ze. Dan verschijnt hij in zijn totaliteit. Een leuke man met een supergroot mondkapje waardoor ik de helft van zijn gezicht niet kan zien. Maar goed, da's de nieuwe werkelijkheid.

Hij gaat zitten en opent mijn dossier. 'Ahaaa, u heeft een plekje op uw hoofd, op uw rechterslaap, klopt dat?' 'Ja, dat klopt.' 'En er zit ook een plekje op uw schouder? Rechts?' 'Uhm, heeft de dokter dat opgeschreven? Dan zal het wel kloppen. Ik weet het het niet zo goed meer, eerlijk gezegd. De verwijzing is al van bijna een jaar geleden. '

'Goed, gaat u maar staan en houdt uw haar maar omhoog.' Ik duw mijn haar met mijn rechterhand de hoogte in.  'Ooooh ja, kijk aan, een grote moedervlek en daar bovenop een flinke granuloma teleangiectaticum. Die kan ik nu niet weghalen. Dat moet operatief. ' 'Oh, fijn, heerlijk dat 'ie weggaat. Want het is nogal onethisch'. 'Ja, nogal onesthetisch', verbetert hij mij. 'Oh ja, onesthetisch', grijns ik.

En op uw schouder? Ik ontkleed mij en toon mijn rechterschouder. 'Oooh ja, een onschuldig plekje. Kom, die bevries ik even.' 'Bevries ik even?' denk ik maar ik ben nog niet uitgedacht of ik hoor: 'pssst psssst.' Ik voel een licht snijdend pijntje op mijn schouder. 'Zooo, klaar. '
'Oh ja, ik doe meteen even die moedervlek op uw rechterslaap. Haar omhoog alstublieft.' En psssst.' Dat gaat makkelijk. Een, twee ... en weer een vlek verdwenen.

'Zeg, hier heb ik ook nog een grote plek. Moet u eens kijken.' En ik toon een grote, dikke moedervlek op mijn borstbeen. Echt een joekel. En daar gaat 'ie weer, de dermatoloog, met zijn spuitbus ' pssst pssst pssst' .

Als hij  klaar is met het rondje bevriezen gaat hij zitten om een afspraak te regelen.

'Wat gebeurt er nu met die drie moedervlekken die u heeft bevroren?' 'Die verschrompelen. Het worden een soort littekentjes en die zie je na verloop van tijd niet meer. U hoeft er niks aan te doen.'

Tijdens deze uitleg is hij naar voren geschoven met een toelichting van de operatie in zijn handen.  Snel schetst hij met een balpennetje, hoe hij de granuloma teleangiectaticum gaat verwijderen. Ik maak eruit op dat hij hem niet gaat wegsnijden, want dan moet er zo'n drie vierkante centimeter huid worden verwijderd en moet ik worden gehecht. Nee, hij gaat die paddestoel op mijn hoofd een soort van wegschaven. 'Dan ontstaat er slechts een schaafwondje, mevrouw. Heeft u verder nog vragen?' 'Nee, ik heb geen vragen meer.'

We nemen afscheid. 'Tot in september dan maar.' Terwijl ik mijn tas inpak, beent hij alweer weg op zijn witte sneakers.  Iep piep iep.

zaterdag 11 juli 2020

DE BESCHERMENGEL

Ik ken wel meer van die verhalen, van mannen die van steigers zijn gevallen. Huiveringwekkende verhalen zijn het.
Zoals het verhaal van Kees die rechtopstaand naar beneden viel, op zijn voeten terecht kwam en die van alles brak. Toen hij erover vertelde kronkelde ik van ellende. 'Wat vreselijk, Kees. En daarna?' Daarna heeft hij een jaar nodig gehad om weer op te knappen en te revalideren. Die kleine misstap op tien meter hoogte heeft hem een jaar van zijn leven gekost.

Woensdag kwam er een man op de koffie,  Huib. Huib is al jaren werkzaam in de bouwwereld. Eigen baas is 'ie,  aannemer van heel veel soorten werk waaronder het plaatsen van deuren. Dat is waar wij afspraken met hem over willen maken.
Huib blijkt een geboren verhalen verteller. 66 is hij inmiddels en hij heeft heel wat meegemaakt waaronder dus ook een val van de steiger. Met open mond zitten wij aan de keukentafel te luisteren. Want het verhaal over de val is niet zozeer indrukwekkend alswel wonderbaarlijk.

'Serieus waar, ik zweer het jullie. Het kan nooit dat ik daar lag. Ik ben van die steiger gedonderd, dus had daaronder moeten liggen. Onder die steiger. Maar wat denk je? Ik lag zo vier of vijf meter daarvandaan. Plat op mijn rug.  Netjes in het gras. Ik kwam bij, ging zitten en stond zo weer op. Terwijl ik acht meter naar beneden was gevallen. Ik mankeerde he-le-maal niks. Dat is toch raar?'  Wij knikken. 'Maar goed, wat ik je zeg, het klopte gewoon niet waar ik lag toen ik bijkwam. Zo'n eind van de plek waar ik eigenlijk had moeten liggen. Voor mij kan dat maar een ding betekenen. Mijn beschermengel heeft me geholpen. Mijn moeder. Die heeft me opgetild terwijl ik viel en me op een andere plek neer gelegd.' 'Je moeder? Wat mooi, Huib.' 'Ja, ze was vlak daarvoor overleden en ik voelde haar heel vaak nog heel dicht bij mij. Nu nog trouwens, terwijl ze al heel wat jaartjes geleden overleden is. Ja, zij heeft me geholpen. Het kan gewoon niet anders!'

Ik schenk nog maar een kop koffie in. Mijn man legt er een koekje bij. Voor Huib.
Daarna praten we verder. Over muziek en vakantie en natuurlijk over de nieuwe deur die Huib voor ons gaat plaatsen.

vrijdag 3 juli 2020

BEWUSTWORDING

Ik droom. Fris gedoucht en netjes aangekleed ben ik. De dag kan beginnen. Nadat ik mijn haar en make up heb gedaan, ga ik naar beneden. De trap af. Daar, in de huiskamer,  hoef ik alleen nog maar mijn tas in te pakken.

Ik trek de gordijnen open en kijk de tuin in. Het is redelijk weer: zon, wolken, droog en het waait, dus het is niet al te warm. Ik stop mijn phone in de tas, kijk nog even op het schermpje en schrik me dan rot! Wat! Is het al zo laat?!  Kwart voor negen?! Hoe kan dat nou?! Heb ik er zo lang over gedaan of stond mijn wekker verkeerd?!

