zondag 31 december 2017

NATTE SNEEUW

Iets voorbij Haarlem begint het te regenen en vlak voor Rotterdam gaat dat over in sneeuw. Natte sneeuw. De hele weg door vlagen kledderige vlokken tegen de voorruit.  De ruitenwissers zoeven. Het kacheltje staat op z'n hoogst. We zitten goed.
Stilletjes kijk ik naar buiten. Af en toe wisselen we van  gedachten. Bespreken wat we zien of hoe we moeten rijden.
Verbazing dat we helemaal langs Antwerpen moeten, richting Gent en dan weer terug moeten keren naar Nederland. Het 'welkom in Belgie SMS'je' is nog maar net binnen, of we passeren de grens van Zeeuws Vlaanderen alweer.
We rijden jouw wereld in. Verstild landschap. Winters koud. Het sneeuwt nog steeds. Rijen bomen langs de weg, langs de paadjes in het land.  Akkers, omgeploegde Zeeuwse Klei, glanzend als verse paardenvijgen. Watertjes, veel watertjes hier. Stromende kreken. Kleine, lage huizen van baksteen, met namen op de gevel zoals: Het Waterhuis.
We rijden het dorp in en vinden het winkelcentrum. De Jumbo, AH, Zeeman. Een oliebollenkraam. Parkeren en pakken de tas vol boeken. Leesvoer, want misschien moeten we een paar uur op je wachten.
Na enig zoeken vinden we het cafe, de voorgestelde ontmoetingsplek. Gaan zitten en bestellen een uitsmijter en een bak koffie. Oma, de moeder van de uitbater,  komt vanuit de keuken een praatje maken en vertelt dat ze sokken breit voor het Rode Kruis. Haar kleindochter onderbreekt haar verhaal, zet borden dampende spiegeleieren met ham en brood voor ons neer. Twee bakken koffie. Met een kerstkransje.
Voordat we gaan eten, check ik mijn mail. 'Hij komt niet', zeg ik. 'Hij wil ons niet ontmoeten.' We zijn niet verbaasd, hadden dit wel verwacht. Terwijl we eten, bespreken we onze gedachten en gevoelens. Bestellen nog een tweede kop koffie. Dit keer krijgen we er een fondant-snoepje bij in de vorm van een kerst-ster.
Na het afrekenen gaan we weer naar buiten.  Sjaals om, petten op. Het sneeuwt nog steeds.

zondag 24 december 2017

REMBRANDT

'Voortaan doe ik 48 uur niet om 24 uur wel.' 'Pardon?' Lichtjes geagiteerd kijkt hij me aan, de man met het Rembrandt-gezicht. 'Nou, ik ben er doodmoe van hoor', zegt hij geaffecteerd. 'Ik wil alleen nog maar slapen.' Ter illustratie legt hij zijn hoofd op zijn bagage en sluit zijn ogen. 'Okay', zeg ik en stel me in op een gesprek met iemand die er een heel eigen logica op nahoudt.
Enkele minuten eerder ben ik tegenover hem gaan zitten, tegenover de man met het Rembrandt-gezicht. Opmerkelijk genoeg was er in de bomvolle sprinter naast en tegenover hem volop zitruimte.  Wat ik al snel begrijp als ik hem zonder enige aanleiding tegen twee jonge meiden aan de andere kant van het pad hoor zeggen, dat ze er wel achter komen als ze zelf de was gaan doen. De meiden zwijgen. Hij herhaalt zijn mededeling, nu met luide stem. Ze blijven zwijgen. De man haalt zijn schouders op en kijkt naar buiten.
Ik bekijk zijn spullen in de transparante opberg-box naast hem. Zie het aan voor  jongleur-spullen. Vul in dat hij straatartiest is. Gaandeweg het gesprek blijkt echter,  dat het om keukenspullen gaat. De man vertelt over zijn aankopen, maakt de deksel los en toont mij de vier pollepels, die ik eerst voor kegels aanzag. 'Gewoon bij de Hema gekocht. En dit hier...'  hij graaft diep in de box, 'wat denk je hoeveel dit kostte?' Hij trekt moeizaam een paar rode glazen potten een stukje omhoog. 'Laat er maar in zitten joh, anders moet je straks alles weer opnieuw inruimen.' Hij knikt, stopt alles weer terug en doet het deksel weer op de box. Vertelt dat hij de potten bij iemand in Brabant zag staan, die er klaarblijkelijk een handeltje op na hield in huiswaar. 'Voor twee euro per stuk op de kop getikt'  zegt de Rembrandt-man triomfantelijk. 'Zo, goeie handel heb je bedreven. Ze zijn mooi. Maar, je bent aan het verhuizen, begrijp ik.' 'Ja, naar Scheveningen. Ik ga elke dag met de trein en breng alvast allerlei spullen naar mijn nieuwe appartement. De grote dingen doet de verhuizer voor me.'
We roemen Scheveningen. En Den Haag. Ik vraag niet vanwaar deze verhuizing. Ik vermoed dat hij werk heeft gevonden bij een re-integratie-bedrijf. Alsof hij mijn gedachten leest want: 'Waar werk je?' 'Bij de gemeente, op personeelszaken.' 'Zo, dan mag je elke dag voor duizenden ambtenaren het salaris overmaken?' Ik leg uit dat dat niet mijn werk is - want salarissen doet een andere afdeling - en dat ik voor een dienst werk waar zo'n 500 mensen werken. 'Bij Ruimtelijke Ordening en Duurzaamheid. Er werken onder andere stedenbouwkundigen en planologen. Ze houden zich bezig met het ontwerpen en inrichten van buurten en straten. Ook de inrichting van nieuwe wijken.'  Dat brengt het gesprek van zijn kant uit op brandveiligheid. 'Dat is heel belangrijk, brandveiligheid.' Ik knik. 'Voordat een wijk gebouwd wordt, moet de brandweer mee kunnen bepalen, zodat de brandveiligheid gegarandeerd is. Dat is mijn werk, dat soort dingen berekenen. Ons bedrijf wordt ingehuurd door de brandweer.' Ik stel mijn beeld bij, lichtjes in verwarring nu. Wat klopt er nu wel, van wat hij zegt en wat niet? En wat klopt er van mijn eigen invullingen? De jonge vrouw die in de tussentijd naast hem was gaan zitten, staat op en gaat op een andere plek zitten. Hij zet zijn box weer terug en negeert haar verontschuldiging dat ze opstaat om ruimte te maken voor zijn spullen.
Als we op CS Amsterdam arriveren en de trein leegloopt, nestelt de Rembrandt-man zich breeduit op zijn stoel.  'Zeg, moet je er hier niet uit? Je moet toch overstappen op de trein naar Den Haag?' 'Oh ja, verhip', zegt hij. Als ik na het uitstappen langs het raam loop, zie ik hem nog zitten. Terwijl ik samen met alle andere forenzen de trap afloop, denk ik aan zijn ouders. De ouders van deze Rembrandt-man. Ik voel met ze mee.

vrijdag 22 december 2017

VERSTILD

'Ik heb over hem gedroomd.' 'Wat bijzonder, ik ook.' We vertellen elkaar over onze droom, onze droom over jou, lieve zoon. Allebei droomden we dat je hier weer was. Thuis, bij ons. Vervreemdend. Want je zal hier vast nooit meer komen. En toch dromen we dat je hier wel bent, gewoon, weer in ons huis, deel uitmakend van ons dagelijks leven.
'In mijn droom was hij klein. Zo droom ik altijd over hem. Een miniatuur-man in Aziatische kleding, zo ziet hij eruit. Zijn lange haar gekortwiekt. Heel lief is hij, heel zachtaardig. Ingetogen. Verstild.' Je vader droomt anders over je. Hij ziet je zoals je er nu waarschijnlijk nog steeds uitziet. Met je lange haar in een knot. In zijn droom ben je de wereldse jongeman waarmee hij mooie gesprekken voert.
Zo beleven we je elk anders, in ons onderbewustzijn. Wonderlijk om te zien hoe onze geest het beeld van jou verschillend heeft gevormd.
Terwijl we ons douchen, tanden poetsen, aankleden, praten we verder over je. We bespreken onze gevoelens naar jou. 'Wat zou het heerlijk zijn hem weer te zien. Vast te houden, te omhelzen.' Je vader knikt. Even, heel even, voel ik de pijn opkomen. Rauw verdriet. Ik kijk in de spiegel, knipper mijn tranen weg. Breng make-up aan en kam mijn haar. Je vader gaat naar beneden, thee zetten. Ik pak mijn boek van het nachtkastje. Voor straks, voor onderweg.
Na het ontbijt lopen we samen door onze stille straat, je vader en ik. Elk in gedachten. Op weg naar de trein. De ochtend gloort.

