dinsdag 19 september 2017

BLAF PAF

'Ik laat een spoor van E-dogs achter. Overal waar ik kom, alle dorpen waar ik doorheen fiets en waar die honden achter me aan lopen te happen, aan mijn broekspijpen gaan hangen, niet een keer, maar wel twee of drie keer, bel ik de politie! En vaak helpt het. Politie gaat naar de eigenaar. Die moet er wat aan doen anders wordt hij beboet.  Krijgen ze een blafband om, die honden!'  'Een blafband?' 'Ja, een blafband. Elke keer als zo'n hond blaft, krijgt ie een stroomstoot. Dan houdt 'ie zijn kop wel eventjes...'  'Woooh, echt?' 'Ja hoor. Echt.' 'Stel je voor: kom je aan fietsen over zo'n dijkje, hond in de verte rent naar je toe langs de weg en wil je grijpen. En dan gaat het van:  'blaf! Paf! Stroomstoot.' Ik schiet in de lach, zie het voor me. 'Jahaa, Venus: a real 220 Volt Doggie!'
'Dat hadden ze vroeger moeten doen', zeg ik, 'toen ik postbode in het dorp was. Al die rothonden die op het erf bij de boerderijen liepen en in mijn poten wilden bijten als ik de post wilde ingooien. Ik scheet in mijn broek voor die beesten. Kwam er weer een op me afgestormd. Slijmerig schuim om die grote, blikkerende tanden. Happend naar mijn jonge meisjes benen.' Ze doen niks hoor', zei zo'n boer dan. 'Ja, ja...' dacht ik dan. Als het niet anders kon, bezorgde ik de post er niet. Nam het gewoon weer mee naar het postkantoor. Dan belde mijn baas op naar de boer en kon hij het ophalen. Dan ging het wel weer een tijdje goed.  Hielden ze de hond aan de ketting of ze deden het hek dicht. Tot dat ik dan weer eens aangefietst kwam en vanuit de verte al zag dat het hek toch weer open stond. Of dan zag ik zo'n loeder al weer vanuit het weiland naar het erf toerennen. Op weg naar... mij.
Zou toch geweldig geweest zijn als er toen blafbanden waren. Bij elke aanvallende boerderijhond: ' Blaf! Paf! Blaf! Paf!'

woensdag 6 september 2017

ZO HEEL VER WEG

'We laten nog steeds een plekje voor haar open, he?' Ik tik met mijn hand op de leegte tussen ons in. Precies de ruimte waar ze gewoonlijk lag, lekker warm opgerold, op de bank als we 's avonds samen een filmpje keken. Mijn man en ik naast elkaar en Snorro tussen ons in. Lekker warm hoopje poezenbeest.
Af en toe een aaitje, een kriebel. Dan draaide ze eventjes om, keek lief naar ons op. Soms een likje op mijn hand. Of een pootje op de hand van mijn man,  wat betekende: je mag best nog wat langer kriebelen, hoor.
Leeg is het. Al zes weken, bijna zeven weken missen we haar. Haar begroetingsritueeltjes 's ochtends. Als we 's avonds naar bed gaan en de tuindeur sluiten, voelt het nog steeds zo gek dat ze niet snel naar binnen rent. Stilte buiten. Soms lijk ik haar te zien, in de donkere achtertuin.
We sluiten de kamerdeur nog steeds, als we naar bed gaan. Omdat ze altijd beneden moest blijven 's nachts. Omdat ze de laatste jaren zo hard miauwde, doof en een beetje bang.
Als ik wakker word, denk ik vaak aan hoe ze me kwam halen. Trippelend over het laminaat in de slaapkamer. Naar boven starend, naar mij in het hoge bed. Te hoog voor haar om op te springen met dat oude, stramme lijfje. Dan aaide ik haar over dat kleine koppie van d'r en liet me door haar verleiden op te staan.
Al zes, bijna zeven weken ligt ze begraven in de achtertuin. Op haar lievelingsplekje, onder de Japanse Kers. Onder het heuveltje vol met varens. Drie kristallen stenen liggen op haar graf.  Zo is ze nog steeds heel dicht bij ons. En ook zo heel ver weg.