Zenuwachtig prop ik de andere spullen in mijn tas. Appel. Flesje water. Mondkapje.
Nu nog mijn portemonnee! Verdorie, waar is die nu weer? Gisteren nog gebruikt in de supermarkt. Laatjes open, kranten opzij. Ligt 'ie hier? Nee! Ligt 'ie daar? Nee, ook niet. Verdommenogantoezeg! Ik ben al een uur te laat en dan ook nog mijn portemonnee kwijt. Zonder knip kom ik nergens, want daar zit mijn pasje in en ik moet een treinkaartje kopen.

Gelaten blijf ik staan en kijk naar buiten. De eerste zonnestralen piepen door het gebladerte van de Platanen aan de rand van de achtertuin. Ik zucht en ga zitten.

Tas op schoot.
Ogen gesloten.
Adem in. Adem uit.
Rustig Venus. Rustig.

Dan ineens dringt het tot mij door. Er is helemaal geen probleem. Integendeel. Wat stom! Ik moet helemaal niet weg!! Niks te laat! Ik ben juist op tijd!
Met een zwieper gooi ik de tas op de keukentafel. Baf! Haal mijn phone er weer uit. Mijn laptop. Mijn aantekenboek en pennen.

Zo, klaar. Ik start de laptop op.
Klokslag negen uur beantwoord ik het eerste mailtje. Achter mij pruttelt de koffiepot.

Paniekdroom? Was dit een paniekdroom? Ja, nou nee eigenlijk. Het was eerder een bewustwordingsdroom. Een droom over de nieuwe werkelijkheid.

vrijdag 26 juni 2020

DRIE WEKEN SAMOS

Zoals dat gaat, ontmoeten we buurman Kees in de supermarkt. Elk achter ons karretje.
Op gepaste afstand maken we een praatje met hem. Wij zijn heerlijk relaxed, uitgerust en zongebruind, want we hebben vakantie. 'Een vakantie in eigen land nee, in eigen huis', vertellen we lachend. 'Ons huis en onze tuin waren al mooi, maar nu hebben we alle tijd om 't nog verder te verfraaien. En om ervan te genieten. Elke ochtend ontbijten we buiten, in ons paradijsje en kijken naar de vogeltjes die kruimeltjes komen pikken en zich wassen in het vogelbadje. Lekker ouwe-lullerig!'

Vol enthousiasme verhalen we verder over onze thuis-vakantie. 'Lekker man. Af en toe een dagje weg en naar het strand. Zaaaalig. Je kijkt met heel andere ogen naar ons mooie landje en je geniet weer van je huis en je tuin. Gewoonlijk ga je in de mooiste tijd van het jaar weg, toch?'
Kees knikt en zwijgt. De blik op zijn gezicht verandert gaandeweg ons verhaal. Hij kijkt inmiddels vertwijfeld.

'Wanneer heb jij vrij', vraagt mijn man. 'Over ruim een week. We gaan naar Samos.' 'Ooooh, wat heerlijk', roepen wij in koor. 'Hoelang?'  'Drie weken.' 'Drie weken! Wauw, dan ben je er echt helemaal uit. Te gek!'
Maar Kees doet niet mee met ons enthousiasme. Beteuterd vervolgt hij zijn verhaal: 'Vorige week kregen we bericht, heel onverwacht, dat de vakantie wel doorgaat. We kunnen gewoon heen. Alles is weer mogelijk, we kunnen vliegen en in het hotel terecht.'
'Okay', zeg ik en vraag me af waarom hij er niet blij bij kijkt.

'Ik had me er al helemaal bij neergelegd en Els ook. We dachten dat we ook thuis moesten blijven, hebben E-bikes gekocht en al een weekendje geoefend. Dat was fantastisch. En we wilden net als jullie lekker van de tuin genieten. Het nog verder mooi maken. En dagjes uit. Af en toe een dagje strand. Net als jullie nu doen.'

'Oei,' zeg ik, 'en dan nu moet je drie weken weg uit je eigen paradijsje. Naar Samos, waar je je zo op had verheugd. Toen de domper dat het niet door zou kunnen gaan. Toen je mind set veranderen en dat ging prima. Jullie hadden het al helemaal om-gedacht en van iets negatiefs iets heel positiefs gemaakt. Tjeetje, man, Kees, maar Samos is toch ook te gek?'

'Ja', zucht Kees, 'dat klopt. Samos is heel mooi. ' Zijn phone gaat. Els belt. We nemen afscheid en pakken koud drinken. Citroenbiertjes en witte wijn. Voor strakjes, voor thuis in de tuin.

donderdag 25 juni 2020

DE DREUN

Raampjes open, warme lucht om m'n hoofd, ogen toegeknepen tegen 't felle licht. Eind van de middag en het is op z'n heetst: dertig graden.

Nu komen de mensen uit hun werk nog even snel boodschapjes halen, vooral veel drinken vermoed ik zo. Ik zie 'n mooi plekje aan de rand van het parkeerterrein en sla links af. Kan er niet door, want er staat een auto schuinsweg stil. De deur aan de bestuurderskant staat wagenwijd open. De bestuurder staat achter zijn auto, voor mij uit zicht. Ik zie 'm niet maar ik hoor 'm wel, want hij schreeuwt. Tegen een vrouw die ik wel kan zien. Ik zie haar schouders en haar hoofd, haar lange rode haar. Haar boze gezicht, wit en bezweet. Naast haar staat een vrouw, ik denk haar moeder, met kort haar. Ze is heel tenger, de moeder.  Ze valt haar dochter bij, schreeuwt ook tegen de man. 'Je moet opsodemieteren, oprotten', schreeuwt die. Wat de moeder roept valt daarbij in het niet: de dochter schreeuwt het hardst.

De man stapt weer in, knalt zijn deur dicht maar rijdt niet weg. Hij buigt zich naar de passagierskant en schreeuwt verder door het openstaande raampje. De vrouw met het rode haar schreeuwt woedend terug. Dat hij niet had uitgekeken en opgelet en dat hij uit had moeten kijken en had moeten stoppen voor ze. Dat hij een klootzak is.
Voor hem reden om weer uit zijn auto te stappen. Woedend beent hij op de vrouw met het rode haar af en verkoopt haar een dreun. Ze verweert zich, houdt haar armen voor zich maar duwt hem meteen ook weer terug. De man wankelt. Zij schreeuwt: 'Kankerhoer, kankerhoer. Wat zeg jij tegen mij?!' Je moet oprotten, jij!'  De moeder pakt haar phone, fotografeert en belt dan de politie.