maandag 11 december 2017

ZO'N DAG

'Bent u op weg naar de trein?' Verrast kijk ik op vanonder mijn pet. 'Ja, klopt.' 'Dan zou ik maar weer naar huis gaan, mevrouw. De treinen rijden niet, zeker tot tien uur is alles uitgevallen vanwege de sneeuw.' 'Ach, nou, heb ik daarvoor zo gehaast. Dankjewel. Dat is goed te weten. Dan ga ik maar weer.'
Ik glibber terug naar huis en stap de donkere gang weer in. Lichten aan, kachel hoog. Koffie zetten. Appen met collega's: 'Ik kom rond elf uur pas, treinuitval.'
Met een kop koffie in de hand sta ik voor het raam en bekijk de tuin. Die ziet er fantastisch uit. Een plaatje als uit een tuin-magazine, zo romantisch met die sneeuw. Als m'n kopje leeg is, haal ik mijn broodtrommeltje uit mijn tas, leeg 'm boven de snijplank en deel het brood in stukjes. 'Voor jullie, vrindjes'. Ik strooi het uit,  buiten,  over het voederplankje in de boom. Als ik daarna binnen zit, scharrelen en fladderen mijn gevederde vriendjes dankbaar door mijn tuin. De tweede kop koffie is ook op. Kwart voor tien nu. Het wordt tijd om te gaan. Alles weer uit, kachel laag. Jas aan, pet op. Up we go!
Maar eerst: check, check de NS-reisinformatie. 'Wat! Nog steeds geen treinverkeer. Pas om half een vanmiddag rijdt er misschien weer een trein!?'  Ik app mijn collega; de enige van ons team die vandaag kantoor bereiken kon, omdat ze er zo dicht bij woont. 'Ik kom wel, maar vanmiddag.' 'Kom maar beter helemaal niet, Venus. Code oranje/rood voor vanmiddag. Blijf lekker thuis.'
'Blijf lekker thuis?' Een beetje wazig kijk ik voor me uit. 'Niks ervan', moppert een stem in mijn hoofd. 'Vorige week ook al bijna niet gewerkt doordat je ziek was. Er moet gewerkt worden. Uurtje factuurtje. Brood op de plank. Erop uit. Je ziet maar hoe je er komt en hoe je thuis komt vanavond!'  'Uhm...',  oppert een ander stemmetje. 'Wel zo fijn, noodgedwongen thuisblijven, Venus. Want je bent eigenlijk nog steeds stront-verkouden. Kun je lekker met een boek voor de open haard zitten. Extra vrije dag zo, alleen maar goed, lekker uitzieken.'  'Vergeet het maar, je gaat maar. Als je eenmaal op gang bent, is die verkoudheid snel vergeten. Je zal zien, er rijdt heus wel wat...' 'Oh, okay dan....'  Jas weer aan. Tas omgegord. En...  check check NS-reisinformatie. 'Wat! Die paar treinen die gingen tussen de middag zijn ook al uitgevallen?! Nog meer waarschuwingen voor sneeuw-val?! Wordt het zo'n dag?!'
'Je hebt gelijk, collega. Ik blijf thuis. Hoop je morgen weer te zien. '
Ik zet nog maar een kop koffie, zoek een lekker chill album op Spotify en nestel me met een goed boek op de bank voor de open haard. Buiten dwarrelen duizenden sneeuwvlokken mijn tuin in. Romantisch.

vrijdag 1 december 2017

NOG NIET

Afgelopen zomer mailde een vriend van je. Dat het goed met je gaat, dat je terug bent in Nederland na een paar jaar Frankrijk.  Dat hij van je houdt, schreef hij. Je bent belangrijk voor hem.
Je vriend heeft met mij en je vader te doen.  'Het moet vreselijk voor jullie zijn, daarom heb ik gevraagd of het goed is dat ik jullie schrijf.'  Je vond het goed.
Je woont alleen, zoon, in een huis in een dorpje. Dat schreef je vriend. Geen elektra, geen stroom, geen internet. Geen telefoon. Niks wat straling geeft. Want daar word je ziek van, van straling. Daardoor kun je niet veel anders dan in en rond je huis verblijven.  Overal daarbuiten is straling, namelijk. Daarom wordt er voor jou gezorgd. Door de vriend, zijn vrouw en door hun familie. Zoals ik eerst voor jou zorgde, samen met je vader, zo zorgen zij nu voor jou.
'Ga hem maar niet zoeken, Venus,' schreef de vriend.'  'Hij wil je niet zien. Jullie alle twee niet. Nog niet.'
Nog niet. Nog. Niet.
Ik wacht op je zoon.
We wachten op je.
In liefde.

zaterdag 4 november 2017

MEVROUW

Als in een reflex trap ik op mijn rem en zet de motor uit. Gooi de deur open. Trillend van schrik loop ik om de auto heen, naar de jongen die op het fietspad ligt. 'Oh mijn God. Jongen! Jongen! Hoe is het met je!! Oh, wat erg, dit! Hoe gaat het met je?!'
De jongen krabbelt overeind. 'Is er niks met je? Ben je niet gewond? Alles in orde?' 'Mevrouw', zegt hij met die harde straattaal-R. 'Mevrouw, niks aan de hand.' 'Echt niet? Sorry! Sorry. Ik zag je helemaal niet aankomen! Ineens was je er. En hoe is het met je fiets?' De jongen kijkt samen met mij naar de opoe-fiets die nog op de grond ligt. Zo te zien niks aan de hand. 'Geeft niks, mevrouw', zegt hij weer. 'Maar... moet ik echt niks voor je doen?'  De jongen onderwijl pakt zijn fiets op en zonder op of omkijken rijdt hij snel weg. 'He,' roep ik hem na. 'Dankjewel!'
Want ja, ik ben dankbaar. Dat er niks met hem aan de hand is en dat hij niet woedend op mij werd. Want ik leg de schuld bij mezelf. Moe na een heel lange werkdag, suf in mijn hoofd door de honger, stapte ik bij thuiskomst meteen in mijn auto. Even snel eten halen, even snel naar de Appie.
Ik moet last van mijn state of mind gehad hebben, dat ik die jongen helemaal niet had zien aankomen. Ik, die altijd zo truttig en voorzichtig rijd. Zeker in het donker!
Als ik terug loop naar mijn auto die daar eenzaam, schuin geparkeerd op het fietspad staat, zie ik dat mijn voorste kentekenplaat los hangt. Nog op 1 klein haakje hangt hij daar. Helemaal verkreukeld. Ik trek 'm er in een ruk van af en gooi hem achter in de auto. Terwijl ik nog na-bibberend verder rijd naar de parkeerplaats, dringt ineens tot mij door dat de jongen niet bepaald uit medemenselijkheid weg spurtte. Hij moet zonder licht gefietst hebben. Daarom had ik hem niet zien aankomen! Hij was bang voor kosten, omdat hij direct zag welke schade mijn auto had opgelopen.
'Hufter', mompel ik, terwijl ik uitstap en mijn boodschappentas pak. 'Hufter. Wat een trut ben ik toch, meteen de schuld bij mezelf leggen. Typisch wijven-gedrag van me.'

zaterdag 21 oktober 2017

OVERHEMD

Hij was wel vaker lang weg, zelfs eens een jaar achtereen, maar toen bleef zijn kamer ingericht. Wachtend op zijn terugkeer. Nu is zijn kamer leeggehaald. Definitief. Stil en leeg is het er, alleen zijn luchtje hangt er nog.
Zijn kledingkast nam hij niet mee. Er hangen overhemden in die weg mogen. 'Klusje voor mamma', zal hij gedacht hebben toen hij gisteren vertrok.  Ik pak er eentje uit, de donkerblauwe die we ooit samen bij de Bijenkorf kochten. In 2009, toen ik de TwitterDiscoParty organiseerde en hij zo lief was mij te helpen op de dag van het feest. Samen kochten we nog allerlei spulletjes in de Utrechtse binnenstad. Toen we tijd overhadden, struinden we door de Bijenkorf en mocht hij van mij een paar mooie overhemden uitkiezen. Waaronder deze donkerblauwe van een deftig merk. Daarna dronken we thee 'met taartjes' en toen dat op was, togen we met wel tien tassen vol slingers, plastic champagneglazen en nog meer feestelijke rommeltjes, naar de feestkelder aan de Oude Gracht.
Een mooie, vrolijke tijd was dat. Met een zoon die trots op me was. Is hij nog, alhoewel hij me nu inmiddels wel een beetje oud begint te vinden. En zoons van ouder wordende  moedertjes, verlaten het nest. Zo gaan die dingen nu eenmaal.
Ik hang het overhemd terug, sluit de kast en verlaat de kamer. Dat weggooien van zijn achtergebleven kleding komt een andere keer wel. Eerst maar een kopje thee zetten voor mezelf.

dinsdag 19 september 2017

BLAF PAF

'Ik laat een spoor van E-dogs achter. Overal waar ik kom, alle dorpen waar ik doorheen fiets en waar die honden achter me aan lopen te happen, aan mijn broekspijpen gaan hangen, niet een keer, maar wel twee of drie keer, bel ik de politie! En vaak helpt het. Politie gaat naar de eigenaar. Die moet er wat aan doen anders wordt hij beboet.  Krijgen ze een blafband om, die honden!'  'Een blafband?' 'Ja, een blafband. Elke keer als zo'n hond blaft, krijgt ie een stroomstoot. Dan houdt 'ie zijn kop wel eventjes...'  'Woooh, echt?' 'Ja hoor. Echt.' 'Stel je voor: kom je aan fietsen over zo'n dijkje, hond in de verte rent naar je toe langs de weg en wil je grijpen. En dan gaat het van:  'blaf! Paf! Stroomstoot.' Ik schiet in de lach, zie het voor me. 'Jahaa, Venus: a real 220 Volt Doggie!'
'Dat hadden ze vroeger moeten doen', zeg ik, 'toen ik postbode in het dorp was. Al die rothonden die op het erf bij de boerderijen liepen en in mijn poten wilden bijten als ik de post wilde ingooien. Ik scheet in mijn broek voor die beesten. Kwam er weer een op me afgestormd. Slijmerig schuim om die grote, blikkerende tanden. Happend naar mijn jonge meisjes benen.' Ze doen niks hoor', zei zo'n boer dan. 'Ja, ja...' dacht ik dan. Als het niet anders kon, bezorgde ik de post er niet. Nam het gewoon weer mee naar het postkantoor. Dan belde mijn baas op naar de boer en kon hij het ophalen. Dan ging het wel weer een tijdje goed.  Hielden ze de hond aan de ketting of ze deden het hek dicht. Tot dat ik dan weer eens aangefietst kwam en vanuit de verte al zag dat het hek toch weer open stond. Of dan zag ik zo'n loeder al weer vanuit het weiland naar het erf toerennen. Op weg naar... mij.
Zou toch geweldig geweest zijn als er toen blafbanden waren. Bij elke aanvallende boerderijhond: ' Blaf! Paf! Blaf! Paf!'

