woensdag 18 mei 2016

CAULI

Er is een film waarin de hoofdpersoon tegen alles 'ja' zegt, Venus, 'en dan gebeuren er veel mooie dingen'. 'Ja', antwoord ik, 'die ken ik, die film en inderdaad, dat hebben we net weer gedaan, weer ergens 'ja' tegen gezegd. Leuk toch?'
We rijden achter Pierluigi Pinna aan. Hij in zijn zwarte Honda, wij in onze witte Fiat. Op weg naar Antonio, beeldhouwer van beroep. Pierluigi werkt met hem samen, hij fotografeert de sculpturen van Antonio. Antonio Cauli heet hij voluit en hij maakt alleen beelden naar de klassieke oudheid, vertelt hij even later, als hij ons door zijn huis in het stadje Sant Antioco (Sardinie) leidt. Alles in zijn huis is mooi oud. Esthetisch helemaal in balans. We lopen over een antieke, betegelde vloer, zo schitterend dat het me de adem beneemt. Authentiek jaren '50/'60 meubilair waar we in Nederland onze vingers bij aflikken, zo prachtig en in zo'n perfecte staat. Het oogt artistiek en geordend tegelijk. Alles heeft zijn plek hier. In de hal staan de beelden, alleen bustes, in nissen tentoongesteld. Erboven hangen houten beelden, gesneden uit takken en stronken.
In de voorkamer echter begint de rondleiding. Daar bevindt zich kleiner werk en staat het blauw geverfde bureau van Antonio waarop een paar fotoboeken liggen.
Gedreven en trots toont Pierluigi de sculpturen van zijn vriend Antonio die er bescheiden lachend bij staat en aanvullend vertelt. Pierluigi streelt de beelden, draait ze om en om, laat ons het gewicht voelen en toont ons de details: het gevlochten haar, de slangen die naar het voorhoofd lopen. 'En kijk, dit, een masker.' Hij toont ons het houten handsnijwerk. 'Ja, uit de natuur ontstaan', voegt Antonio toe. 'De vormen waren er al.' Ik moet het voor mijn gezicht houden, kijk door de ooggaten naar de mannen en word gefotografeerd.
Antonio maakt beelden naar personages uit mythologische verhalen uit de klassiek oudheid, het zijn inspiratiebronnen. De beelden ontstaan in zijn hoofd, hij maakt ze intuitief. 'Het ontstaat hier', en hij drukt zijn wijsvingers tegen zijn slapen. 'Daar begint het. Het zijn beelden ontsproten aan mijn fantasie.' De houten beelden staan in een paar werkkamers. 'Deze is gemaakt van olijfhout,' vertelt hij bij een beeld vol hoofden en slangen. De stenen beelden beitelt hij uit allerlei soorten steen die hij op Sant Antioco en Sant Pietro vindt, onder andere bij de zee. Later polijst hij ze gladder dan glad.
Het snijden en beitelen en polijsten doet hij buiten, achter, in zijn tuin, die al net zo Zen oogt als zijn huis. Hij toont ons zijn werkplek onder een oude citroen-boom. Op de tafel staat het begin van een nieuw werk: een grijs ovaal-rond gevormd stuk steen waar hij het gezicht al uit heeft gebeiteld. Met zijn handen geeft hij aan waar de twee slangen moeten komen, ze omringen het voorhoofd. 'Als Medusa', zegt hij. Niet de eerste 'Medusa', valt mij op. Hij heeft er meer gemaakt, ik zag ze binnen ook al in zijn huis. Het is echt een thema in zijn werk.
Twee mannen uit de buurt voegen zich bij ons gezelschap, we zijn met zijn zessen nu. De buurmannen praten gezellig mee. Pierluigi toont ons twee fotoboeken die hij maakte voor exposities van Antonio. 'Ben je beroemd, Antonio', vragen we. 'Oh nee, niet beroemd', antwoordt hij en ik merk hoe ongemakkelijk hij zich onder de vraag voelt. Terwijl ik naar zijn antwoord luister, zie ik het archeologisch museum voor me. Het museum waar we nog geen twee uur eerder waren, mijn man en ik, en daar bewonderden we – toeval of niet – ondermeer de beelden van Antonio. Daarna aten we in een restaurant in het stadje Sant Antioco, waar we Pierluigi ontmoetten die ons uitnodigde, na een enthousiast gesprek tussen hem en mijn man over fotografie, voor een bezoek aan zijn vriend Antonio Cauli.
Terwijl we de fotoboeken doornemen in de voorkamer, valt mijn oog op een portret-foto aan de wand boven het bureau. Don Bosco blijkt het te zijn, niet Antonio's vader of oom, maar Don Bosco. Een grote naam in de wereld van de priester-opleidingen, ook in Nederland. Naar ik vermoed, iets uit het leven van Antonio voordat hij dertig jaar geleden (autodidact) beeldhouwer werd.

