donderdag 25 oktober 2018

SCENE 'TRAMLIJN 9'

Snel loop ik naar het centrum. Even weg van dat kantoor op dat doodsaaie industrieterrein. Een broodje scoren en misschien even de markt over.
Ik passeer het eind van tramlijn 9, daar waar de tram via een prachtige rotonde - luid knarsend - weer terug kan keren. Terug naar Amsterdam waar hij door Oost naar het centrum rijdt met als eindpunt CS.
Onder het treinviaduct door loop ik, ik ben halverwege nu. Dan fietst mij een man tegemoet. Een grote kerel, een echte Hollandse man, lang en een beetje fors zonder dik te zijn. Zwarte kleren, zwart haar. Rechtop zit hij, op een oerdegelijke zwarte herenfiets. Als hij vlakbij me is, bekijk ik hem eens goed. Hij blijft opvallend strak voor zich uit kijken, kijkt niet naar mij, ook niet als we elkaar passeren. 'Tjees', denk ik, 'je zal toch maar zoveel op Kees Prins lijken, zeg. Ook verwarrend.' Dan verdwijnt hij weer uit mijn gedachten en sla ik af naar het pad richting de markt.
Daar kuier ik wat rond en koop een truitje bij een hippe kledingstal. Bij de bakker scoor ik een broodje en wandel terug naar kantoor. Het pad weer over naar de stoep langs het fietspad. De levendigheid achter mij latend. Terug naar de zanderigheid, de rommelige graslandjes. Oud asfalt. Ongebruikte weg. Onkruid.
Als ik weer bij het treinviaduct ben, zie ik ze staan bij de rotonde: twee mannen in het zwart, en een cameraman en een geluidsman. Die houdt zijn microfoonhengel boven de twee mannen die met elkaar praten. De cameraman filmt ze geconcentreerd en zwenkt zijn camera  langzaam richting.... richting mij? Van ongemak houd ik even in, heel even maar, want ja, de tijd dringt. Ik heb een afspraak om half twee met hoofd Financien. Dan hoor ik een fietser achter mij rijden. Zoeoeoeoffff doen de wielen op het fietspad. De pedalen knarsen. Ik kijk op. 'Weer die man die zoveel...?' Dan dringt het tot me door. Ik ben regelrecht een scene ingestapt van Jiskefet. Ik krijg het er warm van, verpest ik nu een opname? De opname gaat echter gewoon door. Kees fietst naar Michiel en Herman, zet zijn stalen ros tegen een lantaarnpaal en zegt iets. 'En! Stop!' roept de cameraman. Ik wandel verder, het kantoor komt in zicht.
Voordat ik het Industrieterrein opga, kijk ik achterom. Daar staan ze, bij de rotonde. Vijf mannen, geconcentreerd met elkaar aan het overleggen. Ik ga ook overleggen. Met hoofd Financien.

maandag 15 oktober 2018

IN THE MIDDLE OF NOWHERE

'Speel je zelf ook?' 'Neuh, ooit wel eens een dagje les in gehad, maar dat was het dan ook. Nee, ik weet gewoon inmiddels dat je op zulke terreinen prachtige hotels hebt, waar het goed toeven is. Lekker rustig, mooi ingericht, goed van eten en drinken.  Zwembad, sportzaal en wellness inbegrepen. Wat wil een mens nog meer? We hebben het er heerlijk gehad. Je wordt omringd door groene heuvels, net de hemel. Het enige nadeel kan zijn, dat 's ochtends om half acht al de grasmaaiers brullen. Ach, dat neem ik graag voor lief. Mooi moment om je bed uit te gaan, toch, half acht. En buiten het seizoen is het helemaal niet idioot duur hoor. Heel normale prijzen.'
Ik hoor het mezelf vertellen op kantoor. En denk, terwijl ik naar het koffie-apparaat loop om voor collega's in te tappen, aan vroeger. Aan de tijd dat ik jong was. Begin 20. Samen met vriendlief liftend Zuid-Europa door. Tentje, slaapzak, camping-gas-brandertje plus pannetje, bordje, bestek, kopje en verder echt het minimale aan kleding mee. In de rugzak. Washand, handdoek, tandenborstel, tandpasta, haarborstel, stukje zeep. En een stapeltje kascheques van de Postbank. Om de zoveel tijd namen we een beetje geld op. Voor een kop koffie, fles water. Stokbroodje, tomaat, kaas, blikje tonijn. Appeltje erbij.
We reisden rond, van noord naar zuid en weer terug. Dat tentje zetten we meestal maar ergens neer, daar waar we een mooi plekje vonden. Vaak in the middle of nowhere. Meestal ging dat goed. Soms niet. We zijn wel eens achterna gezeten door een landeigenaar met een karabijn. Opzouten moesten we. Schatjes als we waren, lukte het ons de beste man zover te krijgen dat we toch op zijn landje mochten blijven staan. En zelfs gebruik mochten maken van de kraan vlakbij onze tent. Goed afgelopen dus. En eens in de zoveel weken mochten we, tijdens diezelfde reis,  bij hoge uitzondering van onszelf een nachtje hotel doen. Dan gingen we uren in bad. Het vuil losweken. Wasten we onze kleren in de badkamer, die we, geheel niet deftig, te drogen hingen uit het raam.
En dan nu. Vakantie vieren in een Parador behorend bij een golf-terrein. Hoe deftig wil je het hebben? Wat is er veel veranderd. Met ons maar ook met de hele wereld. Want zeg nou zelf: wie doet dat nog, zijn tentje zomaar ergens neerzetten in de middle of nowhere?