woensdag 6 september 2017

ZO HEEL VER WEG

'We laten nog steeds een plekje voor haar open, he?' Ik tik met mijn hand op de leegte tussen ons in. Precies de ruimte waar ze gewoonlijk lag, lekker warm opgerold, op de bank als we 's avonds samen een filmpje keken. Mijn man en ik naast elkaar en Snorro tussen ons in. Lekker warm hoopje poezenbeest.
Af en toe een aaitje, een kriebel. Dan draaide ze eventjes om, keek lief naar ons op. Soms een likje op mijn hand. Of een pootje op de hand van mijn man,  wat betekende: je mag best nog wat langer kriebelen, hoor.
Leeg is het. Al zes weken, bijna zeven weken missen we haar. Haar begroetingsritueeltjes 's ochtends. Als we 's avonds naar bed gaan en de tuindeur sluiten, voelt het nog steeds zo gek dat ze niet snel naar binnen rent. Stilte buiten. Soms lijk ik haar te zien, in de donkere achtertuin.
We sluiten de kamerdeur nog steeds, als we naar bed gaan. Omdat ze altijd beneden moest blijven 's nachts. Omdat ze de laatste jaren zo hard miauwde, doof en een beetje bang.
Als ik wakker word, denk ik vaak aan hoe ze me kwam halen. Trippelend over het laminaat in de slaapkamer. Naar boven starend, naar mij in het hoge bed. Te hoog voor haar om op te springen met dat oude, stramme lijfje. Dan aaide ik haar over dat kleine koppie van d'r en liet me door haar verleiden op te staan.
Al zes, bijna zeven weken ligt ze begraven in de achtertuin. Op haar lievelingsplekje, onder de Japanse Kers. Onder het heuveltje vol met varens. Drie kristallen stenen liggen op haar graf.  Zo is ze nog steeds heel dicht bij ons. En ook zo heel ver weg.

dinsdag 29 augustus 2017

DE UITZENDKRACHT

Hij mompelt binnensmonds, zo zachtjes praat hij dat we hem haast niet verstaan. We herhalen onze vraag. Nerveus tikt hij op zijn apparaatje, checkt of er notenkoeken zijn vandaag. 'Even navragen, momentje hoor.'  En weg is hij. Na een minuutje komt hij weer naar buiten. 'Nee, sorry, helaas, vandaag is er geen notenkoek.' We houden het dus maar bij een kop thee. 'Twee Chai, met melk en Kardemon, graag.'
Na een minuut of vijf komt hij terug. Met twee grote theeglazen vol heet water, voor gewone thee. 'Uhm, we hadden Chai besteld.' 'Oh, excuses. Komt goed.' Na een paar minuten zitten we aan de Chai. Heerlijk, in het zonnetje op het terras bij de sauna. Het is prachtig weer vandaag en er zijn nog weinig gasten. Opmerkelijk genoeg staan op alle tafeltjes bordjes met: 'gereserveerd.'  'Die reserveringen zijn voor de lunch. Voor over een paar uur.  U kunt daar evengoed gewoon gaan zitten hoor.'
'Nieuw beleid, zeker', concluderen mijn man en ik.
Eind van de middag, vijf uur: weer al die bordjes op de tafels. 'Dat is voor gasten die netjes hebben gereserveerd voor het diner, mevrouw.'  Dan gaan we maar binnen zitten om een sapje te drinken. Geduldig wachten we maar worden niet bediend omdat al het personeel gericht is op de gasten buiten. Wij zitten en kijken.
'He, daar is de ober weer, die van de Chai'. Haastig zet hij een blad vol gebruikt servies en glaswerk op de bar. 'Wie zet dat blad nou hier neer', snauwt een collega.  De ober snelt naar buiten en verzwijgt dat hij het was. Zuchtend ruimt zijn collega het blad op en fluistert met andere obers over 'die uitzendkracht.' En ik hoor ze ook mopperen over de receptionistes die blijkbaar niet alle gasten hebben geinstrueerd over de plicht te reserveren voor het eten.
Mijn man en ik gaan maar naar het zwembad. Binnen worden we toch totaal over het hoofd gezien. Buiten gekomen zien we de inmiddels dodelijk vermoeide uitzendkracht lege glazen ophalen bij de bedjes, een eind van het terras af. Hij maakt een ontredderde, eenzame indruk. 'Moet hij de eters niet bedienen', vragen wij ons af. 'Het lijkt wel alsof hij het ontvlucht is. Of hebben zijn collega's hem weg gestuurd?'
Het is inmiddels tegen acht uur en we gaan weer even naar binnen om te vragen of 'zij die niet hadden gereserveerd'  -  wij dus -  toch mogen dineren. 'Ja, hoor, dat kan straks, na achten komen er weer plaatsjes vrij. ' 'Okay', zeggen wij en gaan maar weer zitten wachten. En kijken. Een vrouwelijke ober komt met een boos gezicht naar binnen en zegt dat dit echt zo niet kan met die uitzendkracht. 'Hij heeft bij tafel 38 verkeerd eten gebracht.' Haar chef knikt en gaat door met het spoelen van de glazen. Daar komt de uitzendkracht weer aan. Zich van geen kwaad bewust zet hij het blad vol vuil servies nu netjes op een plank bij de keuken. Er valt een vork op de grond. En een bord. Beschaamd pakt hij het snel op en wil weglopen. Maar de chef komt vanachter de bar op hem af gestapt. 'Wat heb ik nou aan jou', snauwt hij.  Het gezicht van de uitzendkracht is asgrauw nu. Met neergeslagen ogen loopt hij weer naar buiten.
We mogen eten, gelukkig en kiezen voor binnen. Buiten is het toch wat frisjes geworden en veel tafels zijn nog niet afgeruimd. We zetten ons neder en worden bediend door de leden van het vaste personeel.  'Is conform het nieuwe beleid, inderdaad', legt een van hen ons desgevraagd uit, ' dat onderscheid tussen binnen - en buitenpersoneel. En we willen liever niet dat onze gasten zomaar ergens gaan zitten en niet vooraf reserveren.' We bestellen. Daarna gaat alles mis. We krijgen een verkeerd voorgerecht en een klein glas sap in plaats van een groot glas. Het duurt enorm lang voordat we ons hoofdgerecht krijgen. We verwachten eigenlijk wel een gratis drankje als goedmakertje, maar nee hoor, niks van dat alles. Het lijkt erop dat het personeel wel een beetje klaar is met de gasten voor vanavond. Wij - de late binnengasten - hangen aan de achterste speen, blijkbaar. We besluiten geen toetje te nemen. Uit protest.
'Misschien moeten ze hier Gordon Ramsey eens bellen', mopperen we onderling en ook als we vertrekken en afrekenen,  uiten we ons ongenoegen over de bediening bij de receptie. Niks voor ons, zoiets te doen, maar goed, gezien de hoogte van de rekening voor het eten en drinken hebben we best een beetje recht van spreken, vinden we.
Als we de sauna verlaten, zien we de uitzendkracht vertrekken op zijn scooter. Hij heeft een werkdag van zo'n 12 misschien zelfs wel 13 uur achter de rug.

vrijdag 18 augustus 2017

EUROPA

Nog een half uurtje, dan moet hij gaan, onze gast uit Azie. We zitten nog even met zijn tweetjes in de huiskamer. Hij heeft zijn lunch op, zijn koffers gepakt en is klaar voor de reis terug. Hij gaat bij me zitten met een kop thee.
Ik bekijk het nieuws over de aanslag in Barcelona. Scroll door naar NU.nl. 'Dertien doden en meer dan honderd gewonden.' 'Ach', zegt hij en opent snel zijn nieuwspagina op zijn phone. Leest ook over de aanslag terwijl ik verder praat. Dat er ook een aanslag had kunnen zijn in Cambrils, maar dat die gelukkig is verijdeld. Dat de terroristen zijn gedood.
Aangeslagen kijkt hij me aan. 'Hoe komt dit toch', vraagt hij.  'De daders zijn hier toch in Europa geboren? Deze mannen komen toch uit Spanje zelf? Hoe komt het dat ze zo haatdragend zijn?' We bespreken het - beetje moeizaam want in het Engels -  hoe dat zo is ontstaan. De toenemende haat naar het Westen. De radicalisering. Dat we worden gestraft voor onze hulp bij de oorlogsvoering tegen IS, op deze manier. En ik vertel ook over de vluchtelingen die per boot Europa binnen komen. Dat we die helpen, humaan als we zijn,  maar dat daar ook mensen tussen zitten die haatdragend naar ons Europeanen zijn. Terroristen in de dop. Dat dat de vraag oproept of we de vluchtelingen nog wel moeten helpen.
'We hebben er maar mee te leven hier in Europa', verzucht ik. 'Met de wetenschap dat er elk moment weer een aanslag als dit kan plaatsvinden. Dan weer in deze stad, dan weer in die. Voor het zelfde geld is Amsterdam een keer aan beurt. Ik ben best vaak angstig in de metro of op het station. Maar we moeten gewoon door met ons leven. Eens zal het toch wel afnemen, dit geweld. Hoop ik.'
Onze gast schudt zijn hoofd, staat op en verontschuldigt zich. Hij moet zijn spullen van boven halen, zegt hij. 'Het is tijd om te gaan.' Na een minuut hoor ik hem de trap af stommelen met zijn zware koffer. Voor de deur nemen we afscheid, veel mooie woorden. Tranen in onze ogen. Hij gaat weer terug naar Hongkong. Hij is blij zijn familie weer te zien na zes weken toeren door Europa. 'En mijn vrienden', zegt hij, 'maar ik zal Europa missen. Het is hier zo mooi.'
Ik betrap mezelf erop, als ik hem weg zie lopen, dat ik haast een soort van jaloers ben op hem. Kon ik ook maar naar Azie.