Ik onderwijl ben achteruit gereden naar een ander parkeervak en ben klaar om uit te stappen. Maar ik kan niet zomaar weggaan, vind ik. Want de man ziet er vervaarlijk uit met zijn kaalgeschoren hoofd en zijn getatoeëerde armen. Confused blijf ik kijken. Welke man haalt het in zijn hoofd om een vrouw midden op straat, in het bijzijn van anderen - want ik ben niet de enige getuige - een dreun te verkopen?!

De actie van de moeder heeft echter tot gevolg dat de man snel instapt en met gierende banden weg scheurt. Ik vraag me af of ik mijn steun moet bieden. Dan zie ik dat er een jongeman bijstaat die zich om de vrouw met het rode haar bekommert. Ze ziet er nu ontredderd uit, lacht bibberig en laat hem haar arm zien. Blijkbaar heeft de man haar daar geraakt. De moeder staat nog steeds te bellen met de politie, stapt op hoge benen rond en vertelt wat wat er gebeurd is.
Ik ga toch maar boodschappen halen, besluit ik en zie dat de kaasboer en de bloemiste net naar binnen lopen. Die hebben blijkbaar ook ongerust staan kijken.

Als ik even later terug kom bij mijn auto, staat de politie er al. De vrouwen zijn vermoedelijk met de agenten naar een koelere plek gegaan om aangifte te doen. Vast de snackbar, daar kun je tenminste zitten.
Ik laad mijn auto vol, geef gas en rijdt terug naar huis. Raampjes open, warme lucht als 'n föhn rond mijn hoofd.


zondag 17 mei 2020

VIRTUELE RELATIE OPBOUW

Ik merk dat het niet meevalt om ergens vers aan de slag te gaan, terwijl je de nieuwe collega's nog nooit in het echt hebt gezien of gesproken.  Het is echt inspannend. Ik ben voor hen nog een heel abstract gegeven en dat geldt omgekeerd net zo.
Ik word er best moe van, mijn brein heeft het er moeilijk mee, want ik wil een relatie opbouwen,  een goeie binding krijgen, maar hoe doe je dat? Wat is dat moeilijk, zeg. En voor hen net zo goed naar mij.

Want zeg nou zelf: wat voor binding heb je met mensen die je alleen kent van mailen, af en toe een telefoontje of wat video-callen of elkaar zien en spreken via teams of zoom?

Er ontbreekt iets.

Er ontbreekt iets in het contact waardoor ik - als ik de verbinding uit klik - de anderen weer helemaal kwijt ben. En dat zullen de anderen, die aan de andere kant van mijn cameraatje zaten, ook met mij hebben.
Dan zit ik daar alleen in mijn keuken en kijk naar buiten en hoor de ruisende stilte. Niks niet even lekker nakletsen en samen met de lift naar beneden, terug naar je werkplek.

Ik merk het ook aan het feit dat ik weliswaar netjes word uitgenodigd voor allerlei online bijeenkomsten, maar dat ik - de nieuweling - geen stukken krijg toegestuurd. En ik me dus suf zit te mailen en bellen om te achterhalen wie in go-des-naam de agenda en het verslag toestuurt. En de sheets en de notities. De actielijst. Het overzicht met de te bespreken mensen. Noem maar op. Ik krijg het gewoon niet. Omdat ik in de mind-set van de nieuwe collega's nog geen echt mens ben.

Denk ik.

Want ze weten niet dat ik met mijn beentjes schop als ik loop; dat ik bloos als ik plotseling in de aandacht sta; dat ik graag grapjes maak en het heerlijk vind als mensen erom lachen; dat ik graag lekker meepraat en niet alleen wil luisteren; dat ik elke dag een lekker licht bloemig & citrus-achtig geurtje draag; dat mijn haar glimt als het pas gewassen is en naar honing ruikt. Ze weten niet dat ik graag cappuccino drink - en altijd voor anderen wat meeneem uit de keuken -  en dat als ik zelf broodjes van huis meeneem, er bijna altijd pinda-kaas opzit. En dat ik heel graag appeltjes eet, zeker als ik anderen appeltjes hoor eten. Dat geluid doet me het water in de mond lopen en als in een reflex pak ik de Jonagold uit mijn tas en zet er mijn tanden in. En oh ja, ik poets altijd eerst mijn appeltje door hem op te wrijven over de stof van mijn broek of rok. Dat weten ze allemaal niet.
Ze zien mijn volgepropte, veel gebruikte handige rugtas niet staan naast mijn stoel, mijn leuke, hippe jas niet hangen aan de kapstok, mijn knalroze colbertje niet bungelen over de rugleuning  in de vergaderkamer.

Nieuwe relaties opbouwen - het leukste van het interimmen, vind ik - me profileren, het lukt niet goed nu dat louter virtueel moet. Ik tenminste,  vind 't verdomd moeilijk.

Dus heb ik gezeurd of ik alsjeblieft niet voor 1 keertje, nee echt voor 1 keertje maar, naar kantoor mag. Om de mensen die daar wel elke dag werken - want de meesten hebben een vitaal beroep - in het echt te ontmoeten.
Het mag!
Woensdag ga ik! Heerlijk! Ik heb er zin in, mensen!

zaterdag 9 mei 2020

EIGENLIJK

Wat mis ik het, verdorie, wat mis ik het. Dat koffertje dat al een dag of wat van te voren klaar staat, waar ik zo af en toe iets in doe, herschik en er soms weer iets uit haal. Die schoenen mee? Ach, nee, die ga ik toch niet dragen, want ik moet daar lopen en lopen en lopen. Liever mijn sneakers en die draag ik onderweg al. Bikini mee? Ja, toe maar, zo'n klein laagje kleding kan geen kwaad, ook als ik 'm helemaal niet ga dragen, daar.

Daar. Verre einders, drie uur weg, zes uur verder of zelfs negen of elf uur verder.

Wat houd ik hier toch van. Dat koffertje nog een keer checken op too much stuff, nog een keer schikken. Dicht ritsen en klaar staat ze, mijn schattige rode rolkoffertje. Wachtend op wat komen gaat.
Op de taxi die al om vier uur voor staat en ons naar de vertrekhal brengt. Waar de slaap waar ik onderweg nog zo'n last van had, ineens verdwenen blijkt. De adrenaline is namelijk begonnen te stromen. Eerst goed kijken waar we naar toe moeten. Nu al fantastisch, al die mensen van all over The World. Zo heelijk om naar te kijken. Wat zijn ze mooi!