Na het afscheid, in de auto terug naar ons huisje in de bergen van Sant Antioco, mijmeren we nog wat na over de mooie ontmoeting met deze twee kunstenaars: Pierluigi Pinna, fotograaf en Antonio Cauli, beeldhouwer. Het is waar, als je gewoonweg overal 'ja' op zegt, gebeuren er mooie dingen in een mensenleven. Zoals een ontmoeting als dit.

donderdag 12 mei 2016

FIREONE STREETPARK

Skaten @ Carbonia

'Wauw, haast fascistoide, die bouw', mompelen we gelijktijdig, als we het stadje inrijden. Links van ons zien we een hoge grijze zuilengalerij. Onder de overkapping van dikke stenen platen staan twee kleine kiosken, 't is haast bizar.
We parkeren onze Fiat vlakbij het nieuwe amfitheater van Carbonia: een voormalig mijnwerkers stadje in het zuid-westen van Sardinie.
Achter dit openluchttheater weerkaatst een groot, grijs plein het felle licht van de middagzon. Aan de overkant van het plein ligt het ontoegankelijk ogende Teatro Centrale, hoog en wit. Daarnaast ligt een ander publiek gebouw met een grofstenen bruine toren, die sterk aan een kasteel doet denken. Aan de andere kant van het plein staat een lompe kerk gebouwd van dezelfde grove donkerbruine stenen. Op foto's – tentoongesteld naast bankjes aan de rand – zien we dat deze gebouwen er in 1938 kwamen. Van de oorspronkelijke witte mijnwerkershuisjes die we ook op de foto's zien, is helaas niks meer te vinden in Carbonia. Wel zien we, als we even later door de stad lopen, rommelige hoogbouw uit de jaren '70 en '80, flats in vervaagde pastelkleuren of van grijs beton, omringd door versleten asfaltweggetjes vol kuilen.
We zoeken enige tijd naar het centrum en kunnen het maar niet vinden, althans, we vinden de restanten: een paar leegstaande winkelcentra. De stoffige ramen beplakt met verkleurde affiches, kranten en gescheurd karton. Zelfs de supermarkt heeft het hier opgegeven. Wel is er een publieke Mercato – gevestigd in een plomp gebouw – waar we nieuwsgierig naar binnen gaan. Helaas, rond twaalf uur begint hier de Italiaanse siesta, de marktlui ruimen net op. We gaan de straat weer op. Om ons heen dwarrelt afval.
Enkele koffiebarretjes bleven overeind, daar leeft het tenminste nog. We nemen een cappuccino in een cafe tegenover een leegstaand winkelcentrum. Gepensioneerde mijnwerkers zitten luid pratend, rond de terrastafeltjes. Koffie maakt net plaats voor pilsjes en de mannen hebben lol. Binnen trekt een slagersknecht, zijn witte jas vol bloedvlekken, aan de arm van een gokautomaat. Naast hem een huisvrouw in het zwart, eveneens gefocust op de eenarmige bandiet. Aan de muur prachtige foto's van de Vespa-club van Sardinie. Knappe Sardijnen poserend als filmsterren op hippe Vespa's. De meeste foto's zijn genomen in 1963. De club blijkt echter nog steeds actief. De voorzitter is inmiddels een oude man en prijkt op een recente kleurenfoto van posterformaat.
De bar-eigenaar vertelt dat de mijnen in 1967 werden gesloten. Daarna werd het moeilijk voor Carbonia. Er kwam geen vervangend werk. Het stadje raakte in verval. Als we weggaan geven hij en de bardame ons een hand. Arriverderci!
Een zelfde soort verhaal vertelt een groep jonge mannen ons even later. Ondanks de armoe zien ze er tof uit, creatieve gastjes zijn het. Ze huizen overdag in een honk onder een hoge, oude loopbrug. 'Waar die brug nog voor dient', vragen we. 'Tja,' antwoordt een van hen in zangerig Engels, 'die brug loopt van die wijk', en hij wijst van het zuiden naar het noorden, 'naar het centrum'. Verbaasd kijken we omhoog, er het onze van denkend. Ook al omdat onder de brug, over het drooggevallen riviertje, een stenen bruggetje te zien is dat prima voldoet. 'De loopbrug is al een tijd geleden gesloten', vertelt de jongeman verder, 'het werd te gevaarlijk', en hij wijst naar de onderkant van de vermolmde vloer boven ons hoofd.
