zondag 22 maart 2020

TWEE SCHATJES

Ze staan bij wat er van de Berk is overgebleven. Vol aandacht bestuderen ze de stronk, zitten er met hun vingertjes aan. Krabben aan de opgedroogde stromen hars. Praten met elkaar en ik zie dat ze vragen hebben waar ze geen antwoord op hebben. Want, dat kun je zien, aan hoe ze communiceren. De een stelt vragen, de ander schudt vertwijfeld het hoofd. En omgekeerd.

Dan kijkt het jongetje naar binnen. Hij ziet mij en kijkt me aan. Ik sta in de keuken een boterhammetje te smeren. 'Wat een lieverdjes', denk ik. Het meisje is zo schat ik in een jaartje of 8, het jongetje iets jonger. 'Zouden het broer en zus zijn? Ze hebben allebei van die lieve, open gezichtjes.' Ik zwaai naar ze. Ze zwaaien een beetje weifelend terug. Blijven bij de stronk staan. Ik loop door de keuken, zoek de pindakaas.

Het jongetje trekt de stoute schoenen aan. Terwijl hij door de voortuin naar de deur loopt, doet het meisje een paar stapjes terug.  Het jongetje gaat op zijn tenen voor het keukenraam staan en kijkt mij aan.

Wat zou er zijn?

Ik open de voordeur. Daar staat het jongetje. Het meisje sluit zich direct aan. Mijn hallo jongens is er nog maar net uit of de vragen barsten los. Van hun kant. Of dat een boom is en ze wijzen naar de stronk. 'Ja, dat was onze Berk.' 'Maar wat is er met hem gebeurd?' 'We moesten hem laten omzagen. Hij was helemaal verrot van binnen. Als het zou gaan stormen zou hij omwaaien.'
Wat dat gele spul is dat eruit stroomt, willen ze weten. Even moet ik hard denken over hoe dat ook alweer heet. 'Dat is net als ons bloed', leg ik uit. 'Dat gele spul stroomt door de boom, net als ons bloed. Als hij is afgezaagd, blijft dat spul nog een tijd stromen. Het kan de boom niet meer in, dus stroomt het over de stronk. Aaah, hars, heet het.' Ineens weet ik het weer.

'Ahaaa, nu snap ik het ineens'. zegt het meisje hartverwarmend wijsneuzerig en ze houdt daarbij haar gevouwen hand even onder haar kin. Voor haar duidelijk een Eureka momentje.

'Gaat de boom weer groeien', vraagt het jongetje? 'Ja, gaat hij weer groeien', vraagt het meisje ook. Allebei kijken ze me verwachtingsvol aan.
'Nee, jammer genoeg niet. Misschien komen er nog een paar takjes aan, maar een grote boom gaat het nooit meer worden.' Dat moet even tot ze doordringen, ze zijn er stil van.
'De boom was ook erg oud, hoor, 45 jaar.' 'Oooooh, zo oud!! Mijn moeder is 43.' 'En mijn moeder is 42!!'
'Ja, jongens, de boom was echt heel erg oud.'

Het meisje bibbert en ritst haar jasje dicht. Het is ijskoud in de voortuin want er waaien vlagen noord-oosten wind. 'Koud he, ik ga weer gauw naar binnen hoor. Doehoeg!' 'Doeg', roepen ze in koor.

In mijn warme keukentje smeer ik verder. De pindakaas stond gewoon in het kastje, als altijd.
Het jongetje en het meisje staan nog even gebogen over de stronk. Allebei met hun handjes op de rug. Als twee jonge onderzoekers.

Ik ga naar de achtertuin. Daar is het warm want geen wind. Mijn boterhammetje oppeuzelen. Vertel mijn man over de twee schatjes. ' Mag eigenlijk helemaal, niet, he, nu? Kindertjes die samen buiten spelen. Eigenlijk had ik er wat van moeten zeggen. Maar dat bedenk ik me nu pas. Gelukkig.'

Geen opmerkingen:

Een reactie posten