Altijd even spannend, dat inchecken: doen we het weer allemaal goed dit keer? Dan de check op je kleding en handbagage. Schoenen uit, riem af, jasje uit. Soms ook nog door de body-scan. Of nog een keer je paspoort tonen. Te veel dingen te snel tegelijk moeten doen. Opgelucht alles weer omdoen, aantrekken en dan... dan wacht het zalig kuieren door de hallen.

Eerst boeken kopen, altijd bij dezelfde kiosk. Gewone boeken en van die kleine leggertjes. Smullen! En wat mooie tijdschriften. Dan even snuffelen bij de zaak met koptelefoontjes en aanverwante artikelen. En dan... koffie! Een grote bak met een lekker broodje erbij. Veel te duur; altijd weer moppert de man over die schandalige prijzen.
Mij maakt het niet uit. Het hoort erbij, bij het reizen, toch? Je slaperigheid weg slobberen met een grote, dure bak koffie. Peuzelen aan een croissantje en onderwijl gluren naar de mensen om je heen. Beetje appen met de familie thuis.

Tijd om naar de gate te gaan. De tasjes met de boeken en tijdschriften snijden in mijn polsen. Snel prop ik alles alvast in mijn rugtas. Voor straks, onderweg, me afvragend welk boek ik als eerste zal gaan lezen. Schuifelend naar m'n zitplek, spullen snel snel in de laadruimte boven mijn hoofd proppend, meestal doet de man dat voor mij, want hij is groot en ik ben klein.  Seatbelt om, jippie, we gaan, we stijgen op!  En als we hoog genoeg zijn, m'n  koptelefoontje op om te luisteren naar de nieuw gedownloade spotify-nummers.

Op weg naar... Altijd op weg naar weer een mooie, geweldige, inspirerende plaats op deze mooie aardbol.

Eigenlijk zouden we nu in Hongkong moeten rondlopen, gezellig kletsend met de kinders, hapje hier, ijsje daar, fotootjes maken. Genieten van de markt, de shoppingmalls, met de ferry erop uit. Kennis maken met de schoonouders van mijn zoon, de ouders van mijn schoondochter. Uit Beijing. Ik had me er zo op verheugd.

Eigenlijk...

Dit mis ik nu. Ik mis het.  Ik mis jullie.

maandag 27 april 2020

GOEBBELS

'En... ga je nog op vakantie deze zomer?' De man grinnikt en we spelen dat het echt is: hij is mijn klant, ik ben zijn kapster. Hij verzint een vakantiebestemming en ik babbel er op los. Maak nog even snel een foto van zijn huidige coupe corona.  We appen de foto door naar HK, zodat zoon en schoondochter daar mee kunnen genieten.

'Ik begin met uitdunnen, okay? 'Vol vertrouwen zit hij daar. Vol vertrouwen knip ik erop los. 'Wat veel haar heb je toch,  vent! Wat veel kruinen! Wat een gek haar, eigenlijk. Rechts zit het heel anders dan links. Rechts kan ik mooie veertjes knippen, maar links niet.' 'Veertjes? Ik ben toch geen kalkoen of zo?' 'Nee, maar rechts kan ik het zo knippen dat het als veertjes over elkaar heen valt, de laagjes, zeg maar. Links is er geen touw aan vast te knopen. Daar gaat je haar alle kanten op. Lastig, man!'

Enthousiast dun ik zijn haar eerst aan alle kanten uit.  Lekker klusje, wel. Daarna moet ik de pluk haar op zijn voorhoofd, dat eilandje tussen de inhammen, kort knippen. 'Mike pakt het altijd tussen zijn vingers en wat er boven uit steekt, knipt hij weg.' 'Okay, geen probleem. ' Zorgvuldig knip ik met de gewone kappersschaar, dus niet de uitdunschaar, het plukje korter. En korter. 'Zoooo, dat zit goed. Kijk even in je phone. Ben je content?'

Ja, hij is content. 'Maar nu moet je in mijn nek scheren, Venus. Dat matje moet weg. Gebruik daar dit voor.' En hij overhandigt mij de tondeuse. 'Wel, daar heb ik nu nog nooit mee gewerkt. Hoe moet dat?'  'Zet maar eerst op standje 2.'
Heel voorzichtig schuif ik met dat ding over zijn nek. 'Er gaat geen haartje af. Echt niks.' 'Zet maar op 4 dan.' 'Okay. Mmmm, nou, zet niet veel zoden aan de dijk, sorry. Ik knip wel wat van die rand van dat matje.'  Zo gezegd, zo gedaan. Ziet er best aardig uit. Kam erin, wat er bovenuit steekt, toch weer even met de uitdunschaar wegknippen, zodat het mooi valt.

'Die bakkebaarden, wat wil je daarmee? Die zijn best grijs en droog.' 'Die moeten heel kort, Venus. Dat doet Mike altijd met de tondeuse, maar dan zonder opzetstukje. Kijk, zo.'  En hij haalt het opzetstuk los. Vlijtig begin ik te scheren. 'Wow, dat gaat een stuk beter. Ik doe je nek hier ook even mee, hoor. Zo gaat het tenminste weg!  Wat een heerlijk klusje. Ik scheer er nog een randje af. En nog een! Wow, kappertje spelen is leuk! '

'En dan nu dat randje boven mijn oren. Dat scheert Mike altijd weg. ' 'Okay, oei, best eng, bij je oren, man.'  Ik ga aan de slag, duw de oorschelp plat en verwijder een rand haar bij de linkeroor. Kijk even en front hoe het zit en ga dan verder met de rand boven het rechteroor. 'Klaar. Gelukkig, geen verwondingen. Echt wel eng, hoor, bij je oren scheren. '

'Nu stop ik, man, ik ben er moe van. Het is spannend, hoor, iemands haar knippen.' 'Aaah, Venus, doe ook meteen mijn wenkbrauwen. Daar steken een paar grijze haren uit. Doet Mike ook altijd.' Met toegeknepen ogen wrijf ik mijn vingers over zijn wenkbrauwen en duw een grijs haartje opzij. 'Stil zitten nu! Niet bewegen en ook niet kletsen! Dat kan echt niet, nu!'  Ik knip de weerbarstige wenkbrauwhaar zo kort mogelijk weg. En nog een. Dan ook aan de andere kant.

