woensdag 24 januari 2018

SCREW YOU

Nadat ik mijn broodje kaas en appeltje heb gekocht bij de Spar, kuier ik nog een stukje langs de Amstel. Achter Carre langs loop ik weer terug naar kantoor. Juist als ik rechts af sla, zie ik een grote vent schuinsweg oversteken. Schreeuwend. Zijn zware bas-stem komt boven het drukke verkeer uit en weerkaatst tegen de basalten blokken van het kantoorgebouw.
'You fucking bastards! Fucking Amsterdam! Screw you!! You've got to pay me. Assholes! You fucking bastards. Fuck it!!'  En nog veel meer scheldwoorden geadresseerd aan de stad die hem klaarblijkelijk iets niet wil betalen.
Hij loopt mijn kant op, zwaait met zijn armen en stampt met zijn grote, zware, zwarte schoenen op de grond. Loopt een paar rondjes om de postbus, spurt er dan op af en bonkt met beide vuisten keihard op de bovenkant. Nog steeds loeihard brullend over 'fucking this and fucking that'. Dan laat hij de postbus weer even met rust en ijsbeert verder over het plein.
Ik moet langs hem om bij kantoor te komen en voel de adrenaline opborrelen. Angst. 'Zal ik nou wel of niet langs die engerd lopen? Straks grijpt 'ie mij in plaats van die postbus.' Ik stap desondanks ogenschijnlijk rustig door en ga - met een flinke boog weliswaar - om de schreeuwende vent heen. Me echter scherp bewust van elke beweging die hij maakt. 'Als hij maar niet mijn kant opkomt.'
Een paar tegemoetkomende lunchwandelaars zie ik verbaasd kijken naar de schreeuwende man achter mij. Die staat inmiddels opnieuw de postbus met zijn vuisten te bewerken.
Ik houd halt voor deur, draai me om, blijf nog even kijken, op veilige afstand. Wat een kracht zit er in die man, wat een woede. Gebundelde woede! De postbus houdt zich goed, maar het metaal dreunt na elke slag na.
Dan spurt ik door de draaideur naar binnen en kijk verwonderd rond, vanwege die zo heel andere atmosfeer hier. Keurige ambtenaren met kopjes verse koffie in de hand. Mensen die met hun pasje het poortje openen. Gasten die worden ontvangen aan de balie. Beschaafde gesprekjes. Rust. Stilte. Kalmte.
Ik stap in de lift. Boven gekomen waarschuw ik de stagiaire die ook net even naar de Spar wil lopen. 'Loop maar liever de andere kant op, meid. Er loopt een agressieve gek op het plein te schreeuwen.'  Ze gaat toch.
Als ze later terug komt vertelt ze dat de man in geen velden of wegen meer was te zien.

vrijdag 19 januari 2018

DAG LIEF EENZAAM MEISJE

Veertien waren we toen we vriendinnen werden. Samen op de fiets naar school. En weer naar huis. Je woonde vlakbij me, ik was net verhuisd en blij met jou, mijn eerste nieuwe vriendin in de buurt.
Je was een bijdehante Amsterdamse sproetenkop met een enorme grote bos lange, dikke, kastanjebruine krullen tot op je kont. De hele wereld keek om als jij voorbij liep. Mensen wilden aan je haar voelen, stelden er vragen over. Je vertelde ze graag hoe je het elke week met speciale shampoo waste en er spul in deed om de krullen in toom te houden.

We hielden alle twee van schrijven,  tekenen en schilderen. Fietsten heel wat af in de zomer. Maakten foto's. Serieuze, lieve meisjes waren we. Vol plannen voor de toekomst. Jij wilde laborante worden. Ik wilde naar de kunstacademie maar moest daarvoor eerst naar de HAVO.

Na het examen ging jij naar de laboranten-opleiding en ik naar de HAVO. We zagen elkaar een tijdje niet meer maar ik hoorde - via via - dat het niet zo goed met je ging. Je raakte overspannen van school, stopte ermee. Ik vond een baantje voor in de weekenden, werd postbezorgster. Toevallig in jouw buurt, elke zaterdag kwam ik langs je huis op mijn post-fietsje. Af en toe ging ik even bij je langs.