maandag 14 augustus 2017

ALIEN

Als een alien kruipt de pijn door mijn bovenbeen. Hij verstevigt zijn greep alleen nog maar meer, juist als ik hoop dat het minder wordt door wat te bewegen.
Het is kwart voor drie. Inmiddels weet ik wat me te doen staat. Mijn bed uit!
Beneden ijsbeer ik urenlang door de huiskamer. Zitten is niet te harden, liggen ook niet heb ik de afgelopen nachten geleerd.  Alleen bewegen - lopen, lopen, lopen -  verlicht iets, het leidt af. En... uiteindelijk neemt de vermoeidheid het over, weet ik inmiddels. Dan gaat alles suizen en ruisen in mijn lijf.
Half vijf is het nu. Ik doe de tuindeuren open, ga voor de deuropening zitten op de crapaud. Zere been steunt op de zitting van de andere stoel. Staar naar buiten. Hoor de regen sissen op de tegels in de tuin. Druppels vallen van het blad van de rozenstruik naast de deur. Drup, drup, drup.... Sluit mijn ogen. Nog geen slaap maar wel moe. Doodmoe. Ik zoek afleiding op mijn phone: Instagram - like honderd foto's - , Facebook - like tientallen berichtjes - , Gmail - geen nieuwe berichten behalve reclameshit. Zelfs twitter zoek ik weer even op. Het is vijf uur inmiddels. Schemering.  Blauw licht buiten. Stilte in huis.
Boven slapen mijn man, mijn zoon en onze gast uit China. Ik wil ze beslist niet wakker maken. Sta op en sluip naar de badkamer boven. Laat het bad vollopen en ga er in liggen. Probeer te drijven in het warme water. Dat werkt, de pijn vermindert. 'Dit had ik eerder moeten doen', bedenk ik me. Het giert  nu in mijn oren van vermoeidheid. Maar slapen lukt toch niet want het aanvlieg-uurtje Schiphol is begonnen. Ze mogen weer. Vliegtuig na vliegtuig dendert over mijn huis. 'Vreemd dat ik gewoonlijk door dit lawaai heen slaap', denk ik en droog me af. Laat het bad leeglopen. Sluip naar mijn slaapkamer. Glas water mee. Neem een slaappil en een dikke Ibuprofen en ga weer in bed liggen. Eindelijk zak ik weg. Ben blij, ik heb niemand wakker gemaakt.

donderdag 10 augustus 2017

TROMBOSEPOOT

Een beetje onwennig zitten we om ons heen te kijken, mijn man en ik. Naar het interieur van ons nieuwe ziekenhuis. 'Prachtige, fotogenieke inrichting hier', mompel ik. 'Jammer dat ik hier niet kan fotograferen, zo'n prachtig decor,  met al die wachtende mensen erin.' Ik wijs naar een gesluierde vrouw in een kleurige lange jurk. 'Wat een plaatje. Echt jammer dat ik haar niet op de kiek kan zetten, maar ja, is niet netjes natuurlijk, mensen in een ziekenhuis fotograferen.' Mijn man knikt en we kijken nog eens om ons heen.
Tegenover ons zitten twee mannen van eind 50. De linker in pak, de rechter in spijkerbroek. Zich niet bewust van de akoestiek, bespreken ze hun fysieke kwalen. Daarna begint de man in spijkerbroek over zijn vrouw. Dat ze al een tijdje een stijf been had en zo moeilijk liep. 'Ze dacht zelf dat het door de slechte bestrating buiten kwam, dat ze op straat zo liep te waggelen. Anderen hadden het er ook over, dat ze zagen dat ze zo moeizaam liep. Haar been werd ook een beetje dik en rood. Op een gegeven moment ging ze maar eens naar de dokter en die zei dat ze direct naar het ziekenhuis moest. Ook naar hier, naar de Rontgen. Echo gemaakt. Wat denk je?' 'Nou?' 'Ze had een trombosepoot!' Ik slik en zoek met mijn ogen naar de vrouw in haar kleurige jurk. Maar ze is weg.
'Klik.' De nummertjes op het display aan de muur verschuiven. Nr. BG83058. Ik ben aan de beurt.
Samen lopen we naar behandelkamer nr. 1 op de begane grond. Ik moet van de assistente mijn schoenen uitdoen in een piepkleine kleedkamer. Heb geen zin in dat hokje te wachten maar loop op blote voeten over de lange gang naar mijn man die bij het raam staat. De hippe grijze betonnen gietvloer voelt heerlijk koel. Samen staren we naar buiten. 'Kijk, daar is de psychiatrie. Dat zit nog in het oorspronkelijke gebouw.' Stilletjes kijken we naar de voormalige werkplek van mijn man.
De deur van kamer nr. 1 gaat open. Ik word binnen genood. Mijn man mag direct naar binnen. Ik moet om een of andere reden omlopen via het kleedkamertje.
Na tien minuten verlaten we opgelucht het ziekenhuis. Ik heb geen trombosepoot.
'Zou ook gek zijn, he. Een saxofoniste met een trombonepoot', lach ik. 'Nu even ont-stressen, please.'
We gaan koffie drinken in de blitse koffietent links naast de uitgang. Achter de toonbank staat voormalig personeel uit de ziekenhuiskeuken. Mijn man herkent ze nog. Van vroeger.

zaterdag 5 augustus 2017

SPOET

Marktplaats op Facebook. Nog nooit iets gekocht via Marktplaats op Facebook, maar soms kijk ik er wel op. Wie weet vind ik er dat mooie houten tuinbankje voor in de voortuin. Of die antieke kledingkast voor in mijn slaapkamer. Of vind ik iets decoratiefs voor in huis.
Maar zulke dingen vind ik er nooit. Wel heel veel andere dingen. Zoals een nog nieuwe keukenkast, fineer, die met spoet weg moet. Spoet? Ja, spoet. Of, die nog bijna nieuwe bank die nog in goede staat verkeerd. Verkeerd? Ja, verkeerd.
Ontluisterende foto's ook. Twee hoge spiegels waarin je de huiskamer van de verkoper ziet weerspiegeld. Het is er een grote rommel en erg stoffig. 'Laat maar zitten, die spiegels', denk ik dan.
Of dat lantaarntje, voor 15 euro. Met inhoud, staat erbij. Er staan twee stompe, deels afgebrande, kaarsen in, opgeluisterd door een paar plastic dennen-takjes. Dat roept vragen op. Bij mij althans. Waarom moet ik die inhoud ook kopen? Denkt de verkoper dat die 15 euro anders teveel gevraagd is?  'Vooruit, dan geef ik die kaarsen er gratis bij. Plus die twee plastic takjes.' Zou hij dat denken?  Maar ik denk: 'Nou, laat maar zitten dan, straks zit ik met die kaarsen en die takjes, moet ik thuis die rommel weggooien.'
Elke keer klik ik 't toch maar weer weg:  Marktplaats op Facebook. Nog nooit iets gekocht via Marktplaats op Facebook.

zondag 30 juli 2017

BMW

Sta te wachten. Op de zeven. Nog drie minuutjes, meldt het scherm boven mij. De zon schijnt, witte watten-wolken worden voort gedreven door de frisse westenwind. Mijn haar waait voor mijn ogen en ik duw het achter mijn oren, zet mijn zonnebril op en kijk naar de talloze winkels aan de overkant. Een Turkse bakker, Turkse groentezaak, huurkleding voor sollicitatiegesprekken, een leegstaand pand, een winkel in tweedehands PC's en printers. Tussen de winkels en de tramhalte bevinden zich de tramrails annex busbaan, een tweebaans weg, een lange rij geparkeerde auto's en een breed, druk belopen trottoir.  Vlakbij, links van mij, hangen hoog boven de weg, stoplichten.
Bussen, trams, vrachtverkeer, werkbusjes en personenauto's razen voorbij.  Het licht springt op rood. Een goudglanzende Mercedes stopt, de grote, hoge vrachtwagen erachter ook en daarachter stopt een zwarte BMW,  vlak voor mij. De strak-gekapte jongen in zijn leren jasje, de bestuurder,  biedt de jongen naast hem een sigaret aan. Met gevoel voor decorum steken ze de sigaret tussen hun lippen. Als filmsterren, zo zitten ze daar, een beetje James Dean achtig stoer te zijn.
De bestuurder draait zijn raampje open. Hij ziet me kijken en gooit de lege sigaretten verpakking op straat. Onderwijl springt het licht op groen. Direct grijpt hij zijn stuur, perst de sigaret zo strak tussen zijn lippen dat hij schuin omhoog steekt, schakelt en geeft een enorme dot gas. Gierend scheurt de BMW om de vrachtwagen heen en duwt zichzelf direct voor die logge bak die maar net aan op gang komt. De Mercedes  is genoodzaakt een dot gas te geven om de BMW er tussen te laten. De vrachtwagen moet juist remmen. Verbaasd kijk ik de drie auto's na die richting rotonde rijden. De BMW schiet weer naar links. Getoeter van anderen.
'Het zal je kind maar wezen', denk ik en pak mijn GVB-kaartje. De zeven is in aantocht.