We worden binnen genood en de jongen vertelt verder in zijn zangerig Engels. Om hem heen de gastjes die gretig mee luisteren en af en toe in het Italiaans mee praten. Het verhaal luidt als volgt: Vorig jaar namen ze het bijzonder ogende, ronde gebouwtje onder de brug in gebruik. Ze kraakten het en maakten er een prachtig honk van voor jongeren. Alles werd beschilderd en bespoten met veelkleurige graffiti. Nu heet het FireOne Streetpark.  We spreken onze bewondering uit voor de kunstzinnigheid en de aandacht van de groep gaat direct uit naar een van de jongens: Dello. 'Hij is de artiest van het stel maar niet de enige', vertellen ze. 'Er zijn er meer.' Ietsje verderop zit een jongen in zichzelf gekeerd met een pennetje te krassen op een schildje. Ook dat wordt een kunstwerkje. Tegen een muur staan hip bespoten gitaren, op een ladder ernaast ligt op elke trede een beschilderd schildje. Geweldig mooie handgesneden stickers op het raam: rode en groene koppen in Maori-stijl. We zijn onder de indruk. 'Kom', zeggen de jongens, 'buiten is nog meer kunst te zien.' We lopen met de groep mee de buurt in en bewonderen een paar wandschilderingen waaronder The Shark.
Weer binnen gekomen krijgen we kopjes espresso en drinken het met smaak op. Onderwijl zetten we het gesprek met de jongens voort. De Engels sprekende jongen gaat soms over op het Italiaans. 'Er is niks voor jonge mensen hier, niet alleen in Carbonia, maar eigenlijk in heel Sardinie niet', vertelt hij. 'De fabrieken zijn gesloten, de scholen dicht. In Italie, het vasteland, is al geen werk, laat staan dat er plek is voor de Sardijnen.' Toch willen de jongens niet in het buitenland werken; ze hechten te sterk aan hun eiland, ze zijn ook te koppig, vertelt de jongeman. Ter ondersteuning van zijn woorden, bonkt hij met zijn vuisten op een stalen paal. 'We willen er hier iets moois van maken!'
Ze kraakten dus het gebouwtje, richtten het bijbehorende terrein onder de loopbrug in als skaters-paradijs en sleepten zo te zien overal gebruikte spullen vandaan. Mooi om te zien hoe ze van gebruikte materialen skaters-banen maakten. En plekken om te chillen. Van grote houten klossen voor kabels maakten ze tafels. Oude banken ernaast. De gemeente vindt het prima en ondersteunt de jongens. Elke dag na vier uur 's middags kunnen er jongeren komen skateboarden.
We hebben het over invloed en politiek, maar als er een ding is dat zij niet willen is dat: politiek bedrijven. 'Nee, we willen geen onderdeel van de corruptie worden.' De namen Berlusconi en Prodi vallen, voorbeelden van hoe je een land niet moet besturen. 'En hebben jullie wat aan Europa', vragen we. We zien ze denken... 'Hoe kunnen wij jullie helpen', vragen we. Als jullie willen kunnen jullie foto's maken, stelt de jongen voor. 'Zet het op facebook, die foto's.' 'Mooi', roep ik, 'dan maak ik er een artikel bij'. Vinden ze een goed idee. Wij beginnen meteen met fotograferen van de jongens en het interieur.
Als het bijna vier uur is, gaan we naar buiten. Er komen al jongens aan lopen, ze sluiten zich aan bij de rest en praten honderduit.
Iets na vier uur beginnen de eerste gastjes voorzichtig aan te skaten en rondjes te rijden op hun BMX'en. Een beetje verlegen nog vanwege onze aanwezigheid. 'He', zeggen we tegen elkaar, 'wel kieken nu, ze beginnen zich al een beetje warm te draaien voor ons, joh.' We staan op en lopen rond, maken foto's van de jongens die steeds meer los komen, letterlijk en figuurlijk. Een paar jongens vliegen op hun fiets door de lucht. Anderen denderen op hun skate-boards langs, maken acrobatische draaitje in de lucht en hoppa, skaten weer terug.
Na een half uur komt er een jongen van een jaar of dertien aangefietst, duidelijk niet arm, met een gloednieuwe helm in zijn handen. Hij straalt. Een paar jongens heten hem welkom, arm om hem heen. Prachtig om te zien en ik neem snel een foto. Hij doet net of hij dat niet opmerkt.
Met een kunstwerk van Dello onder de arm – geschonken door de artist himself – verlaten we het skaters-paradijs weer. Netjes schudden we alle jongemannen de hand. Arriverderci, ciao ciao, bon giorno.
Onderweg, richting auto, komen we nog een paar jongens tegen, petjes achterstevoren, skateboard onder de arm. We grijnzen en zeggen tegen elkaar: 'Die jongens daar, in dat skaters honk, die doen goed werk voor de stad, dat is een ding dat zeker is.'