' Zo, ook weer gepiept. Moet ik nog even stylen?' 'Graag, doet Mike ook altijd, ja.'
Snel spurt ik naar de badkamer, om gel te halen. Met veel liefde wrijf ik de gel door zijn haar en fatsoeneer het her en der met de kam.

' Keurig!  Klaar hoor. Nu stop ik. Kijk nog even in de phone, please.' 'Wacht, ik maak even fotootjes voor HK, nog even stilzitten.'

De man klikt zijn eigen phone aan, zet de camera op selfie-stand en slaakt dan een vreselijk kreet.
'Neeeee! Wat heb je gedaaaaan! Venus!! Wat verschrikkelijk. Afschuwelijk!!!' Hij grijpt naar zijn haar en draait zijn hoofd alle kanten op.  Hij maakt geluiden als een huilende wolf!
'Nou ja, zeg! Wat is er aan de hand, man! Het zit toch gewoon goed?!'

Met een grote zwaai gooit hij de handdoek op de grond en rent in drie stappen de trap op. In de badkamer hoor ik al snel water stromen, potjes schuiven. Af en toe een boze schreeuw!
'Verdomme. Ik lijk Goebbels wel!'

Onderwijl stuur ik de foto's van het eindresultaat naar HK en schrijf erbij dat vader vindt dat hij zo net Goebbels is. Een nazi!. De zoon is het helemaal niet met zijn vader eens. 'Hoe kom je daar nou bij, pap. Je lijkt niet op Goebbels! Je lijkt op Hitler. Kijk maar.'
En hij appt een foto door van Adolf. Ik pies in mijn broek van het lachen.
'Sieg Heil', schrijf ik eronder. De man begint druk te appen met onze zoon in HK. Het wordt steeds dramatischer, wat hij schrijft.

Dan gaat de bel. Er staat een vriend voor de deur. Een vriend van mijn man. Mijn man heeft wat te vertellen. En anders ik wel.

donderdag 23 april 2020

BRUIDSMEISJE

Na een lange dag thuiswerken, beurtelings in de keuken en op zolder, klik ik mijn laptop uit. Stoppen nu Venus! Ik heb er acht uur opzitten, gisteren zelfs 10 uur. Ik ben er moe van, mijn rug zeurt en ik voel dat ik een beetje teveel van mezelf heb gevraagd. Mijn brein is echt moe. Ik moet er even uit. Ik besluit lekker door mijn dorp te gaan kuieren.

Buiten schijnt de zon, de koude noord oosten wind van de afgelopen dagen is gaan liggen. Ineens is het zomer! Een beetje wazig en onwennig, alsof ik uit een andere film ben gestapt, wandel ik door het dorp. Even naar de winkelstraat. Ik vind dat ik wel iets leuks verdien, na al dat harde werken. Gisteren gevangen tenslotte. De koopkriebels kriebelen.

Ik ga de schoenenzaak in en mijn oog valt meteen op een paar limoengroene sneakers. Wauw, wat mooi. Voor de vorm bekijk ik nog een x aantal andere schoenen, maar weet al dat het de limoengroene worden. Ik koop ze.
Als ik heb afgerekend, staat de verkoopster erop de sneakers nog even te sprayen, maar dat moet voor de deur gebeuren, buiten. 'Psssst, psssst.' 'Ja nu even omdraaien.'
He, daar zit mijn oompje. Op zijn stoepje voor zijn huis. Op zijn stoeltje. Wat gezellig, daar ga ik zo even mee kletsen, neem ik me voor. Ik neem afscheid van de verkoopster en loop naar mijn oompje.

We voeren een mooi gesprek, zij het op gepaste afstand. Over het leven, over gezondheid. Over de liefde. Over het ouder worden. Over onze kinderen. Ik vertel over mijn zoons, allebei zo ver weg. Over het verdriet dat ik heb om mijn oudste. De schrijnende pijn, diep van binnen en dat het leven toch maar door- en door- en doorgaat. Dat ik de jongste niet kan bezoeken vanwege de pandemie. And so on.

Het voelt als een gesprek met iemand die het leven overziet, mijn oompje. Hij wordt een dagje ouder, tenslotte. Ik vind het mooi dat hij zo openhartig is.

'Je was mijn bruidsmeisje', zegt hij ineens met een vertederde glimlach. 'Zo schattig.' 'Ja, oompje, 45 jaar geleden. Maar ik weet het nog precies. Prachtig hoor, zo'n herinnering. Voor jou. Voor mij. Mooie momenten in ons leven.'

We nemen afscheid. Ik loop verder. Op mijn limoengroene sneakers. Ze zitten heerlijk.

vrijdag 10 april 2020

VLEERMUIS-EFFECT

'Dit is een moment van reflectie. Hierna wordt het nooit meer zoals hiervoor. We gaan anders werken, wedden? Veel meer thuiswerken, je ziet het, het kan makkelijk! File probleem opgelost evenals die overvolle treinen in de spits!'
'En dat vliegen, al dat reizen, waar was dat eigenlijk goed voor?'
'Kijk eens naar de lucht, hoe schoon. Wat een stilte, he, zonder vliegtuigen.'
'Luister, je hoort de vogels zingen, alsof je in het bos bent. Heerlijk toch ook, die rust in de steden en dorpen.'
'Die afstand in de winkels, zeker bij het afrekenen, geen gehijg in je nek meer van klanten achter je bij de kassa. Mensen wachten netjes voor elkaar op straat: 'Gaat u maar voor hoor, nee, gaat u maar hoor. Oh, dank u wel.'

Je hoort veel, je leest veel, je ziet veel, je denkt en bespreekt veel.  In deze bijzondere tijd.

En een  bijzondere tijd is het, zeg dat. En best knus, ook.
'Ahaaa, er is weer een pers-conferentie. Nice.' We gaan er echt even voor zitten. Die Rutte cs. doen het best goed. En die doven-tolk. Die is top! Zeker haar uitbeelding van het woord 'hamsteren'. Iconisch, haast.
We kijken naar het nieuws.
'Oei, die Boris! Doorgewerkt terwijl hij zo ziek was.'
'En Trump kan 't vergeten in november, mensen!'
Maar we vergeten helemaal alle ellende in de rest van de wereld.
De brandhaarden, het menselijk leed elders. Vluchtelingen.

De media kopt dan weer dit, dan weer dat:
- Het zijn voornamelijk de te dikke mensen die ernstig ziek worden, het niet overleven.
- Het zijn alleen maar heel oude mensen die anders toch ook al zouden overlijden aan een griepje.
- Het zijn alleen die gebieden die getroffen worden,  waar de vervuiling het hoogst is.
- Het zijn alleen landen met een hoge welvaart, waar mensen veel reizen en thuis dicht op elkaar leven.
-Familiecultuur, extraverte levenswijzen, carnaval...
Zie je wel, daar komt het door. Kijk maar naar de grafieken.
'Bij ons gaat het harder dan bij de rest. Oei!' 'Oh, nee, Italië heeft nog steeds het hoogste aantal.' Kijk maar naar de grafieken!'

We worden wakker met zijn allen. 'Oh, he, we hebben wel een beetje weinig IC-bedden, he? Hoe kan dat nou?' Ach, is daar op bezuinigd de afgelopen tijden? Joh! Ook op het personeel. Nee, echt?'
Applaus voor het ziekenhuispersoneel!
Uhm, misschien helpt een stukje loonsverhoging beter?

Die Albert Heijn, he, eerst liet 'ie alle hamsteraars hun Goddelijke gang gaan. Karren met koppen d'r op. Klanten van Appie kunnen zich dat blijkbaar permitteren. 'Hupsakidee! Even voor 500 euro boodschapjes doen. Zo, de buit is binnen.'
Als eerste leeg verkocht, geen reepje toiletpapier meer te koop, geen rijstkorreltje meer te vinden. Om half 1 's middags al het groente, fruit en brood op.
Stelletje hufters. Wat heb je nou aan een zolder vol wc-papier? En kasten vol verse groente?! Fruit dat bederft?!
Mochten bejaarden tussen 7 en 8 komen. Vergeet 't, doen ze echt niet. Bejaarden. Daarover later meer in dit stukje.
Maar goed, Appie is nu roomser dan de paus, moet je buiten wachten, in rijen voor de deur. Ja, ja, ze hebben de buit binnen. Nu kan 't wel even lijden.
Albert Heijn let op de kleintjes?! Forget it!
Nee, dan dat kleine buurt-supertje in het buurtje met goedkope huurwoningen. Die voerde meteen een slim deur-beleid, alles werd schoongehouden. Wc-papier op aanvraag, want dat houden ze netjes verborgen in de voorraad-ruimte. Toppie!

Discussies op Linked-in en andere social media.
'Ach, vast best wel nodig, hoor, al die maatregelen, maar de economie lijdt eronder, mensen. Dat wordt wat, straks, hoor. Is het echt wel nodig, alles op slot en platleggen? Zo erg is het nu toch ook weer niet, he? Het is maar een eenvoudig griepje, hoor.'
'De bouw ligt straks plat. Wedden? En dan?  Terug naar 2008?! Nou, nee, dat was toch anders, hoor. Nu is alles veranderd, echt alles. Toen niet.'
'Al die ZZP-ers die ineens van een minimum inkomen moeten leven. Geen droog brood meer kunnen kopen.' 'Ach, ZZP-ers, die kiezen er toch zelf voor om niet in dienst te gaan?' 'Wat?! Ben je helemaal gek geworden, joh. Wat dacht je, dat het alleen maar rijke, hoogopgeleide vrije jongens en meisjes zijn die op het strand in Thailand ICT-werk doen? Wat dacht je van kunstenaars en artiesten? Van al die laagbetaalde ZZP-ers, die feitelijk stukloners zijn?'
Wel fijn, zeg nou zelf, dat we nog ergens miljarden en miljarden hebben liggen. Nederland blijkt een Dagobert Duck-kelder te hebben.

Heldere scheidslijnen binnen onze bevolking tekenen zich af.
Want: moet je eens kijken, juist de bevolkingsgroep waar we allemaal voor thuisblijven, trekt zich nergens wat van aan. Loopt in groepjes te wandelen of zoeft voorbij op de E-bike, gaat geen centimeter voor anderen opzij. Verwende apen, die senioren!
De goeden daargelaten, hoor.
En al die pubers die gewoon doen alsof er niks aan de hand is. Feesten geven, samen scholen op pleinen en daar tot diep in de nacht herrie maken. Potje te provoceren. Stappen zo op de trein of de bus, zonder te betalen. Gedragen zich asociaal in de trein, schreeuwen, zetten muziek keihard. Maken stomme grappen en gaan expres hoesten. Sommigen gaan vechten met de conducteur of chauffeur.
Waarom wordt daar niet op gehandhaafd? Op die verwende gastjes!
Wie laat zijn kinderen dit nu doen?

Er zijn er heel wat die hun huisje gaan kuisen. Met behoud van salaris. Deze vorm van thuiswerken loont de moeite, mensen, klaarblijkelijk.
Soooo very very dutch, ook.
En hoe ergerlijk, die fucking buren die zogenaamd thuis werken, maar hun hele huis gaan verbouwen. Ineens. Dagenlang lopen  te boren, te zagen, te hakken, te timmeren. En daarna alle troep afvoeren naar de vuilstort en het er voor over hebben dat je daar nu urenlang in de file staat.
Terwijl er mensen om hen heen vlijtig thuis zitten te werken, maar zichzelf niet kunnen verstaan tijdens het Zoomen. Omdat de buurman net met die klote klopboor bezig is.

Niet bij onze ouders en andere familie-leden op bezoek mogen komen. En zij niet bij ons. Echt niet leuk. Vaders en moeders die hun verjaardag alleen moeten vieren. Oma die in het bejaardenhuis zit te verpieteren.
Het bejaardenhuis.  Gisteren liep er nog een draaimolen-mannetje voor de deur, met zo'n kleine draaimolen. Geen raampje ging er meer open. Ze zijn er vast klaar mee, de bejaarden. Met al die goedbedoelende artiesten voor hun deur.

Ja, ja, die verwende senioren en feestende pubers en klopborende buurmannen.
Wij maar dagen, weken en straks maanden achter onze laptopjes aan keukentafels proberen te werken.  Onderwijl onze kinderen les geven. Of juist allenig thuis zitten te verpieteren. Oorverdovende stilte na de Team-sessie.
Geen geintjes en gebbetjes en koffie halen voor elkaar.
Geen bal aan, hoor, de hele dag thuiswerken.
Vet saai. Maar ook vet stress-vol.
's Nachts zijn onze hersenen overprikkeld, slapen we niet, omdat we de hele dag op schermpjes hebben gekeken, voor het werk en 's avonds kijken we ter ontspanning Netflix en tv. Onderwijl controleren we onze telefoontjes dag en nacht, niet alleen for fun maar nu ook voor het werk.

