woensdag 6 september 2017

ZO HEEL VER WEG

'We laten nog steeds een plekje voor haar open, he?' Ik tik met mijn hand op de leegte tussen ons in. Precies de ruimte waar ze gewoonlijk lag, lekker warm opgerold, op de bank als we 's avonds samen een filmpje keken. Mijn man en ik naast elkaar en Snorro tussen ons in. Lekker warm hoopje poezenbeest.
Af en toe een aaitje, een kriebel. Dan draaide ze eventjes om, keek lief naar ons op. Soms een likje op mijn hand. Of een pootje op de hand van mijn man,  wat betekende: je mag best nog wat langer kriebelen, hoor.
Leeg is het. Al zes weken, bijna zeven weken missen we haar. Haar begroetingsritueeltjes 's ochtends. Als we 's avonds naar bed gaan en de tuindeur sluiten, voelt het nog steeds zo gek dat ze niet snel naar binnen rent. Stilte buiten. Soms lijk ik haar te zien, in de donkere achtertuin.
We sluiten de kamerdeur nog steeds, als we naar bed gaan. Omdat ze altijd beneden moest blijven 's nachts. Omdat ze de laatste jaren zo hard miauwde, doof en een beetje bang.
Als ik wakker word, denk ik vaak aan hoe ze me kwam halen. Trippelend over het laminaat in de slaapkamer. Naar boven starend, naar mij in het hoge bed. Te hoog voor haar om op te springen met dat oude, stramme lijfje. Dan aaide ik haar over dat kleine koppie van d'r en liet me door haar verleiden op te staan.
Al zes, bijna zeven weken ligt ze begraven in de achtertuin. Op haar lievelingsplekje, onder de Japanse Kers. Onder het heuveltje vol met varens. Drie kristallen stenen liggen op haar graf.  Zo is ze nog steeds heel dicht bij ons. En ook zo heel ver weg.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten