zaterdag 21 april 2018

ESCHER-TRAPPETJES

'Oeps, ik ga te laat komen... Sorry, nu moet ik echt weg. Eigenlijk had ik er tien minuten geleden al moeten zitten.' Schuldbewust bel ik David, de collega van Financien: 'Hoi, met Venus, je nieuwe collega van HRM. We hadden een afspraak om vier uur maar het liep net uit. Ben ik nog welkom?' 'Tuurlijk, ik wacht op je, tot zo.'
Ik zoek snel de sheets met formatie, bezetting en begroting, zet ze open, koppel mijn laptopje los, duw hem onder mijn arm en spoed mij richting gang. 'Rechtsaf, Venus', lachen mijn collega's achter me. 'Niet links! Maar rechts.' 'Okay, thnxx.' Snel verplaats ik mijn gewicht en zwenk naar rechts.
Zo, nu snel snel, opschieten maar. Arme David, die zit al bijna een kwartier op mij te wachten. Ik snel door de lange hal, ga links af. Deuren zwenken open, woesh, dat is alleen hier, op mijn verdieping, op de tweede van het Tuinhuis. Omdat hier tot voor kort een vrouw werkte die in een rolstoel zat, heb ik me laten vertellen. 'Aha, dat verklaart alles. Weet je dat ik in het begin bij alle gangdeuren in het Tuinhuis op de knoppen naast de deur drukte, omdat ik dacht: waarom zwenken ze niet vanzelf open? Zette ik steeds per ongeluk het licht uit.' 'Haha, die Venus.' 'Ja, en dan hoorde ik uit de kamertjes roepen: 'He, wie zet daar het licht uit?!'
Vanuit de overdekte overbrugging beland ik in het oude Raadhuis. Nou ja, oud. Het is gebouwd in de jaren '80 en dat is te merken. Want toen dacht men anders over contact met de burgers, transparantie of flexwerken. Het Raadhuis is donker, naar binnen gekeerd, er zijn geen kantoortuinen maar kleine bedompte kamertjes. Het is in een kwadrant gebouwd, een soort ringweg om het Tuinhuis heen. 'Het Raadhuis was er eerst, tien jaar geleden is het Tuinhuis gebouwd, op de voormalige patio. In de binnentuin dus. Zou tijdelijk zijn, maar werd blijvend,' vertelde mijn teamleider tijdens de rondleiding op mijn eerste werkdag.
Het Raadhuis voelt voor mij als een ringweg want daar kun je uren rondjes rijden, als je niet op tijd de afslag neemt. Of je belandt in een heel andere wijk dan je dacht. Bij Artis, terwijl je dacht dat je in Zuid zou belanden bijvoorbeeld. Wat het gebouw binnen zo verwarrend maakt is dat de gangetjes kronkelen en soms zelfs in rondjes lopen om kolommen of kamers.
Anyway. Ik loop dus gehaast door deze bijenkorf, nee, deze honingraat. Nee, door dit gebouw dat eruit ziet als de tekeningen van Escher!
'De architect die dit ontworpen heeft... vermoedelijk was hij net doende een geestesziekte te ontwikkelen of zo iets', heb ik al meerdere keren gedacht als ik weer eens drie rondjes om een kolom had gelopen en me dood schaamde voor de collega's die mij - in hun warme, donkere, naar binnen gekeerde kamertjes -  voor de derde keer voor bij zagen lopen.
Nu moet ik van twee naar drie hoog. Ik wist niet dat er een drie hoog in dit gebouw was, dus dat wordt een leermomentje, ik voel 'm aankomen. Drie elf is het kamer nummer. Ik besluit slim te zijn en me eerst een weg te slingeren naar kamer twee elf. Vandaar uit moet het makkelijk zijn, gewoon recht omhoog via zo'n verscholen Escher trappetje  et voilĂ ! Dan  moet ik wel ergens bij drie elf uitkomen. Na enkele minuutjes heb ik zo'n trappetje gevonden! Met grote stappen ga ik naar boven. Dan sta ik in een verlaten trappenhal. Links een deur, rechts een deur. Allebei afgeplakt met zwart plastic. 'Huh, wat is dit nu weer?' Ik probeer door de kieren te kijken of ik daarachter leven zie, maar er is niks te zien. Alles is zwart. De deuren blijken ook nog eens hermetisch gesloten.
Rap daal ik weer af naar de tweede. Enkele slingerpaadjes verder en een Escher-trappetje later gebeurt me precies hetzelfde: weer twee afgesloten deuren op drie hoog. Afdalen maar weer! Via enkele kronkelpaden beland ik uiteindelijk in de Raadzaal. Gelukkig! Daar staat De Bode! En De Bode weet Alles! 'Weet u waar kamer nummer drie elf is?' 'Ja, helemaal aan de andere kant van het gebouw, kijk, daar.'  Als hij met mij voor het raam gaat staan, zie ik dat er aan deze kant van het gebouw helemaal geen derde verdieping is! De afgeplakte deuren van zojuist leiden naar het dak. Weer wat geleerd! Drie elf ligt niet pal boven twee elf! Het ligt aan de andere kant van het gebouw!
'Dankjewel', zeg ik en ren adrenaline-gedreven via talloze kronkelpaden naar de andere kant van het gebouw. Vraag nog even snel een passerende dame of ik echt op de goede weg richting drie elf zit. 'Ja, kijk, daar moet je de trap op.'
Als ik op de derde ben, zie ik Godzijdank direct kamer drie elf. Ik schiet naar binnen. 'Duizend excuses!'  Ik schud David de hand. 'Sorry, ik vind dit echt zo gĂȘnant. Ik verdwaal hier de hele dag door.' En ik vertel over mijn avonturen van zojuist. David lacht. Hij is ook nieuw. Werkt hier nog maar een paar maanden. 'Naar het schijnt, duurt het zo een jaar voordat je hier zonder verdwalen de weg vindt, Venus. Maar mijn stappenteller is er blij mee', en hij toont mij het aantal stappen van die dag. Ruim 7000.' Yes, zeg ik, bij mij net zo! 7000 per dag op kantoor!' 'Join the club, Venus.'
Zuchtend ga ik zitten en klap mijn laptopje open, we buigen ons over overzichten met personele bezettingen, formatie en begroting. Kijk, dat begrijpen we tenminste.

