zondag 25 juni 2017

BIJBAANTJE

Buiten is het al bijna dertig graden, binnen is het niet veel koeler. Treinuitval hiervoor en de trein die wel komt, is veel te klein voor al die mensen op het perron.  Wat betekent: proppen en doorschuiven bij elke stop.
Zweet druppelt over mijn rug en kringelt zo mijn slip in. Ik sta inmiddels op het gangpad in de eerste klasse, naast een groepje van vier jonge mensen, niet ouder dan achttien, schat ik zo in, dat royaal zit en niet van zins is voor anderen op te staan. Wie 't eerst haalt, die 't eerst maalt.
Een van hen - een jongen met een snelle babbel - heeft de lachers op zijn hand. Hij vertelt over zijn theorie-examen waarvoor hij zakte. Geeft hilarische voorbeelden van vragen. Dan gaat hij over op zijn nieuwe bijbaantje. Hij is drager van lijkkisten bij uitvaart-diensten. 'Van de drie uur ben je eigenlijk maar tien minuutjes actief. ' 'Oh ja, hoe werkt dat dan?'  'Nou, je tilt alleen even de kist uit de auto en draagt 'm naar de zaal. Zet je de kist neer. Dan maakt iemand van de aula de kist even open en kijkt effe naar dat lijk en uhm...' ' Oooh jasses', gruwt het enige meisje in het gezelschap. 'Waarom is dat? Naar het lijk kijken?' 'Uhm, weet ik niet eigenlijk. Ik denk om effe te checken of het wel het goeie lijk is.' Een van de andere jongens valt 'm bij. 'Tuurlijk, ze moeten toch weten of dit echt de goeie is? Stel je voor dat de verkeerde er ligt, dan zit de verkeerde familie in de zaal. Zoiets.'  De vier knikken: dat moet de reden wel zijn. 'Ik heb nog nooit een lijk gezien', zegt het meisje. Nog nooit een dode meegemaakt.' De snelle babbel blijkt de enige van het viertal die wel dode mensen heeft gezien, maar dan uitsluitend om bedrijfsmatige redenen.
Als ze uitgestapt zijn, ga ik op de plaats van het meisje zitten en bedenk me dat dit iets is waarvan ik nog niet bewust was dat 't bestond: werkstudentjes die kisten-drager zijn bij uitvaarten. Dat deden toch altijd de kraaien van 't dorp? Gepensioneerde mannen? Ik moet er helemaal over nadenken merk ik en denk aan zo'n uitvaartdienst. Ben je intens verdrietig omdat je een naaste begraaft, wordt zijn of haar kist gedragen door een knul van achttien, een student die er zo openlijk over praat in de trein op weg naar college. Dat hij het een te gek bijbaantje vindt want: 'je hoeft maar tien minuten actief te zijn van de drie uur waarvoor je betaald krijgt.'
Zal me niks verbazen als ze in de tijd dat ze moeten wachten, tijdens de dienst, met hun studieboeken voor hun neus in de keuken wachten. Tussen de koffie met cake.

zondag 18 juni 2017

KLEMVAST

De man is dik. En op leeftijd. Zijn forse buik zwabbert bij elke stap heen en weer. Hangt over zijn te kleine, krappe rode zwembroekje. Om zijn hals een gouden schakelketting. Op zijn kop een jeugdig wit petje. Onder zijn linkeroksel een vrouwtje. Zij zit klemvast. Probeert zo goed en zo kwaad als 't gaat in zijn tempo mee te lopen, wat niet meevalt op dat zachte zand in de branding. Hun voeten zakken bij elke stap diep weg.
Als hij iets ziet op zee, draait hij naar rechts en neemt haar in zijn beweging mee. Met zijn grote, vierkante hand wijst hij naar 'n jacht dat passeert. Ze zegt niks en kijkt de andere kant op. Als hij uitgekeken is, draait hij weer ietsje terug naar links en hervat de wandeling.
Stijfjes loopt ze mee, probeert los te komen, zet even 'n stapje naar links en draait zich een heel klein beetje van hem af. Hij verstevigt zijn greep en loopt gestaag door. Ze past zich direct aan aan zijn tempo, althans, ze doet haar best.  Het gaat haar moeilijk af, zijn stappen zijn voor haar veel te groot.
Na zo'n tien meter blijven ze weer staan omdat hij iets in zee ziet. Aandachtig tuurt hij in de verte. Daardoor lukt het haar zich onder zijn oksel vandaan te wurmen. Alsof ze onder een te laag poortje doorloopt, zo beweegt ze zich. Ze gaat ietsje door de knieen en draait zich van hem af. Zo floept ze onder hem vandaan. Los! Opluchting maakt zich van mij meester.  Ik voel me plaatsvervangend bevrijd. De man doet alsof hij het niet opmerkt, blijft naar een paar zwemmers in de verte kijken. En zij... zij weet niet wat te doen met haar vrijheid en blijft staan. Vlakbij hem. Met hangende schoudertjes en een gebogen kopje. De wind speelt met haar donkerblonde halflange haar. Ze is meisjesachtig tenger en draagt een zwarte bikini. Hij doet achterwaarts een stap in haar richting, blijft onderwijl naar de zee kijken en maait met zijn arm om haar heen. Beet. Willoos voegt ze zich. Zo lopen ze verder langs de branding tot ze uit zicht zijn.