Kennissen, collega's, familie-leden, vrienden die ziek worden. Elke keer schrik je je rot.
'Wat, is die ook al ziek? Zo'n gezonde, jonge kerel?!' 'Ja, maar hij heeft eigenlijk nergens last van, hoor, maar moet wel wekenlang in quarantaine blijven. En zijn vrouw ook.' 'Okay. Oeps. Wekenlang je huis niet uit!'
Maar de ander sterft een eenzame dood. Op de IC. Alleen, hooguit met een verpleegkundige naast het bed. Hartverscheurende verhalen zijn dat, waar je beroerd van wordt en die je diep raken.

En dit alles, mensen, dit alles begon met een vleermuisje dat een angstig scheetje liet op voedselmarkt ergens in Wuhan, een miljoenen-stad waar we desalniettemin voorheen nog nooit van hadden gehoord, maar dat terzijde.
Die vleermuis die een scheetje liet. Een heel vies scheetje vol virussen.
Het vlindereffect? Ja, daar heeft het wat van weg.
Misschien beter om het vanaf nu het vleermuiseffect te noemen.


maandag 6 april 2020

NIEUWE OPDRACHT

Ongemerkt buig ik toch wat verder naar voren. Ik praat harder dan normaal, hoor het aan mezelf en herstel. Demp mijn volume. Draai mijn hoofd iets verder van het licht want tjeeeezus, wat een rimpels heb ik ineens in dat scherpe licht van de keukenlamp. Zouden zij mij nu echt zo zien? Met dat rimpelkoppie? Ik hoop het toch niet, want ik wil wel een beetje een leuke indruk maken.
Misschien hebben ze wel een vies schermpje, dan zien ze mij niet zo scherp.

'Welkom in mijn keuken. Ik zit hier al 3 weken achter mijn laptop. Helemaal alleen. Leuk om kennis met jullie te maken? Waar zitten jullie?'

Ik praat met Janneke en Annemiek. Mijn nieuwe collega's, althans, ik ga over een paar weken met ze samen werken en maak nu alvast kennis. Via Video Call van Whatsapp. Zo met zijn drietjes is dat best goed te doen. Makkelijker dan dat gedoe met Teams en Zoom. Want op mijn Mac Notebook is het installeren van Teams een Ka-klus waar ik nog steeds niet uit ben. En Zoom heb ik alleen nog maar op mijn phone. Dan maar liever Whatsappen, dat snap ik tenminste.

Anyway, we gluren naar elkaar alsof we aapjes achter glas zijn. Zij zijn mijn aapjes, ik ben hun aapje. We zijn gluurder en gluur-object tegelijk.

'Nee, ik zit niet in de keuken', vertelt Janneke. 'Ik zit in de huiskamer.'  Dat klopt, ik zie dat ze op de bank zit. Er beweegt een staart door het beeld. Een van haar honden. Annemiek zit op haar werkkamer. Om haar heen is het een beetje schemerig. Ik zie alleen maar een muur en een deur.

We vertellen elkaar wie we zijn. Over onze achtergrond, waar we wonen, hoe oud we zijn. Over onze relaties, kinderen en huisdieren. Hobbies. Als ik praat, zie ik ze ingespannen naar me kijken. Ik maak een grapje. Ze lachen. Gelukkig, het gaat goed. Ik zie mezelf ontspannen, in dat vakje rechtsonder in beeld.

Al snel vertellen Janneke en Annemiek me van alles over de afdeling waar ik voor ga werken. Van Annemiek ga ik veel werk overnemen. Zij gaat ergens anders aan de slag.
Ik moet met nog meer mensen kennismaken, vertellen ze. Met nog twee vrouwen waar ik werk van ga overnemen. En met een programma-manager waar ik mee ga samenwerken. We spreken af dat we dat snel gaan organiseren. Kennismakingsgesprekken inplannen via de agenda, praten doen we wel via Video call, Teams of Zoom.

Na een half uurtje moeten we stoppen, want Annemiek heeft een Teams-sessie. We horen allerlei incheck-geluiden, een man begint tegen haar te praten. 'Wacht even', zegt ze tegen hem, 'eerst even dit gesprek afronden.'
We nemen afscheid. Klik. Uit.

Het is meteen weer stil om me heen. Ik sta op en schenk een kopje thee in. Loop naar het raam en kijk naar de tuin. Het is schitterend weer. Alles ontluikt. Ik denk na over het gesprek van zojuist. Van mijn leven lang niet heb ik op zo'n manier kennis gemaakt met nieuwe collega's. Nog nooit heb ik op deze manier werk van anderen overgenomen.

Ik ga weer zitten en zie dat Janneke al stukken heeft gemaild. Ik klik ze open en begin te lezen.

zaterdag 28 maart 2020

IK MIS JULLIE

'Nou, pap, fijne dag verder, maak er ondanks alles een feestje van, samen met mam.' Mijn vader lacht en zegt echt van die pappa-dingen als: 'Dankjewel, Venus, ik ga nu weer verder hoor. Ik ben samen met je moeder het bed aan het opmaken.'

Glimlachend klik ik de phone weer uit. Mijn man schenkt nog een kop koffie in en we eten met smaak van ons slagroomgebakje. Waar we eerst een foto van maakten voor op de family-app. Wat mijn zusje ertoe aanzette om later op de dag ook lekker taartjes te kopen, ter ere van pappa's verjaardag.

Onderwijl gaan er virtueel fotootjes van hand tot hand. Van onze pasgeboren nieuwe neefje, kleinzoon van mijn tante en oom.
's Morgens om zes uur is hij geboren en ook dat kan niet gewoon gevierd worden. Zijn opa en oma moesten achter het raam naar hun nieuwe kleinkindje kijken.
We zetten er van die emoji's met hartjes in hun oogjes bij, typen vertederde boodschappen vol uitroeptekens. Switschen enthousiast van app-groep naar app-groep, want de geboorte wordt op verschillende digitale plekken gevierd.

En zo vieren we het leven dan maar. Op afstand.

's Avonds appt de gitarist van mijn band. Hoe het gaat, wat we doen en: 'Alweer een vrijdagavond zonder repetitie'. Ik stuur een filmpje door van het Joetjoepje van Janiva Magness, waar ik op dat moment naar kijk, mijn blikje citroenbier ook goed in beeld. Want dat drink ik altijd als we repeteren, citroenbier.
De percussionist appt al snel gezellig mee. Schrijft dat hij net even lekker geoefend heeft. 'Je moet het toch een beetje bijhouden, he?' En zo babbelen we nog wat verder. Dat we dit weekend ons verder gaan verdiepen in Zoom en Jamkazam. Om te kijken of we zo samen kunnen spelen.
'Ik mis jullie', schrijf ik. De mannen schrijven dat zij mij en elkaar ook missen.