zaterdag 7 april 2018

KORTING

‘Bent u toerist?’ ‘Ja’, knikken we. ‘Dan kunt u een toeristenkaart krijgen. En met die kaart krijgt u bij elke aankoop tien procent korting. Wilt u er eentje?’ ‘Nou, vooruit dan maar, laten we eens gek doen, zeggen we tegen elkaar.’ ‘Si, por favor’, zeggen we tegen de tassen-verkoper van El Corte D’Ingles. ‘Dan wacht ik even met afrekenen, haalt u eerst uw toeristenkaart maar.’
We voegen de daad bij het woord en lopen naar een balie achter de afdeling met parfum en make-up. De dame die ons aan de kaart helpt, spreekt perfect Engels. ‘Hij is vijf dagen geldig en als u iets koopt, gaat er tien procent van de  vorige aankoop af.' 
We gaan terug naar de tassen-afdeling, alwaar ik kies voor tien procent korting op de rode rugtas. Niet op het portemonneetje, die kost nog geen tientje. De tas is beduidend duurder. De verkoper krijgt het helemaal warm van de ingewikkelde transactie op de kassa en het andere apparaatje voor de toeristenkaart. Na een kleine vijf minuten toont hij mij de kassabon voor de tas en de aparte bon voor de verrekening van de korting. Plus ook nog de kassabon van het portemonneetje, dat hij apart afrekenende. Hij houdt zijn vinger onder de korting. ‘Kijk, dit krijg je de volgende keer terug.' ‘Gracias’, lachen we en verlaten El Corte weer.
‘Dus, als ik de volgende keer hier weer iets koop, als toerist zijnde, gaat er tien procent van negen euro vijf en negen af? Nog geen euro. Nou, vet zeg. Ik denk niet dat ik daarvoor terug kom om hier iets duurs te kopen.’
De rest van de week komen we niet meer in El Corte. We bezoeken andere winkels en zelfs andere stadjes en dorpen, waar ze helemaal geen El Corte hebben.
Zo’n dag of acht na de aanschaf van de toeristenkaart, bezoeken we echter El Corte weer. Het is onze laatste vakantiedag, morgen weer naar huis,  dus kopen we cadeautjes voor ons zelf. Als aandenken. Ik een eau de toilette met de geur van sinaasappelbloesem. ‘Ruik eens, de geur van de Sevilla.’  Zo heet het luchtje ook, zie ik op de verpakking.
De verkoopster vraagt naar mijn El Corte toeristenkaart. Ik weet dat hij is verlopen. ‘Maar, ach wie weet doet hij het toch nog,’ mompelen mijn man en ik tegen elkaar.
Ik overhandig dus mijn verlopen toeristenkaart. De verkoopster rekent eerst het geurtje af en houdt direct tien procent korting in.  Om de korting te valideren, haalt ze daarna mijn toeristenpas door het apparaatje. Geen sjoege. De verkoopster kijkt verbaasd. ‘Eens kijken wat er nu gebeurt…’ lispelen we. Weer haalt ze ‘m erdoor; weer geen pukkel. Wij mompelen tegen elkaar, dat het gek is dat het apparaat niet aangeeft of de kaart nog wel geldig is. Nu moet zo’n verkoopster maar raden wat het euvel is. Zij wrijft inmiddels mijn kaartje driftig over de mouw van haar colbertje,  ademt erop en wrijft nog eens. Weer geen succes. Het apparaat reageert niet.
De verkoopster haalt haar collega’s erbij, een blonde en een roodharige. De blonde pakt de toeristenkaart van haar over en haalt ‘m er door. Weer niks. En nogmaals. ‘Nou zeg, dat is me ook wat...’maar dan in het Spaans. Dan richt de verkoopster zich tot mij en legt in het Spaans uit dat mijn kaart het niet meer doet - ze weet ook niet hoe het komt -  en dat ik maar een nieuwe moet halen. ‘Ah’, zeg ik, ‘okay’. Snel loopt ze voor me uit en ik drentel achter haar aan naar de balie achterin, alwaar een wederom perfect Engels sprekende medewerkster een nieuwe toeristenkaart geeft. En een bonnetje overhandigt waarop staat dat ik bij een eerstvolgende aankoop tien procent korting krijg. Het is het kortingsbedrag op het flesje eau de toilette. Het bedrag dat ik zojuist ook al terug kreeg.
Met een big smile loop ik terug naar mijn man. ‘Zeg, als ik nu nog iets anders koop, krijg ik weer dat bedrag terug dat ik net ook al terug heb gekregen.’ Hij knikt en kijkt op zijn horloge. ‘Zeg Venus, wat denk je. Het afrekenen van dat geurtje nam ongeveer een kleine twintig minuten in beslag en er zijn zo’n vier mensen mee bezig geweest. En ik heb hier ondertussen aardig wortel staan schieten. Laten we lekker naar buiten gaan, het zonnetje weer in.’

We verlaten El Corte en gaan naar buiten. Ik snuif. ‘Heerlijk, ruik je dat? Sinaasappelbloesem.’  