zaterdag 10 juni 2017

DOMUS DE MARIA

Het huis van Maria. Zo heet het hier. Domus de Maria. Het is een dorp in de bergen van Zuid-Sardinie en het telt nog geen 1700 inwoners. In de 17de eeuw werd het dorp gesticht door een aantal gezinnen dat zich had aangesloten bij een Piaster: een geestelijke die zorgde voor onderwijs voor iedereen, ook voor mensen uit de lagere sociale klasse. Heel sociaal en dat is terug te vinden in de omgangsvormen hier in het dorp. Het is hier vredig. En heel erg gelovig.
Domus de Maria ligt bij Chia. Dat is een streek die bestaat uit een reeks van prachtige witte strandjes. Bounty-strandjes noem ik het, wit-goud zand waar de golven van de azuurblauwe zee op stukslaan. Er zijn veel fraaie boetiek-hotels in Chia en grote huizen met oogstrelende tuinen, dure maar ook minder dure supermarkten en er is een aantal puike restaurantjes. Fruitstalletjes langs de weg, waar ze ondermeer de fameuze verse vijgen van deze streek verkopen.
Voor toeristen, zoals mijn man en ik, is het in Chia hemels. Maar wij verblijven niet in Chia, wij wonen er - tijdelijk - vlakbij, in Domus de Maria, lekker tussen de lokale mensen in. In een fraai appartementje met een groot terras vol potten met bloeiende planten. We huren het van Teressa Flores.
Vorige week, we waren hier nog maar net,  vielen we met ons neus in de boter: Domus vierde feest. De feestweek werd ingeluid op vrijdag-avond met prachtige, wat klaaglijk gezongen liederen, begeleid door een gitarist die speelde als een flamenco-gitarist, maar dan zachter, minder heftig. Verwonderd luisterden we op het dorpspleintje naar de vier mannen in pak die ombeurten een stuk uit een lied zongen. Pas later begrepen we wat het was, we vonden het op internet. Gezongen gedichten. Vanaf zaterdag tot en met woensdag was er elke dag processie van de kerk in Domus naar de kerk in Chia. En de dag erna vice versa. Prachtig om te zien: een stoet van dorpsbewoners gekleed in Sardijnse klederdracht loopt door de bergen, tientallen mensen, jong en oud, man en vrouw, voor een grote prachtig opgetuigde ossenkar uit. De twee grote bruine ossen ook prachtig opgetuigd met bloemen en slingers. Op de kar een beeld van de beschermheilige, onder een glazen stolp. Onderweg strooien de processie-gangers met Mirre-takken en verse bloemen. De hele weg ligt ermee bezaaid en het ruikt verrukkelijk.  De processie eindigt met een korte mis in de kerk, waar eerst het beeld is binnengebracht door een paar mannelijke processie-gangers.
Daarna gaan de processie-gangers naar huis, verkleden zich. De jonge vrouwen weer in spijkerbroek en mini-rok, hopla, linea recta door naar het dorpscentrum, waar feest wordt gevierd. Bandjes op het plein, lekker eten, snoeperijen, wijn en koud bier.
We wonen hier pal naast het gemeentehuis waarin ook de politie is gevestigd.  Soms gaat er in het gemeentehuis een deur open, of een raam. En weer dicht. Dat is het enige teken van leven dat de ambtenaren hier laten zien.  Recht tegenover het gemeentehuis, waar publieke voorzieningen zijn zoals een school en een sporthal (een immens grote tent waarin het opvallend koel is) ligt een pleintje voor de zaterdag-markt.
Naast het gemeentehuis is een cafe waar mijn man en ik elke ochtend elk twee cappo'tjes drinken. Vanochtend gaan we eerst boodschapjes halen op de markt. Vers fruit, verse groenten en plakken vis slaan we in. Alles ziet er hier even smakelijk, vers en mooi uit. Het is weer moeilijk kiezen. Daarna nemen we plaats op het terras van het cafe. In de schaduw kletsen we wat over ditjes en datjes, lachen om de brutale mus die telkens, zodra wij plaatsnemen, een potje komt schetteren en tieren. 'Die kleine met z'n grote snavel zegt dat we wat kruimels van onze koekjes moeten laten liggen voor hem.' We slurpen van onze koffie en kruimelen met de koek. Onderwijl kijken we naar de lokale bewoners die hier ook komen koffie-drinken. Een groep wielrenners strijkt neer. Klikklakkend op hun wielren-schoentjes, gestroomlijnde helmpjes op hun kop, uitbundige felgekleurde pakjes aan hun tanige lijven, stapt het groepje naar binnen. Even een espresso'tje drinken, plassen en daar gaan ze weer. Op hun snelle fietsen, de hete bergen weer in: de bikkels. Ook wij vertrekken. Zodra we opstaan, springt de mus van het muurtje en pikt de vloer onder onze stoelen schoon.
