zaterdag 29 april 2017

FLAPFLAPFLAP

'Ja, hij heeft het ook. Precies hetzelfde als ik.' Ik draai me op mijn rechterzij en zie hem weglopen. Nou ja, lopen. Waggelen, eerder. Stijve benen, een beetje kromgetrokken. Flap flap flap doen zijn voeten. Stijve enkels.
Een minuut of wat hoor ik hem heen en weer lopen over de overloop.  Flap flap flap. Naar de badkamer. Daarna naar de kastenkamer. Gerommel in zijn kast, de strijkplank wordt uitgeklapt. Stoomstrijkijzer aan. De geur van vers gestreken overhemd kringelt mijn neus binnen. Klaar is hij, alles schoon, gestreken en aangekleed. Flap flap flap -  op kousenvoeten weliswaar - maar toch onmiskenbaar flap flap flap, nu gaat hij de trap af, mijn man.
Daar hoor ik hem in de keuken bezig, de kraan stroomt, even later borrelt de waterkoker. Hij pakt de krant, deur open, rammelende deksel van de brievenbus, deur dicht. Flap flap flap door de gang. Schuivende stoel, hij gaat ontbijten en de krant lezen.
'Miauw'. Kijk aan, de poes is ook wakker en komt de trap op. Niet bepaald soepel, met haar kromme artrose-pootjes. Ook een soort flap flap flap maar dan anders. Ze is er, trippelt met haar stijve voetjes om mijn bed. Kijkt of ik wakker ben. Ik houd me slapende. Ze gooit er nog een paar fikse miauwen - want inmiddels behoorlijk doof - uit, pal naast mijn bed. Helder, ik, haar vrouwtje, moet meekomen. Haar ontbijt opdienen. Melk op een schoteltje serveren, hapje Kitkat in een bakje scheppen. Ik gooi mijn dekens van me af, benen overboord, zet mijn voetjes op de vloer. Ai. Stijf. En daar ga ik, flap flap flap, samen met Snorro met haar artrose-pootje de trap af.

dinsdag 18 april 2017

IN DE ZEVEN

Tram 7 naar Sloten.  Helaas, pindakaas; geen zitplaatsen meer. Dat wordt staan, met mijn zere voetjes. Want ja, de lichtblauwe halfhoge laarsjes zijn mooi maar nog niet ingelopen. Mijn tenen gloeien. Gelukkig, na de vijfde halte is er ineens een plekje vrij naast een wel heel stevige jongeman. Met een petje op zijn kop. En een grote werkmansbroek aan. Grote, stevige schoenen aan zijn voeten. Wijdbeens zit hij daar en ik kan er ternauwernood bij. Op mijn linkerbil balanceer ik en bij elke bocht moet ik tegenkracht met mijn rechterbeen geven.
'Het regent.' Ik kijk naar links, naar de grote stevige jongeman. 'Wat zeg je?' 'Het regent. Vies weer.' 'Ja, dat klopt, regen. En koud ook. Het lijkt wel winter.' De man knikt. Hij draagt een grote bril met heel dikke glazen. Ze vergroten zijn ogen. Hij spreekt een beetje binnensmonds. 'Koud, net als in de tropen.' 'Huh, koud? In de tropen. Wat bedoel je?' 'De bomen in de tropen zijn hoog en dicht tegen elkaar. Als je daar onder loopt, is het heel koud.' 'Aha, ja, ik snap het. Koel. Heerlijk toch?' 'Ja, lekker', zegt hij. Ik kijk hem eens goed aan vraag naar de bekende weg: 'Waar kom je vandaan?' 'Suriname. Paramaribo. Prachtig, de bomen in Suriname. Hoog, veel hoger dan hier.' 'Ja, vast wel 20 meter hoog, zo hoog als dat gebouw daar', en ik wijs naar het Rijksmuseum. 'Oh nee, veel hoger nog.' 'Mooi. ' 'Ja, mooi.' 
We verlaten het Museumplein, rijden naar Oud-West. De man vertelt verder en ik vraag en vraag. Hij is ziek geworden in Suriname. Door atoomproeven. 'De Fransen deden daar proeven in zee en het waaide zo naar ons.' Hij maakt wuivende bewegingen met zijn grote, dikke handen. 'Wat erg. Wat heb je gekregen? Wat voor ziekte?' 'Schizofrenie. Stemmen in mijn hoofd.' 'Wat erg', zeg ik weer. 'Hoe oud ben je?' 'Vijftig.' 'En hoe lang geleden waren die proeven. Heel lang geleden?' Hij knikt: 'Ik was veertien toen ik ziek werd.' 'En hoe lang woon je hier?' 'Vanaf mijn veertiende.' 
We rijden Oud-West bijna uit. Hij is er bijna. Vertelt me nog over zijn werkkleding en zijn baan in het Flevo-park. Over zijn medicijnen, dat hij vanmiddag weer pillen haalt. 'Helpen ze goed', vraag ik. 'Ja', knikt hij. 'De stemmen zijn weg?' 'Ja, die blijven weg. Zo, ik ben er.' Ik laat hem erdoor. We nemen afscheid. 
Ik schuif naar het raampje, voel de warmte van de man nog in de zitting. Vlak voor we linksaf slaan zie ik hem lopen. Hij slaat rechtsaf, de grote dikke man. Met zijn petje op zijn kop. 