vrijdag 7 juli 2017

GENIETEN

De achtertuin heeft een flinke transformatie ondergaan, de afgelopen weken. Van uber-groene volgepropte hippie-tuin met een half ingestort jaren '70 grindtegel-terras naar een fris-betegelde anno- nu-tuin met leuke, echt leuke rieten meubeltjes. Beetje sixties modelletjes. Grote planten in grote potten in fraaie composities bijeen gezet op het ruime terras van oogstrelende meditterane tegels. Een tafel vol potten met geurige kruiden in knusse mandjes om het af te maken. Nieuwe schutting eromheen.
Elke ochtend spoeden we ons naar beneden, hopla, gordijnen opzij, schuifpui open en daar staan we weer. Verwonderd en verliefd om ons heen te kijken, in ons nachttenue. 'Wat is 't mooi geworden, he?'
Al voor zeven uur dekken we de ontbijttafel en zitten in ons ontwakende tuintje - vogels kwinkelerend in de bomen, verder een serene rust nog in de buurt - te eten. 'Kopje thee nog dear?' 'Yes please. Wil je nog een boterhammetje?' 'Nee, dank je, zo is 't genoeg.' Snorro naast ons. Zij vindt de tuin haast nog heerlijker dan wij. De hele dag ligt ze te chillen op de warme tegels, af en toe kiest ze voor een afkoel-momentje in het grind. Ze blijft naast ons liggen als we zo zitten te ontbijten, oogjes toe. En wij maar om ons heen kijken. ' Het lijkt wel alsof we op vakantie zijn, he?' 'Ja, net het terras in ons huisje in Domus de Maria. Haast nog mooier. Mooier, eigenlijk. Nou... anders...'
Mensen zeggen dat ze het zo romantisch vinden, zoals wij doen. Dat van dat ontbijten in ons tuintje, dat genieten voordat we weer naar het werk vertrekken. 'Bijzonder zoals jullie dat doen, lief hoor, lief stelletje zijn jullie.' Ik denk dat ze gelijk hebben, die mensen.

zondag 25 juni 2017

BIJBAANTJE

Buiten is het al bijna dertig graden, binnen is het niet veel koeler. Treinuitval hiervoor en de trein die wel komt, is veel te klein voor al die mensen op het perron.  Wat betekent: proppen en doorschuiven bij elke stop.
Zweet druppelt over mijn rug en kringelt zo mijn slip in. Ik sta inmiddels op het gangpad in de eerste klasse, naast een groepje van vier jonge mensen, niet ouder dan achttien, schat ik zo in, dat royaal zit en niet van zins is voor anderen op te staan. Wie 't eerst haalt, die 't eerst maalt.
Een van hen - een jongen met een snelle babbel - heeft de lachers op zijn hand. Hij vertelt over zijn theorie-examen waarvoor hij zakte. Geeft hilarische voorbeelden van vragen. Dan gaat hij over op zijn nieuwe bijbaantje. Hij is drager van lijkkisten bij uitvaart-diensten. 'Van de drie uur ben je eigenlijk maar tien minuutjes actief. ' 'Oh ja, hoe werkt dat dan?'  'Nou, je tilt alleen even de kist uit de auto en draagt 'm naar de zaal. Zet je de kist neer. Dan maakt iemand van de aula de kist even open en kijkt effe naar dat lijk en uhm...' ' Oooh jasses', gruwt het enige meisje in het gezelschap. 'Waarom is dat? Naar het lijk kijken?' 'Uhm, weet ik niet eigenlijk. Ik denk om effe te checken of het wel het goeie lijk is.' Een van de andere jongens valt 'm bij. 'Tuurlijk, ze moeten toch weten of dit echt de goeie is? Stel je voor dat de verkeerde er ligt, dan zit de verkeerde familie in de zaal. Zoiets.'  De vier knikken: dat moet de reden wel zijn. 'Ik heb nog nooit een lijk gezien', zegt het meisje. Nog nooit een dode meegemaakt.' De snelle babbel blijkt de enige van het viertal die wel dode mensen heeft gezien, maar dan uitsluitend om bedrijfsmatige redenen.
Als ze uitgestapt zijn, ga ik op de plaats van het meisje zitten en bedenk me dat dit iets is waarvan ik nog niet bewust was dat 't bestond: werkstudentjes die kisten-drager zijn bij uitvaarten. Dat deden toch altijd de kraaien van 't dorp? Gepensioneerde mannen? Ik moet er helemaal over nadenken merk ik en denk aan zo'n uitvaartdienst. Ben je intens verdrietig omdat je een naaste begraaft, wordt zijn of haar kist gedragen door een knul van achttien, een student die er zo openlijk over praat in de trein op weg naar college. Dat hij het een te gek bijbaantje vindt want: 'je hoeft maar tien minuten actief te zijn van de drie uur waarvoor je betaald krijgt.'
Zal me niks verbazen als ze in de tijd dat ze moeten wachten, tijdens de dienst, met hun studieboeken voor hun neus in de keuken wachten. Tussen de koffie met cake.

zondag 18 juni 2017

KLEMVAST

De man is dik. En op leeftijd. Zijn forse buik zwabbert bij elke stap heen en weer. Hangt over zijn te kleine, krappe rode zwembroekje. Om zijn hals een gouden schakelketting. Op zijn kop een jeugdig wit petje. Onder zijn linkeroksel een vrouwtje. Zij zit klemvast. Probeert zo goed en zo kwaad als 't gaat in zijn tempo mee te lopen, wat niet meevalt op dat zachte zand in de branding. Hun voeten zakken bij elke stap diep weg.
Als hij iets ziet op zee, draait hij naar rechts en neemt haar in zijn beweging mee. Met zijn grote, vierkante hand wijst hij naar 'n jacht dat passeert. Ze zegt niks en kijkt de andere kant op. Als hij uitgekeken is, draait hij weer ietsje terug naar links en hervat de wandeling.
Stijfjes loopt ze mee, probeert los te komen, zet even 'n stapje naar links en draait zich een heel klein beetje van hem af. Hij verstevigt zijn greep en loopt gestaag door. Ze past zich direct aan aan zijn tempo, althans, ze doet haar best.  Het gaat haar moeilijk af, zijn stappen zijn voor haar veel te groot.
Na zo'n tien meter blijven ze weer staan omdat hij iets in zee ziet. Aandachtig tuurt hij in de verte. Daardoor lukt het haar zich onder zijn oksel vandaan te wurmen. Alsof ze onder een te laag poortje doorloopt, zo beweegt ze zich. Ze gaat ietsje door de knieen en draait zich van hem af. Zo floept ze onder hem vandaan. Los! Opluchting maakt zich van mij meester.  Ik voel me plaatsvervangend bevrijd. De man doet alsof hij het niet opmerkt, blijft naar een paar zwemmers in de verte kijken. En zij... zij weet niet wat te doen met haar vrijheid en blijft staan. Vlakbij hem. Met hangende schoudertjes en een gebogen kopje. De wind speelt met haar donkerblonde halflange haar. Ze is meisjesachtig tenger en draagt een zwarte bikini. Hij doet achterwaarts een stap in haar richting, blijft onderwijl naar de zee kijken en maait met zijn arm om haar heen. Beet. Willoos voegt ze zich. Zo lopen ze verder langs de branding tot ze uit zicht zijn.

zaterdag 10 juni 2017

DOMUS DE MARIA

Het huis van Maria. Zo heet het hier. Domus de Maria. Het is een dorp in de bergen van Zuid-Sardinie en het telt nog geen 1700 inwoners. In de 17de eeuw werd het dorp gesticht door een aantal gezinnen dat zich had aangesloten bij een Piaster: een geestelijke die zorgde voor onderwijs voor iedereen, ook voor mensen uit de lagere sociale klasse. Heel sociaal en dat is terug te vinden in de omgangsvormen hier in het dorp. Het is hier vredig. En heel erg gelovig.
Domus de Maria ligt bij Chia. Dat is een streek die bestaat uit een reeks van prachtige witte strandjes. Bounty-strandjes noem ik het, wit-goud zand waar de golven van de azuurblauwe zee op stukslaan. Er zijn veel fraaie boetiek-hotels in Chia en grote huizen met oogstrelende tuinen, dure maar ook minder dure supermarkten en er is een aantal puike restaurantjes. Fruitstalletjes langs de weg, waar ze ondermeer de fameuze verse vijgen van deze streek verkopen.
Voor toeristen, zoals mijn man en ik, is het in Chia hemels. Maar wij verblijven niet in Chia, wij wonen er - tijdelijk - vlakbij, in Domus de Maria, lekker tussen de lokale mensen in. In een fraai appartementje met een groot terras vol potten met bloeiende planten. We huren het van Teressa Flores.
Vorige week, we waren hier nog maar net,  vielen we met ons neus in de boter: Domus vierde feest. De feestweek werd ingeluid op vrijdag-avond met prachtige, wat klaaglijk gezongen liederen, begeleid door een gitarist die speelde als een flamenco-gitarist, maar dan zachter, minder heftig. Verwonderd luisterden we op het dorpspleintje naar de vier mannen in pak die ombeurten een stuk uit een lied zongen. Pas later begrepen we wat het was, we vonden het op internet. Gezongen gedichten. Vanaf zaterdag tot en met woensdag was er elke dag processie van de kerk in Domus naar de kerk in Chia. En de dag erna vice versa. Prachtig om te zien: een stoet van dorpsbewoners gekleed in Sardijnse klederdracht loopt door de bergen, tientallen mensen, jong en oud, man en vrouw, voor een grote prachtig opgetuigde ossenkar uit. De twee grote bruine ossen ook prachtig opgetuigd met bloemen en slingers. Op de kar een beeld van de beschermheilige, onder een glazen stolp. Onderweg strooien de processie-gangers met Mirre-takken en verse bloemen. De hele weg ligt ermee bezaaid en het ruikt verrukkelijk.  De processie eindigt met een korte mis in de kerk, waar eerst het beeld is binnengebracht door een paar mannelijke processie-gangers.
Daarna gaan de processie-gangers naar huis, verkleden zich. De jonge vrouwen weer in spijkerbroek en mini-rok, hopla, linea recta door naar het dorpscentrum, waar feest wordt gevierd. Bandjes op het plein, lekker eten, snoeperijen, wijn en koud bier.
We wonen hier pal naast het gemeentehuis waarin ook de politie is gevestigd.  Soms gaat er in het gemeentehuis een deur open, of een raam. En weer dicht. Dat is het enige teken van leven dat de ambtenaren hier laten zien.  Recht tegenover het gemeentehuis, waar publieke voorzieningen zijn zoals een school en een sporthal (een immens grote tent waarin het opvallend koel is) ligt een pleintje voor de zaterdag-markt.
Naast het gemeentehuis is een cafe waar mijn man en ik elke ochtend elk twee cappo'tjes drinken. Vanochtend gaan we eerst boodschapjes halen op de markt. Vers fruit, verse groenten en plakken vis slaan we in. Alles ziet er hier even smakelijk, vers en mooi uit. Het is weer moeilijk kiezen. Daarna nemen we plaats op het terras van het cafe. In de schaduw kletsen we wat over ditjes en datjes, lachen om de brutale mus die telkens, zodra wij plaatsnemen, een potje komt schetteren en tieren. 'Die kleine met z'n grote snavel zegt dat we wat kruimels van onze koekjes moeten laten liggen voor hem.' We slurpen van onze koffie en kruimelen met de koek. Onderwijl kijken we naar de lokale bewoners die hier ook komen koffie-drinken. Een groep wielrenners strijkt neer. Klikklakkend op hun wielren-schoentjes, gestroomlijnde helmpjes op hun kop, uitbundige felgekleurde pakjes aan hun tanige lijven, stapt het groepje naar binnen. Even een espresso'tje drinken, plassen en daar gaan ze weer. Op hun snelle fietsen, de hete bergen weer in: de bikkels. Ook wij vertrekken. Zodra we opstaan, springt de mus van het muurtje en pikt de vloer onder onze stoelen schoon.
Omdat het vandaag erg warm is, besluiten we rustig aan te doen. We kuieren wat door het dorp, begluurd door bewoners die hun tuintjes bijhouden of door vrouwen die onderweg met elkaar staan te kletsen. Ik bedenk dat ik een schrift wil kopen. 'Ik ga zo even naar die kiosk, die naast de Bank de Sardegna, okay.' 'Prima, Venus,  maar ik moet echt even naar de kapper hoor. Mijn haar zit voor geen meter.' 'Bella.' Niks leukers dan met hem mee gaan naar de kapper op plekken als dit; barbierszaken waar je zo binnen kunt lopen en waar je zonder afspraak wordt geknipt. Met alle egards wordt mijn man altijd genood plaats te nemen op een - meestal prachtige oude - barbiers-stoel met van die slijtplekken in de vloer eromheen. Ik ga dan wat zitten lezen in het lokale sufferdje en bekijk wat er gebeurt. De kapper die hele gesprekken voert met mijn man. Die - taalgevoelig als hij is - lachend terug praat. Meestal gaat het over voetbal, overigens. Met zijn kapsel komt het ook altijd goed, hij transformeert in dit soort landen altijd tot een look-a-like van George Clooney. Knap hoe ze dat doen hier.
Vandaag hebben we echter een beetje pech. De kapper blijkt 'even weg te zijn'  aldus zijn vrouw. Een klant, een jonge jongen,  hangt zo te zien al enige tijd op de kappers-stoel. Hij zit erbij of hij zijn roes uitslaapt. 'Je mag hier wachten hoor', zegt ze tegen mijn man. 'Okay, ik wacht', zegt hij en gaat zitten. Ik onderwijl ga naar de kiosk, mijn schrift kopen. Bij binnenkomst weet ik even niet wat ik zie: een explosie van leeswerk om me heen. Achter de toonbank zit een dametje op leeftijd te bellen, ze is amper zichtbaar achter de grote, rommelige stapels tijdschriften en kranten. De winkelruimte staat helemaal volgepropt met boeken, lectuur, schrijfwaren en... schriften. Alles ligt kris kras door elkaar. 'Deze dame heeft een niet al te hoge ordenings-need', denk ik terwijl ik doelgericht af stap op de schriften. Ik probeer er een uit een stapel te wurmen. 'Alore, signora... wat doet u daar?' Het dametje houdt haar hand voor haar mobieltje en kijkt mij streng aan. 'Uhm, no capito, excuse', stamel ik en trek verder aan de stapel schriften. Ik wil niet zo'n roze bambino-schriftje, ik wil er een voor volwassenen, die met dat ruimtevaartschip voorop. Maar die zit nog in het plastic en dat wil ik lospeuteren. Maar ik voel de blikken van het dametje dat nu helemaal stil is gevallen. 'Okay, dat bambino-schrift dan maar', mompel ik. Als ik voor de toonbank sta, wijst het dametje me op de kranten. 'Kijk, hier allemaal journales'. 'No, grazie', zeg ik en leg mijn roze kinderschriftje voor haar neer. 'Twee euro twintig', zegt ze en ik zoek het geld bij elkaar. Onderwijl gaat ze weer verder met bellen en doet alsof ze me niet ziet als ik het geld aangeef. 'Signora', zeg ik en leg het geld dan maar neer. ''Aaaah, excuse! Grazie.' 'Si, ciao, bon giorno.' Ik verlaat dit universum. Wandel terug naar de kapsalon alwaar mijn man nog steeds zit te wachten. Op de kapper die 'eventjes weg is'. Zijn vrouw en dochtertje hebben zich verplaatst en hangen nu buiten, voor de deur rond. Binnen, bij de entree ligt een piepklein matje, 30 bij 40 cm. Er ligt een zwarte pluk haar op. Dat geeft moed, hier wordt toch echt gekapt. Op de barbiers-stoel echter, hangt nog steeds de jongeman half over de leuning. Hij wordt net wakker, gaat rechtop zitten en schakelt zelf een ander radiostation in. De kwelende amateur zangeres maakt plaats voor nerveuze Italiaanse popmuziek. 'Wat erg, die muziek. ' 'Ja, net was het nog erger',  mompelt mijn man, 'er stonden twee zenders dwars door elkaar heen aan te tetteren. Pop en klassiek.'
We hebben niet echt het idee dat de kapper nog gaat komen en verlaten ook dit universum. 'Ik kom terug op een ander moment', zegt mijn man tegen de vrouw van de kapper. 'Okay, ciao, arrivederci.' 'Si, ciao, bon giorno.' En we kuieren terug naar ons appartementje. Achter ons horen we moeder en dochter over ons praten. Thuis gekomen ruimen we onze boodschapjes op. Lekker, alles in de koelkast. Buiten, maar inmiddels ook binnen, is het behoorlijk warm.

zondag 28 mei 2017

TJAK

'Zal ik je eens een vreselijk verhaal vertellen? Echt horror hoor. Veertig jaar geleden kreeg ik van die oorbelletjes voor mijn verjaardag waar je gaatjes voor in je oren moest hebben. En die had ik niet, gaatjes bedoel ik. Vreselijk jammer vond ik dat, want ik vond die oorbelletjes zo mooi! Fijn zilverwerk met zachtroze steentjes, ik zie ze nog zo voor me. Wat een schatjes.'
'Weet je wat, Venus', zei de oom, die ze cadeau had gegeven samen met mijn tante, 'ik prik die gaatjes wel. Dat doen we in Spanje ook altijd zelf. Alle meisjes daar krijgen, als ze nog heel klein zijn, gaatjes in hun oren. We prikken met een verhitte naald, een dikke naald.' Daarbij keek hij vragend naar mijn moeder. 'Heb ik niet, sorry, wel een grote veiligheidsspeld, is dat wat?' 'Prima, en een aansteker. Ook iets van aftershave. En een kurk. Dan verhit ik de speld, houd ik een kurk achter haar oorlel en prik zo het gaatje. Gaat snel. Doet geen pijn.'
De verkoopster kijkt mij meewarig aan. 'Zo, wat een verhaal, maar zo gaat het nu niet meer hoor. Ik doe het met een soort chirurgische niet-tang, doet geen centje pijn. Grietjes van vijf jaar kijken me lachend aan als ik gaatjes bij ze prik.' 'Echt waar?' 'Echt waar!' Zweet druppelt over mijn rug en niet alleen door het warme weer. Stress!  'Ik twijfel enorm hoor, want het verhaal is nog niet klaar. Ik heb je nog niet alles verteld. Dat prikken ging helemaal niet goed. Het moest tig keer over en het deed hartstikke zeer. Mijn hele familie eromheen met de handen voor de mond en grote schrikogen. Ik ertussen in met bloedende oorlellen. En mijn oom maar stug doorgaan met die verhitte veiligheidsspeld. En het ergste moet nog komen...' 'Ja, het ging vreselijk zweren zeker', vult de verkoopster alvast in. 'Klopt, weken lang liep ik rond met etterende oorlelletjes. Oeh, man, wat een pijn, ik werd 'r ziek van. Ik heb de oorbelletjes eruit gewroet en de gaatjes dicht laten groeien.'
'Nee hoor, ik zweer je, zo gaat het echt niet, ben je gek zeg. ' En ze haalt alvast die prachtige oorbelletjes uit de vitrine. Die knopjes die zo mooi bij mijn ring en halsketting passen, het cadeau van mijn man. Terwijl ik de oorbelletjes oppak en bewonder, haalt de verkoopster alvast de chirurgische niettang. Voordat ik er erg in heb, heeft ze mijn linker oorlel te pakken. En... 'tjak.' 'Ooooh', zeg ik. 'Geen centje pijn.'  Ze prikt direct erna een gaatje in mijn rechter oorlel: 'tjak' en steekt er meteen van die piepkleine prikkertjes in. Om te oefenen. 'Goed schoonhouden met dit spulletje.'
En zo ga ik even later de deur uit. Een halsketting, ring, oorbellen en twee gaatjes in mijn oren rijker. Maar het belangrijkste: ik heb zo juist een jeugd-trauma overwonnen.

