zaterdag 28 maart 2020

IK MIS JULLIE

'Nou, pap, fijne dag verder, maak er ondanks alles een feestje van, samen met mam.' Mijn vader lacht en zegt echt van die pappa-dingen als: 'Dankjewel, Venus, ik ga nu weer verder hoor. Ik ben samen met je moeder het bed aan het opmaken.'

Glimlachend klik ik de phone weer uit. Mijn man schenkt nog een kop koffie in en we eten met smaak van ons slagroomgebakje. Waar we eerst een foto van maakten voor op de family-app. Wat mijn zusje ertoe aanzette om later op de dag ook lekker taartjes te kopen, ter ere van pappa's verjaardag.

Onderwijl gaan er virtueel fotootjes van hand tot hand. Van onze pasgeboren nieuwe neefje, kleinzoon van mijn tante en oom.
's Morgens om zes uur is hij geboren en ook dat kan niet gewoon gevierd worden. Zijn opa en oma moesten achter het raam naar hun nieuwe kleinkindje kijken.
We zetten er van die emoji's met hartjes in hun oogjes bij, typen vertederde boodschappen vol uitroeptekens. Switschen enthousiast van app-groep naar app-groep, want de geboorte wordt op verschillende digitale plekken gevierd.

En zo vieren we het leven dan maar. Op afstand.

's Avonds appt de gitarist van mijn band. Hoe het gaat, wat we doen en: 'Alweer een vrijdagavond zonder repetitie'. Ik stuur een filmpje door van het Joetjoepje van Janiva Magness, waar ik op dat moment naar kijk, mijn blikje citroenbier ook goed in beeld. Want dat drink ik altijd als we repeteren, citroenbier.
De percussionist appt al snel gezellig mee. Schrijft dat hij net even lekker geoefend heeft. 'Je moet het toch een beetje bijhouden, he?' En zo babbelen we nog wat verder. Dat we dit weekend ons verder gaan verdiepen in Zoom en Jamkazam. Om te kijken of we zo samen kunnen spelen.
'Ik mis jullie', schrijf ik. De mannen schrijven dat zij mij en elkaar ook missen.

Lief toch, dat we dat via de app tegen elkaar zeggen? 'Ik mis jullie.'

De hele dag was ik druk met thuiswerken. Een advies schrijven voor het MT over hoe om te gaan met extern personeel tijdens maar ook na de Corona-crisis. Hoe zetten we ze in als straks misschien het werk terugloopt?
Ter oriëntatie had ik meer dan 20 managers gebeld om te peilen hoe het er voor staat en wat hun gedachten hierover zijn. Alles geïnventariseerd en omgebouwd tot advies. Een beste klus waarbij ik tussendoor ook per email en app afstemde met mijn twee naaste collega's.
Toen ik het eindelijk af had, stagneerde mijn thuiswerk-account. De mail met het advies en de bijlages wilde niet meer verder. Ik mailde het maar met mijn prive-mail. Daarna was ik echt hartstikke moe. En ik bedacht me, terwijl ik ontspande met een glaasje rode wijn, met wat voor bizar vraagstuk ik eigenlijk bezig was geweest.

Maar goed, ik mag niet mopperen als interimmer. Ik heb het de komende tijd nog hartstikke druk en heb net een verlenging gekregen van mijn contract tot het eind van dit jaar.

Mijn schoonmoedertje was behoorlijk ziek de afgelopen weken. 'Kom maar langs, want het lijkt erop dat het kaarsje uitgaat.' Alleen de eigen kinderen mochten op visite komen. Een voor een.
Tussendoor veel gebel en ge-app met elkaar.
Wonderbaarlijk genoeg knapte mijn schoonmoedertje haast van het ene op het andere moment weer op. Ging lekker op de bank zitten, keurig aangekleed, met haar goud-glimmende sneakers aan haar voeten en zei tegen mijn man: 'Nee hoor, ik hoef niet naar bed. Ben je gek, ik ben zo gezond als een vis.' Mijn man maakte snel een fotootje van haar dat ik thuis lachend bekeek. 'Wauw, wat een super-woman is het ook!'