maandag 2 april 2018

BEVANGEN

We lopen door de stad en volgen gewoon de rest. De jonge ouders met kinderen in witte jurken en capes en de mannen en vrouwen met de groene puntmutsen. Ook in lange jurken met capes. De keurige kerkelijke mannen in pak met stropdas, de jonge jongens in driekwart broek met blazer, hun haar in een zijscheiding gekamd met een dot brylcream.
En voor we het weten staan we voor een prachtig oud kerkje in een wijk in Sevilla. De parochianen verzamelen zich hier. Keurig geklede mensen zijn het, jong en oud. De pastoor met zijn lila mutsje en dito cape komt naar buiten, omringd door mannen in pakken, ze houden elk een zilveren staf vast.
Veel geklets en omhelzingen onder de mensen. 'Zien en gezien worden', zegt mijn man. Ik knik. 'Ze hebben alleen erg in elkaar, we kunnen rustig foto's van ze maken, ze merken ons helemaal niet op.'
Het is Semana Santa, de week voor de Paasdagen. Elke dag is er een processie, ook vandaag, op Goede Vrijdag. Het is de derde deze week die we van nabij meemaken. De eerste in Merida, een stadje in de Extremadura, de tweede in Cadiz, een stad aan de zuidkust en deze, de derde, is in Sevilla.
We weten inmiddels hoe het werkt. De fanfare verzamelt zich. De mensen die meelopen in de processie stellen zich op in een lange rij tussen de hekken, kleine kinderen in jurkjes die snoepjes uit gaan delen staan bij elkaar;  jongeren en volwassenen met puntmutsen die hun gezichten bedekken staan bij elkaar. Ze beginnen te lopen als de muziek begint. Deze keer dragen de volwassen processie-gangers geen schoenen. De meesten lopen blootsvoets, sommigen op sokken.
Processie marsen speelt de fanfare. Hard en gepassioneerd. Veel koper.
Een donderende trom klinkt vanuit een andere straat. Bom. Bom. Bom. Opzwepend. Iedereen kijkt tegelijk die kant op. Daar gaat het gebeuren.
RTV Andalusie staat ineens vlakbij me, op de stoep, de reporter, een mollige vrouw, leunt tegen het hek, schikt haar rode krullen en stift snel haar lippen. Zegt iets tegen de cameraman. Ik voel de lading nog meer toenemen. Blijkbaar weten de mensen dat het zover is: de baar komt eraan. De trom klinkt nu heel dichtbij. De reporter begint haar verhaal, de cameraman filmt en ja hoor, achter haar zie je de baar verschijnen, ze komen de bocht om.
Het is niet, zoals ik had verwacht, Jezus. Het is Maria. Het beeld staat op een rood fluwelen kleed dat over de baar is gedrapeerd. Gouden staanders en gordijnen van brokaat vormen de baldakijn. Voor het beeld staan honderden grote lange kaarsen, boeketten van witte bloemen in zilveren bokalen. Om de dertig a veertig meter stopt de baar, dan kunnen de dragers rusten. Als de trom weer begint, lopen ze verder.
Mijn man staat aan de overkant en maakt foto's. Ik maak ook foto's met mijn mobieltje. Mensen stoten nu tegen me aan, duwen me bijna omver om maar mee te kunnen lopen, gelijk op met de baar. Ik moet moeite doen om te blijven staan. Ze hebben alleen nog maar oog voor haar, voor Maria.
Aan de overkant van de straat staat een jong stel op balkon. De vrouw heeft een bakje in haar handen. De jongeman staat als in trance. Als de baar onder zijn balkon is, pakt hij bloemen uit het bakje en werpt ze naar Maria. Hij roept haar. Slaat een kruis. Ik zie een grote emotie over zijn gezicht trekken. Hij geeft een snik, bloost en wordt bleek tegelijk. Het raakt hem diep in zijn hart. Hij is bevangen. Hij veegt over zijn gezicht, zijn betraande ogen. Zijn armen langs zijn lichaam nu. Hij wil nog iets doen en weifelt. Dan pakt hij nog een paar bloemen en gooit ze weer in een grote boog naar Maria. Roept weer iets naar haar. Daarna blijft hij staan, in zichzelf gekeerd. Zijn vrouw opent de balkondeur en gaat naar binnen. Hij stapt achter haar aan en sluit de deur.
Dan raakt de baar uit zicht, verdwijnt achter de bomen, achter de huizen. Mijn man steekt over. De cameraman zet de camera uit, de reporter bergt haar microfoon op. Samen lopen ze voor ons uit naar hun auto.