donderdag 5 mei 2016

PIXELSVERSCHUIVINGSRESOLUTIE

Al dagenlang, nee weken lang, staarde hij naar het beeldscherm van de Mac. Elke keer als hij er eventjes niet achter zat en ik snel mijn mailtjes wilde checken, zag ik waar hij naar had zitten staren: Websites vol camera's en lenzen. Allemaal van Pentax.
Jawel, een nieuwe Pentax moest er komen. Enkele maanden geleden was hij bestolen, mijn man. Na een dagje fotograferen even de spulletjes in de auto gelegd, een hapje eten et voilĂ , weg spulletjes. Autoraampje kapot geslagen, Pentax eruit. Lenzen weg. En misschien nog wel het ergste: alle mooie foto's van die dag verdwenen. Forever!
Aangeslagen kwam hij thuis, heel laat, want politie en Carglass en daarna volgde een soort van rouw-proces. Zes jaar lang was hij een geweest met zijn Pentax, de mooiste plaatjes had hij ermee geschoten. Hij en zijn Pentax, een voor altijd. En dan ineens: niks meer. Een leegte in zijn bestaan.
Maar niet voor lang. Er werd creatief gedacht over oplossingen. Daar was ik mede debet aan, moet ik zeggen. Ik houd van creatief denken en oplossingen verzinnen. Na dit oplossingsgerichte denkproces volgde een periode van afspreken, regelen, wachten en alvast keuzes maken. Veel geklik en gestaar dus, vanachter de Mac.
En toen was hij er: de nieuwe Pentax! Gisteren bezorgd! Samen met een paar super-lenzen.
De aandacht van mijn man heeft zich nu verlegd van het schermpje van de Mac naar alle toeters en bellen van zijn nieuwe speleding. Ingespannen leest hij de Manual en hij mompelt wat af: 'Aaaaah, da's mooi zeg, een pixelsverschuivingsresolutie. ' 'Okay', zeg ik, 'nog koffie?' Geen antwoord, althans, er wordt weer iets gemompeld: 'Oooh jaaaaaah, crossprocessing, belichtingsbracketing..... 'Uhm, wil jij dat laatste koekje of .... Ik neem 'm maar, he?' Hij een nieuwe Pentax, ik een chocoladekoekje. Verschil moet er zijn.