Lief toch, dat we dat via de app tegen elkaar zeggen? 'Ik mis jullie.'

De hele dag was ik druk met thuiswerken. Een advies schrijven voor het MT over hoe om te gaan met extern personeel tijdens maar ook na de Corona-crisis. Hoe zetten we ze in als straks misschien het werk terugloopt?
Ter oriëntatie had ik meer dan 20 managers gebeld om te peilen hoe het er voor staat en wat hun gedachten hierover zijn. Alles geïnventariseerd en omgebouwd tot advies. Een beste klus waarbij ik tussendoor ook per email en app afstemde met mijn twee naaste collega's.
Toen ik het eindelijk af had, stagneerde mijn thuiswerk-account. De mail met het advies en de bijlages wilde niet meer verder. Ik mailde het maar met mijn prive-mail. Daarna was ik echt hartstikke moe. En ik bedacht me, terwijl ik ontspande met een glaasje rode wijn, met wat voor bizar vraagstuk ik eigenlijk bezig was geweest.

Maar goed, ik mag niet mopperen als interimmer. Ik heb het de komende tijd nog hartstikke druk en heb net een verlenging gekregen van mijn contract tot het eind van dit jaar.

Mijn schoonmoedertje was behoorlijk ziek de afgelopen weken. 'Kom maar langs, want het lijkt erop dat het kaarsje uitgaat.' Alleen de eigen kinderen mochten op visite komen. Een voor een.
Tussendoor veel gebel en ge-app met elkaar.
Wonderbaarlijk genoeg knapte mijn schoonmoedertje haast van het ene op het andere moment weer op. Ging lekker op de bank zitten, keurig aangekleed, met haar goud-glimmende sneakers aan haar voeten en zei tegen mijn man: 'Nee hoor, ik hoef niet naar bed. Ben je gek, ik ben zo gezond als een vis.' Mijn man maakte snel een fotootje van haar dat ik thuis lachend bekeek. 'Wauw, wat een super-woman is het ook!'

Nu ze weer beter is, mogen we niet meer bij haar op bezoek. Elk voordeel heeft zijn nadeel, zeggen we dan maar. We sturen haar nu om de dag een lief kaartje.

En zo hebben we allemaal onze eigen verhalen, inmiddels. Bizarre verhalen, waar we later nog vaak aan zullen terug denken.




zondag 22 maart 2020

TWEE SCHATJES

Ze staan bij wat er van de Berk is overgebleven. Vol aandacht bestuderen ze de stronk, zitten er met hun vingertjes aan. Krabben aan de opgedroogde stromen hars. Praten met elkaar en ik zie dat ze vragen hebben waar ze geen antwoord op hebben. Want, dat kun je zien, aan hoe ze communiceren. De een stelt vragen, de ander schudt vertwijfeld het hoofd. En omgekeerd.

Dan kijkt het jongetje naar binnen. Hij ziet mij en kijkt me aan. Ik sta in de keuken een boterhammetje te smeren. 'Wat een lieverdjes', denk ik. Het meisje is zo schat ik in een jaartje of 8, het jongetje iets jonger. 'Zouden het broer en zus zijn? Ze hebben allebei van die lieve, open gezichtjes.' Ik zwaai naar ze. Ze zwaaien een beetje weifelend terug. Blijven bij de stronk staan. Ik loop door de keuken, zoek de pindakaas.

Het jongetje trekt de stoute schoenen aan. Terwijl hij door de voortuin naar de deur loopt, doet het meisje een paar stapjes terug.  Het jongetje gaat op zijn tenen voor het keukenraam staan en kijkt mij aan.

Wat zou er zijn?

Ik open de voordeur. Daar staat het jongetje. Het meisje sluit zich direct aan. Mijn hallo jongens is er nog maar net uit of de vragen barsten los. Van hun kant. Of dat een boom is en ze wijzen naar de stronk. 'Ja, dat was onze Berk.' 'Maar wat is er met hem gebeurd?' 'We moesten hem laten omzagen. Hij was helemaal verrot van binnen. Als het zou gaan stormen zou hij omwaaien.'
Wat dat gele spul is dat eruit stroomt, willen ze weten. Even moet ik hard denken over hoe dat ook alweer heet. 'Dat is net als ons bloed', leg ik uit. 'Dat gele spul stroomt door de boom, net als ons bloed. Als hij is afgezaagd, blijft dat spul nog een tijd stromen. Het kan de boom niet meer in, dus stroomt het over de stronk. Aaah, hars, heet het.' Ineens weet ik het weer.

'Ahaaa, nu snap ik het ineens'. zegt het meisje hartverwarmend wijsneuzerig en ze houdt daarbij haar gevouwen hand even onder haar kin. Voor haar duidelijk een Eureka momentje.

'Gaat de boom weer groeien', vraagt het jongetje? 'Ja, gaat hij weer groeien', vraagt het meisje ook. Allebei kijken ze me verwachtingsvol aan.
'Nee, jammer genoeg niet. Misschien komen er nog een paar takjes aan, maar een grote boom gaat het nooit meer worden.' Dat moet even tot ze doordringen, ze zijn er stil van.
'De boom was ook erg oud, hoor, 45 jaar.' 'Oooooh, zo oud!! Mijn moeder is 43.' 'En mijn moeder is 42!!'
'Ja, jongens, de boom was echt heel erg oud.'

Het meisje bibbert en ritst haar jasje dicht. Het is ijskoud in de voortuin want er waaien vlagen noord-oosten wind. 'Koud he, ik ga weer gauw naar binnen hoor. Doehoeg!' 'Doeg', roepen ze in koor.

In mijn warme keukentje smeer ik verder. De pindakaas stond gewoon in het kastje, als altijd.
Het jongetje en het meisje staan nog even gebogen over de stronk. Allebei met hun handjes op de rug. Als twee jonge onderzoekers.

Ik ga naar de achtertuin. Daar is het warm want geen wind. Mijn boterhammetje oppeuzelen. Vertel mijn man over de twee schatjes. ' Mag eigenlijk helemaal, niet, he, nu? Kindertjes die samen buiten spelen. Eigenlijk had ik er wat van moeten zeggen. Maar dat bedenk ik me nu pas. Gelukkig.'