Nu ze weer beter is, mogen we niet meer bij haar op bezoek. Elk voordeel heeft zijn nadeel, zeggen we dan maar. We sturen haar nu om de dag een lief kaartje.

En zo hebben we allemaal onze eigen verhalen, inmiddels. Bizarre verhalen, waar we later nog vaak aan zullen terug denken.




zondag 22 maart 2020

TWEE SCHATJES

Ze staan bij wat er van de Berk is overgebleven. Vol aandacht bestuderen ze de stronk, zitten er met hun vingertjes aan. Krabben aan de opgedroogde stromen hars. Praten met elkaar en ik zie dat ze vragen hebben waar ze geen antwoord op hebben. Want, dat kun je zien, aan hoe ze communiceren. De een stelt vragen, de ander schudt vertwijfeld het hoofd. En omgekeerd.

Dan kijkt het jongetje naar binnen. Hij ziet mij en kijkt me aan. Ik sta in de keuken een boterhammetje te smeren. 'Wat een lieverdjes', denk ik. Het meisje is zo schat ik in een jaartje of 8, het jongetje iets jonger. 'Zouden het broer en zus zijn? Ze hebben allebei van die lieve, open gezichtjes.' Ik zwaai naar ze. Ze zwaaien een beetje weifelend terug. Blijven bij de stronk staan. Ik loop door de keuken, zoek de pindakaas.

Het jongetje trekt de stoute schoenen aan. Terwijl hij door de voortuin naar de deur loopt, doet het meisje een paar stapjes terug.  Het jongetje gaat op zijn tenen voor het keukenraam staan en kijkt mij aan.

Wat zou er zijn?

Ik open de voordeur. Daar staat het jongetje. Het meisje sluit zich direct aan. Mijn hallo jongens is er nog maar net uit of de vragen barsten los. Van hun kant. Of dat een boom is en ze wijzen naar de stronk. 'Ja, dat was onze Berk.' 'Maar wat is er met hem gebeurd?' 'We moesten hem laten omzagen. Hij was helemaal verrot van binnen. Als het zou gaan stormen zou hij omwaaien.'
Wat dat gele spul is dat eruit stroomt, willen ze weten. Even moet ik hard denken over hoe dat ook alweer heet. 'Dat is net als ons bloed', leg ik uit. 'Dat gele spul stroomt door de boom, net als ons bloed. Als hij is afgezaagd, blijft dat spul nog een tijd stromen. Het kan de boom niet meer in, dus stroomt het over de stronk. Aaah, hars, heet het.' Ineens weet ik het weer.

'Ahaaa, nu snap ik het ineens'. zegt het meisje hartverwarmend wijsneuzerig en ze houdt daarbij haar gevouwen hand even onder haar kin. Voor haar duidelijk een Eureka momentje.

'Gaat de boom weer groeien', vraagt het jongetje? 'Ja, gaat hij weer groeien', vraagt het meisje ook. Allebei kijken ze me verwachtingsvol aan.
'Nee, jammer genoeg niet. Misschien komen er nog een paar takjes aan, maar een grote boom gaat het nooit meer worden.' Dat moet even tot ze doordringen, ze zijn er stil van.
'De boom was ook erg oud, hoor, 45 jaar.' 'Oooooh, zo oud!! Mijn moeder is 43.' 'En mijn moeder is 42!!'
'Ja, jongens, de boom was echt heel erg oud.'

Het meisje bibbert en ritst haar jasje dicht. Het is ijskoud in de voortuin want er waaien vlagen noord-oosten wind. 'Koud he, ik ga weer gauw naar binnen hoor. Doehoeg!' 'Doeg', roepen ze in koor.

In mijn warme keukentje smeer ik verder. De pindakaas stond gewoon in het kastje, als altijd.
Het jongetje en het meisje staan nog even gebogen over de stronk. Allebei met hun handjes op de rug. Als twee jonge onderzoekers.

Ik ga naar de achtertuin. Daar is het warm want geen wind. Mijn boterhammetje oppeuzelen. Vertel mijn man over de twee schatjes. ' Mag eigenlijk helemaal, niet, he, nu? Kindertjes die samen buiten spelen. Eigenlijk had ik er wat van moeten zeggen. Maar dat bedenk ik me nu pas. Gelukkig.'

vrijdag 13 maart 2020

COME RAIN, COME SHINE

'Ciao, prettig weekend alvast. Volgende week geef ik wel een korte presentatie over de workshop van straks. Heb er zin in.' 'Doei, Venus. We zijn benieuwd, we gaan dus lekker improviseren in het werkoverleg?' 'Yes', lach ik, 'ik ga jullie improviserend laten zingen over onze organisatie. Nu ga ik echt, hoor! '

Na het verlaten van de metro wandel ik het plein over. Ik ben vroeg en overweeg nog een bak koffie te drinken bij de Coffeecompany. Maar ach, nee, laat maar. Ik kan beter aspirientjes scoren, er komt hoofdpijn opzetten. De Etos zit vlakbij. Daar koop ik meteen maar een flesje water. Ter plaatse slik ik mijn pilletje en ga welgemoed verder op pad. De workshop is vlakbij, het is gaaf weer: harde windvlagen, af en toe een vette bui en dan ineens weer stralend mooi, met zo'n blauwe poollucht. Goed weer om fotootjes te maken, het licht is prachtig.

Al wandelend ontdek ik waar de Sjoel zit: daar moet ik over een half uurtje zijn. Ik rammel aan de poort, maar die blijkt nog hermetisch gesloten. Dan nog maar even wandelen. Ik doorkruis het buurtje, sta her en der stil, met mijn snoet in de zon. Heerlijk. Kom toevallig een collega tegen die een bijeenkomst heeft in het nabijgelegen Huis van de Verbeelding. Hij is de organisator en wordt aan een stuk door gebeld, zegt hij. 'Iedereen wil weten of het nog wel doorgaat. Het zijn er 60, dus...' Hij lacht kuchend en verontschuldigt zich meteen. 'Van mij mag je lekker hoesten hoor.'  Ik vertel dat ik bij de Sjoel moet zijn, maar dat de deur nog dicht is. 'Gaat het wel door', vraagt hij. 'Geen idee, maar ik heb inmiddels wel mijn twijfels.' We nemen afscheid.

Ik ga weer proberen, maar de poort is nog steeds dicht. Gek hoor. Ik loop maar weer een straatje om. er lopen mij vier mannen tegemoet, alle vier met grote AH tassen vol. 'He, het lijkt wel of ze gehamsterd hebben. Zit er nou allemaal wc papier in?'

Weer terug bij de Sjoel bel ik de organisator van de workshop maar op, althans, ik mail 'm en hij belt direct. 'Het is gecanceld hoor, we hebben net gehoord dat we voorlopig geen bijeenkomsten als dit meer mogen houden. Er is een verordening uitgegaan. Alle evenementen als dit worden gecanceld.' 'Waaaat?! Dat wist ik helemaal niet. Tjeeeees. Nou ja, dan ga ik maar naar huis.' We nemen afscheid en ik wandel naar het station. Maak van de nood een deugd. Geniet van het knallicht en al het moois dat de stad te bieden heeft, van de ruimte op straat nu het aantal toeristen zo is afgenomen. Bel met mijn man. Ook hij had nog geen idee van de verordening.

Maar goed, nu snap ik ineens met terugwerkende kracht de vragen aan mijn collega: 'Of het nog wel doorging'. En had ik het dus goed gezien: de mannen hadden echt tassen vol wc-papier.

In de trein app ik met mijn kinders in Hongkong. Daar is alles net weer een beetje back to normal. Mensen mogen weer naar kantoor en de voorraad wc-papier is weer aangelengd. Ze hebben anderhalve maand thuisgewerkt en kwamen de deur bijna niet uit. Hongkonezen krijgen 1200 Euro p.p. om de economie een beetje op te peppen. Mijn kinders niet, zij zijn expats of impats, hoe je het noemen wilt.

Onderwijl vindt er druk app-verkeer plaats tussen collega's. 'Als je je niet lekker voelt, moet je thuis blijven, bijeenkomsten zoveel mogelijk vermijden, als ze al doorgaan. Liever maar thuiswerken vanaf volgende week.' 'Sapperloot', app ik, 'lekker voor mij als ZZP-er'. Ik zucht, klik mijn phone uit en kijk naar buiten. Mammatus- en bloemkoolwolken en een knalblauwe hemel, zon en regen wisselen elkaar af.

Er popt een mooie zin uit 'n liedje op: Come rain, come shine....



vrijdag 6 maart 2020

DAG BERK

Het is vrijdag, we zijn allebei thuis en staan te kletsen in de huiskamer. Ineens kijkt er een man door het voorraam naar binnen.  Een stevige, blozende man met lichtblond haar. 'He, wie is dat, verwacht jij iemand?' 'Nee, ik niet.' 'Oh, kijk, hij staat naar de Berk te kijken. Wat moet 'ie nou, die vent?'

Mijn man gaat naar buiten en raakt in gesprek. Nieuwsgierig voeg ik me bij hen. De man - gekleed in een groene werkbroek en -jas met grote schoenen met stalen neuzen - blijkt een hovenier. Mijn man kent hem nog omdat hij vorig jaar de Indische Kers heeft gesnoeid, flink gesnoeid zelfs, de helft ging eraf.

Het gesprek is zorgelijk, want de Berk blijkt ziek. En dat komt doordat een andere hovenier eervorig jaar op een foute manier takken heeft afgezaagd bij het snoeien. Nu prijken er zwarte, vochtige littekens. 'Tjeetje. Nooit erg in gehad', zeggen wij.
De hovenier wijst naar de zwarte gaten en vertelt dat die vocht doorlaten. 'Dat vocht sijpelt de stam in en dat veroorzaakt rotting. Je kunt het aan de schors zien. Die is helemaal verdroogd aan de buitenkant maar van binnen - en hij scheurt een stuk eraf - helemaal vochtig.' 'Ah ja, er zit mos op!'

Ik voel 'm al aankomen. Onze Berk moet weg. 'Kijk, ik kan er wel wat takken afsnoeien en 'm een beetje toppen, maar dan belt u me over drie of vier maanden dat 'ie toch weg moet.' Ter illustratie toont hij foto's van een soortgelijk geval. 'Na het omzagen waren er zwarte gaten te zien in de stam. Zelfde verhaal, mevrouw, he-le-maal verrot!'
Beteuterd geef ik toe dat het over is.

Zo balen, vorig jaar hebben we ons voortuintje helemaal opgeknapt, alles gericht op de Berk, die al meer dan 40 jaar zo mooi staat te prijken in onze voortuin. Niemand in de straat heeft dat, zo'n mooie boom. Onze Berk waar altijd wel een paar duifjes in zitten te koeren, waar kautjes in rommelen als ze onder onze dakpannen een nest hebben, waar koolmeesje in klimmen en van tak naar tak hupsen. 'Over met de pret', vogeltjes, denk ik.

We komen een prijsje overeen, hoeven geen bon. De hovenier lacht zijn kunstgebit bloot en haalt zijn auto met aanhanger. Zijn knecht stapt ook uit en haalt de elektrische boomzaag uit de achterbak. Trekt aan de startkabel en ZWUUUU ZWUUUU ZWIIIIIIIIEEEEUUUW, daar gaat de eerste tak. Bonk, in de voortuin.

Mijn man gaat naar de flappentap. Ik ga maar naar binnen en speel wat op mijn gitaar. Verdrietige liedjes. Af en toe kijk ik naar buiten en zie de hovenier er weer een tak af zagen. En weer een. De knecht gooit ze in de aanhanger. Ik speel nog wat verder. Ineens een heel harde bonk. Ik kijk. Dat was de stam. Die ligt nu dwars over de straat en het fietspad. De knecht begint 'm al in stukken te zagen. ZWUUU ZWIEIEIEIUUUW. Hop, weer een stuk de aanhanger in.

Ik zet mijn gitaar in de standaard en ga maar naar buiten. Daar staat mijn man, hij neemt net afscheid van de hovenier en zijn knecht.
Ik kijk naar de overgebleven stronk waar een of ander goedje op is gesmeerd. Sta daar stilletjes te kijken.
'Dag Berk, bedankt voor al het moois dat je ons bracht. Ook namens de vogeltjes.'