zaterdag 8 april 2017

BLOEIENDE LAMMETJES

Na drie kwartier Down Dog en Krijgerstand nr. 1, 2 en 3 mogen we chillen. Liggend of in Lotushouding. Ik ga er bij liggen, nog even rustig aan. Het is mijn proefles, mijn eerste les sinds jaren tenslotte. Ik ben best nog wat stijfjes.
De inval-yoga-juf kondigt aan dat we, als we dat op prijs stellen, naar haar begeleiding mogen luisteren. Het hoeft niet, blijkbaar, maar ik denk dat dat voorstel alleen gold voor doven. Want aan haar begeleidend verhaaltje valt niet te ontkomen. Ze vraagt ons onze ogen te sluiten en neemt ons mee in haar denkbeeldige wandeling door het bos. We lopen door naar een zonovergoten weide, vol bloeiende lammetjes. 'Bloeiende lammetjes...? He, zegt ze dat nu echt?' Ik onderdruk een giechel.
Ondanks haar verspreking, vind ik dat ze best goed les geeft, voor een invalster. Alles mooi uitgelegd en voorgedaan, wat een hele kunst is, is mijn ervaring. Ik heb wel eens een docente gehad die voortdurend links en rechts verwisselde. Stak je net weer je verkeerde been de lucht in.
'Dankjewel', zeg ik aan het eind,  'het was een mooie les.' 'Ja, echt', is de wedervraag van de juf. 'Ja hoor, het was een fijne les.' Ze glundert. 'Ga jij nu voortaan de yoga-lessen geven in plaats van Denise?' 'Ja, nou, Denise heeft het wel aan me gevraagd, want ze is er helemaal klaar mee. Zeven dagen les geven in de week, nou, dat kan toch helemaal niet? Ik zal denk ik alleen haar yoga-lessen overnemen. Zij blijft de bodybalance-les doen van straks.' Achter mij stromen de body-balance-leerlingen al binnen. Een van hen loopt naar de inval-juf. 'He, we horen net dat we geen bodybalance krijgen van Denise maar van jou.' De inval-juf trekt wit weg van de schrik. 'Maar.... dat kan ik helemaal niet, ik bedoel, ik heb net aan drie oefeningen voor bodybalance onder de knie.' 'Oooh, geeft niks joh. Ga je gewoon een uur lang die drie oefeningen doen. Of geef gewoon maar yoga, ook goed', lachen de leerlingen.
Ik verlaat de zaal, laat de ontredderde inval-juf en de grappende leerlingen achter me. Het is mij wel duidelijk: Denise heeft er de brui aan gegeven en zadelt de inval-juf met de ellende op. Het personeelsbeleid van deze sportschool moet wel een tikkeltje abominabel zijn.
Beneden gekomen vragen de mede-yoga-leerlingen, allen 65+ dames, heel lief of ik een bakje koffie met ze drink. 'Nee, dank jullie wel, een andere keer. Misschien.'