Omdat het vandaag erg warm is, besluiten we rustig aan te doen. We kuieren wat door het dorp, begluurd door bewoners die hun tuintjes bijhouden of door vrouwen die onderweg met elkaar staan te kletsen. Ik bedenk dat ik een schrift wil kopen. 'Ik ga zo even naar die kiosk, die naast de Bank de Sardegna, okay.' 'Prima, Venus,  maar ik moet echt even naar de kapper hoor. Mijn haar zit voor geen meter.' 'Bella.' Niks leukers dan met hem mee gaan naar de kapper op plekken als dit; barbierszaken waar je zo binnen kunt lopen en waar je zonder afspraak wordt geknipt. Met alle egards wordt mijn man altijd genood plaats te nemen op een - meestal prachtige oude - barbiers-stoel met van die slijtplekken in de vloer eromheen. Ik ga dan wat zitten lezen in het lokale sufferdje en bekijk wat er gebeurt. De kapper die hele gesprekken voert met mijn man. Die - taalgevoelig als hij is - lachend terug praat. Meestal gaat het over voetbal, overigens. Met zijn kapsel komt het ook altijd goed, hij transformeert in dit soort landen altijd tot een look-a-like van George Clooney. Knap hoe ze dat doen hier.
Vandaag hebben we echter een beetje pech. De kapper blijkt 'even weg te zijn'  aldus zijn vrouw. Een klant, een jonge jongen,  hangt zo te zien al enige tijd op de kappers-stoel. Hij zit erbij of hij zijn roes uitslaapt. 'Je mag hier wachten hoor', zegt ze tegen mijn man. 'Okay, ik wacht', zegt hij en gaat zitten. Ik onderwijl ga naar de kiosk, mijn schrift kopen. Bij binnenkomst weet ik even niet wat ik zie: een explosie van leeswerk om me heen. Achter de toonbank zit een dametje op leeftijd te bellen, ze is amper zichtbaar achter de grote, rommelige stapels tijdschriften en kranten. De winkelruimte staat helemaal volgepropt met boeken, lectuur, schrijfwaren en... schriften. Alles ligt kris kras door elkaar. 'Deze dame heeft een niet al te hoge ordenings-need', denk ik terwijl ik doelgericht af stap op de schriften. Ik probeer er een uit een stapel te wurmen. 'Alore, signora... wat doet u daar?' Het dametje houdt haar hand voor haar mobieltje en kijkt mij streng aan. 'Uhm, no capito, excuse', stamel ik en trek verder aan de stapel schriften. Ik wil niet zo'n roze bambino-schriftje, ik wil er een voor volwassenen, die met dat ruimtevaartschip voorop. Maar die zit nog in het plastic en dat wil ik lospeuteren. Maar ik voel de blikken van het dametje dat nu helemaal stil is gevallen. 'Okay, dat bambino-schrift dan maar', mompel ik. Als ik voor de toonbank sta, wijst het dametje me op de kranten. 'Kijk, hier allemaal journales'. 'No, grazie', zeg ik en leg mijn roze kinderschriftje voor haar neer. 'Twee euro twintig', zegt ze en ik zoek het geld bij elkaar. Onderwijl gaat ze weer verder met bellen en doet alsof ze me niet ziet als ik het geld aangeef. 'Signora', zeg ik en leg het geld dan maar neer. ''Aaaah, excuse! Grazie.' 'Si, ciao, bon giorno.' Ik verlaat dit universum. Wandel terug naar de kapsalon alwaar mijn man nog steeds zit te wachten. Op de kapper die 'eventjes weg is'. Zijn vrouw en dochtertje hebben zich verplaatst en hangen nu buiten, voor de deur rond. Binnen, bij de entree ligt een piepklein matje, 30 bij 40 cm. Er ligt een zwarte pluk haar op. Dat geeft moed, hier wordt toch echt gekapt. Op de barbiers-stoel echter, hangt nog steeds de jongeman half over de leuning. Hij wordt net wakker, gaat rechtop zitten en schakelt zelf een ander radiostation in. De kwelende amateur zangeres maakt plaats voor nerveuze Italiaanse popmuziek. 'Wat erg, die muziek. ' 'Ja, net was het nog erger',  mompelt mijn man, 'er stonden twee zenders dwars door elkaar heen aan te tetteren. Pop en klassiek.'
We hebben niet echt het idee dat de kapper nog gaat komen en verlaten ook dit universum. 'Ik kom terug op een ander moment', zegt mijn man tegen de vrouw van de kapper. 'Okay, ciao, arrivederci.' 'Si, ciao, bon giorno.' En we kuieren terug naar ons appartementje. Achter ons horen we moeder en dochter over ons praten. Thuis gekomen ruimen we onze boodschapjes op. Lekker, alles in de koelkast. Buiten, maar inmiddels ook binnen, is het behoorlijk warm.