donderdag 25 mei 2017

C'EST LA VIE

Ze klaagt. Okay, ze klaagt. En er zit brood tussen haar tanden, wat ik altijd een beetje vies vind, maar ja, misschien heb ik dat ook nu ik net in het tuincentrum een broodje heb gegeten. Ik controleer met mijn tong mijn gebit, terwijl ik naar haar luister. En knik. En ik overweeg of ze net zo is als die veel te dikke vrouwen in scootmobiels in de supermarkt met hun: 'Wil je even koffie voor me pakken!? Nee, niet die! Roodmerk! Ja. En ook graag even de poedermelk. Completa!'  'Uh, okay. Die?' 'Nee, niet die, de light. Completa light. Ach, ik kan ook niet bij de kokos-macronen. Wil je die ook meteen even voor me pakken!? ' 'Oh... Okay... ' En voor je het weet loop je als een slaaf in het kielzog van zo'n dikke dame in haar scootmobiel. Alles in dat mandje achterop die kar te mikken.
Maar zo is deze vrouw niet. Ze is gehandicapt aan haar benen, zie ik. Maar ze is slank en ondanks het brood tussen haar tanden, zie ze er keurig verzorgd uit. Ze zit in een rolstoel. En okay, ze moppert. En ze klaagt maar: geen gebiedende wijs te bespeuren in haar manier van praten. En ja, ik bied haar ook de ruimte om haar beklag te doen want ik kom naar haar toe. Ze staat voor het blokhutje waar mijn man en ik een bestelling plaatsen voor sierbestrating.
Ik spreek haar aan en ze antwoordt. Een vliegtuig scheert over het terrein. KLM dit keer. Ze stijgen hier op. Ik kan hun buiken bijna aantikken. Gedwongen zwijgen we. Zodra het weer kan, vertelt de vrouw verder. Dat ze er soms zo moe van wordt dat er nergens rekening met mensen in rolstoelen wordt gehouden. Zo ook hier. Ze wil naar binnen om over sierbestrating te overleggen. En ze wil ook het plateau op, dat plateau ietsje verderop, vol kunstig aaneen gelegde tegels. Om zich te orienteren, net als iedereen. Ik onderstreep haar klacht, luister naar haar verhalen en samen halen we onze schouders op: 'C'est la vie, he. Wel stom want zo raak je een aanzienlijk deel van je klanten kwijt, als je het ontoegankelijk maakt voor mensen met een handicap.' 'Inderdaad. Als je er niet in kunt, kun je er ook niks kopen.'
Ze blijft buiten wachten, maar ze weet dat ik het meld aan de man van de sierbestrating. Ze schat me goed in. Ik lach naar haar als ik weer binnen ben en attendeer de man van de sierbestrating op haar aanwezigheid. Als we klaar zijn, loopt hij naar buiten. Naar de vrouw in de rolstoel. Als ik achterom kijk zie ik dat hij schielijk een grote tegel voor de blokhut legt. Schuin, zodat hij haar er in kan duwen.
Als we na een paar minuten over de autoweg terug naar huis rijden, zie ik haar in de verte over het plateau rijden. Als een volleerd ballerina draait ze rond in haar rolstoel, handig manoeuvrerend over de kunstig aaneen gelegde tegels.

zondag 14 mei 2017

OUWE LULLERIG

Helemaal in ons nopjes doorkruisen we de Hornbach. Werkhandschoenen, goede schep, scherpe tuinscharen en ander toebehoren: uit de schappen, hop, zo op de kar. De voorjaarsplantjes laten we dit keer voor wat het is;  die beker laten we aan ons voorbij gaan. We gaan eerst de bliksemse boel thuis leegruimen en daarna alles opnieuw (laten) bestraten. Minder groen, geen overwoekerde borders meer vol riet en zevenblad. Wel veel meer zitplek en er komt zelfs een keurig tuinhuisje met overkapping.
'We anticiperen al aardig op de toekomst, vind je ook niet', grinnik ik. 'Je bedoelt, we hoeven bijna niet meer te tuinieren binnenkort?' 'Yup, scheelt ons veel rugpijn, stijve gewrichten en veel, heel veel tijd. Tijd die we liever besteden aan koffie drinken in de schaduw en aan het doornemen van de zaterdagkranten. Lekker ouwe-lullerig.' Mijn man grijnst terug.'Helemaal waar, Venus. Dit is vast de laatste keer dat we onze tuin opknappen, denk je ook niet? Over tien of vijftien jaar staan we voor de keus: blijven we hier nog wonen of gaan we naar een aanleunwoning?' 'Tjezus, ja. Snel al he?' 'Yup, zeker snel! Net zoals we komend jaar misschien voor het laatst ons huis nog een keertje restylen. Ook voor de laatste keer, vermoedelijk.' 'En,' besluit ik, 'als Snorro er binnenkort niet meer is, die gaat toch echt wel een keertje hemelen, denk je ook niet, met haar 25 jaar, zullen we ook vast geen nieuwe kat meer nemen. Of... misschien nog eentje. Want katten zijn wel heel erg leuk. Dat wordt dan wel onze laatste kat.'
Buiten gekomen banen we ons een weg tussen jonge stelletjes, hun karren volgeladen met voorjaarsplanten. Ons gereedschap gooien we in de achterbak en we gaan zitten. Ik pak een CD uit de jaren ' 90 en stop 'm in de speler. Mee zingend met Angie Stone tuffen we terug naar huis waar ons onze laatste tuinklus wacht.

zaterdag 29 april 2017

FLAPFLAPFLAP

'Ja, hij heeft het ook. Precies hetzelfde als ik.' Ik draai me op mijn rechterzij en zie hem weglopen. Nou ja, lopen. Waggelen, eerder. Stijve benen, een beetje kromgetrokken. Flap flap flap doen zijn voeten. Stijve enkels.
Een minuut of wat hoor ik hem heen en weer lopen over de overloop.  Flap flap flap. Naar de badkamer. Daarna naar de kastenkamer. Gerommel in zijn kast, de strijkplank wordt uitgeklapt. Stoomstrijkijzer aan. De geur van vers gestreken overhemd kringelt mijn neus binnen. Klaar is hij, alles schoon, gestreken en aangekleed. Flap flap flap -  op kousenvoeten weliswaar - maar toch onmiskenbaar flap flap flap, nu gaat hij de trap af, mijn man.
Daar hoor ik hem in de keuken bezig, de kraan stroomt, even later borrelt de waterkoker. Hij pakt de krant, deur open, rammelende deksel van de brievenbus, deur dicht. Flap flap flap door de gang. Schuivende stoel, hij gaat ontbijten en de krant lezen.
'Miauw'. Kijk aan, de poes is ook wakker en komt de trap op. Niet bepaald soepel, met haar kromme artrose-pootjes. Ook een soort flap flap flap maar dan anders. Ze is er, trippelt met haar stijve voetjes om mijn bed. Kijkt of ik wakker ben. Ik houd me slapende. Ze gooit er nog een paar fikse miauwen - want inmiddels behoorlijk doof - uit, pal naast mijn bed. Helder, ik, haar vrouwtje, moet meekomen. Haar ontbijt opdienen. Melk op een schoteltje serveren, hapje Kitkat in een bakje scheppen. Ik gooi mijn dekens van me af, benen overboord, zet mijn voetjes op de vloer. Ai. Stijf. En daar ga ik, flap flap flap, samen met Snorro met haar artrose-pootje de trap af.

dinsdag 18 april 2017

IN DE ZEVEN

Tram 7 naar Sloten.  Helaas, pindakaas; geen zitplaatsen meer. Dat wordt staan, met mijn zere voetjes. Want ja, de lichtblauwe halfhoge laarsjes zijn mooi maar nog niet ingelopen. Mijn tenen gloeien. Gelukkig, na de vijfde halte is er ineens een plekje vrij naast een wel heel stevige jongeman. Met een petje op zijn kop. En een grote werkmansbroek aan. Grote, stevige schoenen aan zijn voeten. Wijdbeens zit hij daar en ik kan er ternauwernood bij. Op mijn linkerbil balanceer ik en bij elke bocht moet ik tegenkracht met mijn rechterbeen geven.
'Het regent.' Ik kijk naar links, naar de grote stevige jongeman. 'Wat zeg je?' 'Het regent. Vies weer.' 'Ja, dat klopt, regen. En koud ook. Het lijkt wel winter.' De man knikt. Hij draagt een grote bril met heel dikke glazen. Ze vergroten zijn ogen. Hij spreekt een beetje binnensmonds. 'Koud, net als in de tropen.' 'Huh, koud? In de tropen. Wat bedoel je?' 'De bomen in de tropen zijn hoog en dicht tegen elkaar. Als je daar onder loopt, is het heel koud.' 'Aha, ja, ik snap het. Koel. Heerlijk toch?' 'Ja, lekker', zegt hij. Ik kijk hem eens goed aan vraag naar de bekende weg: 'Waar kom je vandaan?' 'Suriname. Paramaribo. Prachtig, de bomen in Suriname. Hoog, veel hoger dan hier.' 'Ja, vast wel 20 meter hoog, zo hoog als dat gebouw daar', en ik wijs naar het Rijksmuseum. 'Oh nee, veel hoger nog.' 'Mooi. ' 'Ja, mooi.' 
We verlaten het Museumplein, rijden naar Oud-West. De man vertelt verder en ik vraag en vraag. Hij is ziek geworden in Suriname. Door atoomproeven. 'De Fransen deden daar proeven in zee en het waaide zo naar ons.' Hij maakt wuivende bewegingen met zijn grote, dikke handen. 'Wat erg. Wat heb je gekregen? Wat voor ziekte?' 'Schizofrenie. Stemmen in mijn hoofd.' 'Wat erg', zeg ik weer. 'Hoe oud ben je?' 'Vijftig.' 'En hoe lang geleden waren die proeven. Heel lang geleden?' Hij knikt: 'Ik was veertien toen ik ziek werd.' 'En hoe lang woon je hier?' 'Vanaf mijn veertiende.' 
We rijden Oud-West bijna uit. Hij is er bijna. Vertelt me nog over zijn werkkleding en zijn baan in het Flevo-park. Over zijn medicijnen, dat hij vanmiddag weer pillen haalt. 'Helpen ze goed', vraag ik. 'Ja', knikt hij. 'De stemmen zijn weg?' 'Ja, die blijven weg. Zo, ik ben er.' Ik laat hem erdoor. We nemen afscheid. 
Ik schuif naar het raampje, voel de warmte van de man nog in de zitting. Vlak voor we linksaf slaan zie ik hem lopen. Hij slaat rechtsaf, de grote dikke man. Met zijn petje op zijn kop. 