Toen ik 20 was, ging ik met mijn vriend samenwonen en  studeren, daarnaast werkte ik nog steeds bij de PTT.  Jij bleef bij je ouders wonen en nam de zorg voor hen op je schouders. Zowel je vader als je moeder hadden gezondheidsproblemen.  Na mijn werk ging ik nog steeds af en toe naar je toe om koffie te drinken. Soms troonde ik je mee naar mijn huis, even weg van die zorgbehoevende ouders.

Op mijn 23ste ging ik reizen, kwam terug, kreeg kinderen, maakte nieuwe vrienden en vriendinnen.  Had het druk met mijn gezin. Familie.  Studie. Werk. Muziek.
Af en toe hoorde ik over je via anderen. Je zorgde nog steeds voor je ouders en scheen er nog steeds uit te zien als een meisje. Een meisje van 35 inmiddels. Met nog steeds dat lange, dikke, kastanjebruine haar; op dat fietsje waar je als veertienjarige ook op reed.

Ik vroeg je eens -  toen ik je tegenkwam in de supermarkt - op de koffie. Je was duidelijk niet op je gemak. Zat verlegen met mij en mijn gezin aan tafel in je meisjesachtige kleren. Ik merkte hoezeer we uit elkaar waren gegroeid. We hervatten het contact niet.

Daarna werden we veertigers. Nog steeds hoorde ik via via over je, nog steeds diezelfde verhalen, over je meisjesachtige uiterlijk en je fietsje. Ik begreep dat het niet altijd goed met je ging, geestelijk. Je had slechte periodes. Werkte niet. Had geen vriend.

We werden vijftigers. Mijn kinderen waren inmiddels de deur uit.  Jouw ouders overleden. Eerst je moeder en een paar jaar later je vader. Je hoefde niet meer voor ze te zorgen. Kon eindelijk je eigen leven leiden. Ik vroeg me af hoe je deze herkansing aan ging pakken.

Begin deze maand hebben ze je gevonden. Je lag op de vloer in de gang, bleek al een paar dagen daarvoor overleden te zijn.  Niemand weet waaraan. Dag vriendinnetje, met je lange kastanje bruine krullen. Dag lief, eenzaam meisje. Rust in vrede.

vrijdag 12 januari 2018

OPLADEN

We praten over de operatie, de pijntjes en de pilletjes. Mijn moeder en ik. Onderwijl verorbert ze met smaak de boerenkool met worst. Daarna gaat ze over op de vla uit een bekertje. Aandachtig lepelt ze het naar binnen.
De andere dames in de kamer zijn al klaar met eten en gaan er eens lekker voor liggen. Om zich te onttrekken aan hun omgeving, pakken ze alledrie hun smartphone. Alledrie een iPhone. Een van hen heeft ook nog een iPad op haar bed liggen. Al snel klinken er bliepjes en tringeltjes. Er wordt ge-appt, er worden spelletjes gedaan, er wordt ge-face-booked
'Ik had je nog ge-appt', zeg ik. 'Oh ja? Sorry, heb ik niet gezien, Venus. Het batterijtje moet weer opgeladen worden, mijn telefoontje is leeg.' Ter illustratie houdt ze haar stilgevallen iPhone omhoog. 'Ik ben mijn oplader vergeten mee te nemen.' Direct reageren de dames: misschien heeft mijn moeder iets aan hun oplader? Ze rommelen in hun tassen en er verschijnen snoeren met stekkertjes.
Aangezien ze niet kunnen lopen na hun recente knie-operatie, ga ik met mijn moeder's iPhone de drie bedden langs. Helaas, geen van de stekkertjes past. 'Gelukkig heb ik deze ook nog bij me', zegt mijn moeder en ze haalt haar prepaid telefoontje uit een tasje. 'Ben ik toch bereikbaar.'
We kletsen verder. De andere dames zijn weer stilgevallen. Er klinken pufjes en snurkjes nu. Volkomen ontspannen liggen ze daar hun 'tukje na het eten' te doen. Handen op hun ronde buiken. In hun gemakkelijke broeken. Volkomen zichzelf. De iPhones - ook in rust - liggen naast hun kussens. Her en der klinkt nog een bliepje. Een tringeltje.
'Morgen naar het Zorghotel', vertelt mijn moeder. 'We gaan met zijn vieren tegelijk.' Ze verheugt zich er op. Met een gerust gevoel ga ik weg. 'Ze heeft het hier fantastisch', denk ik. Als ik door de gangen loop en de kamertjes inkijk, zie ik overal senioren liggen slapen. Hun iPads en smartphones naast hun kussens.