zondag 1 april 2018

WILDVLEES

De deur wordt met grote kracht opengeschoven. 'Zo, waar gaat de reis naartoe?' Slaapdronken kijk ik op en zie de grote, brede kaalhoofdige man naast het busje staan. In zijn zwarte, lederen jas. Indringend kijkt hij terug en ik begrijp dat hij tegen mij sprak, zojuist. 'Uhm, naar Sevilla', lispel ik. Hij antwoordt niet, maar blijft me aankijken. 'Ach, u wilt er door?' Ik schuif naar het midden van de achterbank zodat hij erdoor kan. Met grote kracht duwt hij de rugleuning van de stoel, waarop ik eerst zat, naar beneden en klimt het taxi-busje in. Zijn gewicht doet het busje wiebelen. In zijn kielzog klimmen twee blonde vrouwtjes naar binnen. Meer zie ik niet van ze, zo in het donker, dan dat ze klein en blond zijn. Het is nog maar net aan vijf uur in de ochtend en ik ben zo suf als een konijn door het slaapgebrek. Om half vijf opgehaald tenslotte door de taxi. En nu moesten we deze mensen ook nog even ophalen, naar onderweg bleek.
De taxi-chauffeur klimt weer achter het stuur. Ik zit nu pal achter hem, op de bank midden in het busje. Ik ben maar helemaal naar links geschoven, zodat ik tegen de deur kan leunen. Mijn man zit rechts van hem, voorin, op de passagiersstoel.
De drie mensen achter mij kennen de chauffeur goed; ze beginnen direct over mijn hoofd op luide toon tegen hem te praten. Ik sluimer verder. Mijn man is ook stilgevallen en dommelt wat. We zoeven over de donkere snelweg richting Schiphol en luisteren naar het gesprek in het busje.
'Dat is me wat, he?' zegt een van de vrouwen, 'met Danny's teen. Die ingegroeide teennagel.' 'Ja', bromt de chauffeur. 'Ik zei nog zo, ga er weer mee naar de dokter. Maar die doet niks, volgens Danny. Dus ik zeg: dan ga je naar een andere huisarts.' 'Ja. Hij moet er wel wat aan doen, want hij kan er zelf niet meer bij. Door al dat wildvlees tussen zijn tenen. Hij kan het niet zelf doen', vindt de blonde vrouw.  'Het doet onwijs veel pijn, denk je ook niet.' Zeker, maar hij is echt een eigenwijs stuk vreten', zegt de chauffeur. 'Ik heb het al zo vaak met hem besproken. Hij gaat gewoon door met dat zere poot.'
Ik begrijp dat het over zijn zoon gaat, Danny, die een ingegroeide teennagel heeft die wordt overwoekerd door wildvlees. En dat hij pijn heeft maar er niks aan doet. 'Weet je, hij moet gewoon naar de huisartsenpost en de Eerste Hulp gaan en zeggen dat hij het niet meer houdt van de pijn' oppert het blonde vrouwtje nu. 'Dan moeten ze hem wel helpen. Niet meer naar die huisarts van hem gaan hoor. Die huisartsen doen toch niks. Die doen echt helemaal niks meer tegenwoordig.'  De chauffeur vindt het een goede suggestie. 'Ik zal 't tegen Dan zeggen.'
We zijn er: de vertrekhal. De man achter mij duwt de rugleuning naar voren en laat de twee blonde vrouwtjes uitstappen. Dan klimt hij zelf naar buiten. Ik wacht tot ze buiten staan en ga dan ook het busje uit. Mijn man staat al buiten en betaalt de chauffeur.
Nu zie ik het drietal goed, zo, in het licht van de hal achter ons. En nu pas zie ik dat het moeder en dochter zijn, die kleine blonde vrouwtjes. De man in de lederen jas betaalt de chauffeur niet. 'Fijne vakantie, he', zeggen de vrouwtjes tegen ons. 'Dankjewel, jullie ook.' Nog steeds slaapdronken stommelen we naar onze incheckbalie.