vrijdag 26 juni 2020

DRIE WEKEN SAMOS

Zoals dat gaat, ontmoeten we buurman Kees in de supermarkt. Elk achter ons karretje.
Op gepaste afstand maken we een praatje met hem. Wij zijn heerlijk relaxed, uitgerust en zongebruind, want we hebben vakantie. 'Een vakantie in eigen land nee, in eigen huis', vertellen we lachend. 'Ons huis en onze tuin waren al mooi, maar nu hebben we alle tijd om 't nog verder te verfraaien. En om ervan te genieten. Elke ochtend ontbijten we buiten, in ons paradijsje en kijken naar de vogeltjes die kruimeltjes komen pikken en zich wassen in het vogelbadje. Lekker ouwe-lullerig!'

Vol enthousiasme verhalen we verder over onze thuis-vakantie. 'Lekker man. Af en toe een dagje weg en naar het strand. Zaaaalig. Je kijkt met heel andere ogen naar ons mooie landje en je geniet weer van je huis en je tuin. Gewoonlijk ga je in de mooiste tijd van het jaar weg, toch?'
Kees knikt en zwijgt. De blik op zijn gezicht verandert gaandeweg ons verhaal. Hij kijkt inmiddels vertwijfeld.

'Wanneer heb jij vrij', vraagt mijn man. 'Over ruim een week. We gaan naar Samos.' 'Ooooh, wat heerlijk', roepen wij in koor. 'Hoelang?'  'Drie weken.' 'Drie weken! Wauw, dan ben je er echt helemaal uit. Te gek!'
Maar Kees doet niet mee met ons enthousiasme. Beteuterd vervolgt hij zijn verhaal: 'Vorige week kregen we bericht, heel onverwacht, dat de vakantie wel doorgaat. We kunnen gewoon heen. Alles is weer mogelijk, we kunnen vliegen en in het hotel terecht.'
'Okay', zeg ik en vraag me af waarom hij er niet blij bij kijkt.

'Ik had me er al helemaal bij neergelegd en Els ook. We dachten dat we ook thuis moesten blijven, hebben E-bikes gekocht en al een weekendje geoefend. Dat was fantastisch. En we wilden net als jullie lekker van de tuin genieten. Het nog verder mooi maken. En dagjes uit. Af en toe een dagje strand. Net als jullie nu doen.'

'Oei,' zeg ik, 'en dan nu moet je drie weken weg uit je eigen paradijsje. Naar Samos, waar je je zo op had verheugd. Toen de domper dat het niet door zou kunnen gaan. Toen je mind set veranderen en dat ging prima. Jullie hadden het al helemaal om-gedacht en van iets negatiefs iets heel positiefs gemaakt. Tjeetje, man, Kees, maar Samos is toch ook te gek?'

'Ja', zucht Kees, 'dat klopt. Samos is heel mooi. ' Zijn phone gaat. Els belt. We nemen afscheid en pakken koud drinken. Citroenbiertjes en witte wijn. Voor strakjes, voor thuis in de tuin.

donderdag 25 juni 2020

DE DREUN

Raampjes open, warme lucht om m'n hoofd, ogen toegeknepen tegen 't felle licht. Eind van de middag en het is op z'n heetst: dertig graden.

Nu komen de mensen uit hun werk nog even snel boodschapjes halen, vooral veel drinken vermoed ik zo. Ik zie 'n mooi plekje aan de rand van het parkeerterrein en sla links af. Kan er niet door, want er staat een auto schuinsweg stil. De deur aan de bestuurderskant staat wagenwijd open. De bestuurder staat achter zijn auto, voor mij uit zicht. Ik zie 'm niet maar ik hoor 'm wel, want hij schreeuwt. Tegen een vrouw die ik wel kan zien. Ik zie haar schouders en haar hoofd, haar lange rode haar. Haar boze gezicht, wit en bezweet. Naast haar staat een vrouw, ik denk haar moeder, met kort haar. Ze is heel tenger, de moeder.  Ze valt haar dochter bij, schreeuwt ook tegen de man. 'Je moet opsodemieteren, oprotten', schreeuwt die. Wat de moeder roept valt daarbij in het niet: de dochter schreeuwt het hardst.

De man stapt weer in, knalt zijn deur dicht maar rijdt niet weg. Hij buigt zich naar de passagierskant en schreeuwt verder door het openstaande raampje. De vrouw met het rode haar schreeuwt woedend terug. Dat hij niet had uitgekeken en opgelet en dat hij uit had moeten kijken en had moeten stoppen voor ze. Dat hij een klootzak is.
Voor hem reden om weer uit zijn auto te stappen. Woedend beent hij op de vrouw met het rode haar af en verkoopt haar een dreun. Ze verweert zich, houdt haar armen voor zich maar duwt hem meteen ook weer terug. De man wankelt. Zij schreeuwt: 'Kankerhoer, kankerhoer. Wat zeg jij tegen mij?!' Je moet oprotten, jij!'  De moeder pakt haar phone, fotografeert en belt dan de politie.

Ik onderwijl ben achteruit gereden naar een ander parkeervak en ben klaar om uit te stappen. Maar ik kan niet zomaar weggaan, vind ik. Want de man ziet er vervaarlijk uit met zijn kaalgeschoren hoofd en zijn getatoeëerde armen. Confused blijf ik kijken. Welke man haalt het in zijn hoofd om een vrouw midden op straat, in het bijzijn van anderen - want ik ben niet de enige getuige - een dreun te verkopen?!

De actie van de moeder heeft echter tot gevolg dat de man snel instapt en met gierende banden weg scheurt. Ik vraag me af of ik mijn steun moet bieden. Dan zie ik dat er een jongeman bijstaat die zich om de vrouw met het rode haar bekommert. Ze ziet er nu ontredderd uit, lacht bibberig en laat hem haar arm zien. Blijkbaar heeft de man haar daar geraakt. De moeder staat nog steeds te bellen met de politie, stapt op hoge benen rond en vertelt wat wat er gebeurd is.
Ik ga toch maar boodschappen halen, besluit ik en zie dat de kaasboer en de bloemiste net naar binnen lopen. Die hebben blijkbaar ook ongerust staan kijken.

Als ik even later terug kom bij mijn auto, staat de politie er al. De vrouwen zijn vermoedelijk met de agenten naar een koelere plek gegaan om aangifte te doen. Vast de snackbar, daar kun je tenminste zitten.
Ik laad mijn auto vol, geef gas en rijdt terug naar huis. Raampjes open, warme lucht als 'n föhn rond mijn hoofd.