zaterdag 8 april 2017

BLOEIENDE LAMMETJES

Na drie kwartier Down Dog en Krijgerstand nr. 1, 2 en 3 mogen we chillen. Liggend of in Lotushouding. Ik ga er bij liggen, nog even rustig aan. Het is mijn proefles, mijn eerste les sinds jaren tenslotte. Ik ben best nog wat stijfjes.
De inval-yoga-juf kondigt aan dat we, als we dat op prijs stellen, naar haar begeleiding mogen luisteren. Het hoeft niet, blijkbaar, maar ik denk dat dat voorstel alleen gold voor doven. Want aan haar begeleidend verhaaltje valt niet te ontkomen. Ze vraagt ons onze ogen te sluiten en neemt ons mee in haar denkbeeldige wandeling door het bos. We lopen door naar een zonovergoten weide, vol bloeiende lammetjes. 'Bloeiende lammetjes...? He, zegt ze dat nu echt?' Ik onderdruk een giechel.
Ondanks haar verspreking, vind ik dat ze best goed les geeft, voor een invalster. Alles mooi uitgelegd en voorgedaan, wat een hele kunst is, is mijn ervaring. Ik heb wel eens een docente gehad die voortdurend links en rechts verwisselde. Stak je net weer je verkeerde been de lucht in.
'Dankjewel', zeg ik aan het eind,  'het was een mooie les.' 'Ja, echt', is de wedervraag van de juf. 'Ja hoor, het was een fijne les.' Ze glundert. 'Ga jij nu voortaan de yoga-lessen geven in plaats van Denise?' 'Ja, nou, Denise heeft het wel aan me gevraagd, want ze is er helemaal klaar mee. Zeven dagen les geven in de week, nou, dat kan toch helemaal niet? Ik zal denk ik alleen haar yoga-lessen overnemen. Zij blijft de bodybalance-les doen van straks.' Achter mij stromen de body-balance-leerlingen al binnen. Een van hen loopt naar de inval-juf. 'He, we horen net dat we geen bodybalance krijgen van Denise maar van jou.' De inval-juf trekt wit weg van de schrik. 'Maar.... dat kan ik helemaal niet, ik bedoel, ik heb net aan drie oefeningen voor bodybalance onder de knie.' 'Oooh, geeft niks joh. Ga je gewoon een uur lang die drie oefeningen doen. Of geef gewoon maar yoga, ook goed', lachen de leerlingen.
Ik verlaat de zaal, laat de ontredderde inval-juf en de grappende leerlingen achter me. Het is mij wel duidelijk: Denise heeft er de brui aan gegeven en zadelt de inval-juf met de ellende op. Het personeelsbeleid van deze sportschool moet wel een tikkeltje abominabel zijn.
Beneden gekomen vragen de mede-yoga-leerlingen, allen 65+ dames, heel lief of ik een bakje koffie met ze drink. 'Nee, dank jullie wel, een andere keer. Misschien.'

vrijdag 10 maart 2017

KRUIZENRUIKER

Wat? Wat is dit nu toch? Een soort van digitale kruizenruiker. Een moderne variant op de aloude zadelsnuffelaar. Zoiets! Je zal 'm maar tegenkomen, nou, dan is je kruis niet veilig! Mind you!
Bij toeval kwam ik 'm tegen, deze kruizenkiekende fotograaf. Op Instagram. We hadden blijkbaar eenzelfde hashtag ingetikt. Na publicatie van mijn fotootje ga ik altijd even snorren wie eenzelfde soort item op de kiek zette.  Zo kom ik nog wel eens fotografen tegen met eenzelfde interesse, zoals bomen. Of bloemen. Of het treinleven. Dat laatste moet het geweest zijn, realiseer ik me nu, wat ons bij elkaar bracht, online.
Afijn, ik stuit op zijn fotootje van een man in een lederen broek, staand op het gangpad in de trein, zijn kruis onder zijn krant vandaan piepend. Linksdragend, dat is duidelijk. Fraaie broek overigens, taupe, leder dus. Zacht, aaibaar leder. Suede haast. Meer dan dat zie je niet van de man. Bovenbenen, kruis, stukje krant.
Ik klik op de naam van deze fotograaf om zijn andere werken te bekijken en dan valt mijn mond echt open. Zijn hele fotogalerij bestaat uit mannenkruizen, voornamelijk die van jongens. Mannen zittend of staand in de trein. Je ziet, net als bij de krantenlezer, alleen maar hun bovenbenen, kruis en een stukje jas. Duidelijk waar deze kruizenkieker op gefocussed is.
Ik zie voor me hoe hij het doet. 'Ha, daar zit weer zo'n knul te dromen, beetje op zijn Iphone te staren.' Phone pakken, wat rommelen en scrollen alsof hij iets opzoekt en dan heel snel, klikje zonder sound, hopla, weer een kruis van een knul gekiekt. En publiceren maar. En dan weer opbergen, phone weer in de broekzak. Op naar kantoor waar de boekhouding wacht.
Bijzonder, hoor, deze kruizenruiker twee punt nul. Maar origineel is 't wel.

woensdag 15 februari 2017

25

Elke ochtend, als ik de trap af kom, zie ik  haar zitten door het glas van de kamerdeur. Daar wacht ze op me. Reikhalzend kijkt ze naar me uit, zittend op haar wollige witten dekentje, dat dekentje dat ik speciaal voor haar kocht.
Ik open de kamerdeur en hopla,  daar is ze al, kopjes gevend tegen mijn voeten. Babbelend, miauwend, blij. Staartje 'up'. Alvast trippelend richting etensbakjes. Maar ik wil eerst even lekker kroelen met die ouwe. Ik masseer haar stramme ruggengraat, wrijf door haar nog prachtige grijs gestreepte pelsje. Dat vindt ze zo fijn dat ze zich even af laat houden van haar exercitie richting etensbakjes.
Nog voordat ik zelf ga ontbijten, verzorg ik mijn ouwe dibbes. Een klein beetje zacht voer, een schoteltje melk. Niet teveel, ze mag niet dik worden. Tevreden spinnend werkt ze haar maaltje weg. Daarna wil ze altijd heel eventjes naar buiten, want er moet gepoept en geplast worden. Hup, de kou in. Snel staat ze echter alweer voor de schuifpui en kijkt me indringend aan: 'Miauw! Snel, naar binnen graag.'
Gehoorzaam sta ik op en laat haar er weer in. Ik drink nog even 'n kop thee en daarna gaan we samen naar boven. Zij voor me uit, ze weet al precies wat er gaat gebeuren. Terwijl ik mijn badjas aan het haakje hang en m'n sloffen uitschop,  inspecteert zij de badkamervloer. Plasjes water van vorige badderbeurtjes lebbert ze gretig op. Ouwe poezenbeestjes hebben vaak dorst, namelijk. Ik draai de douche alvast aan en ze schiet de cabine in. Ze geniet eventjes van de vochtige warmte, maar als ik binnen stap, trippelt ze snel weer naar buiten en wacht voor de glazen deur tot ik klaar ben. Volgens mij geniet ze elke ochtend weer van de liedjes die ik sta te schallen. Ze blijft in elk geval braaf zitten luisteren.
Na het baddergebeuren kuiert ze met me mee, van kamer naar kamer. Ze kijkt toe hoe ik me aankleed, het bed opmaak, kleding opruim. Ik onderwijl houd hele verhalen tegen haar. Als al deze ritueeltjes achter de rug zijn, lopen we samen naar beneden. Ik ga koffie zetten. Snorro gaat alvast op haar dekentje liggen. Muziekje aan, kachel ietsje hoger, sfeertje bouwen. Dan slaapt ze zo'n beetje de hele dag, in de warme, zonnige huiskamer.
Dit jaar wordt ze 25, mensen, maar ze geniet nog zo van haar leventje, ik denk dat ze er nog wel een jaartje of wat aan vast plakt.

donderdag 9 februari 2017

ZEGELTJES

Ik heb reuze zin in weer een opdracht, ook voor het sociale aspect, zeg maar. Lekker weer onder de mensen, werken kan heel gezellig zijn. Maar het lukt nog niet zo. Na een paar vruchteloze pogingen raak ik helemaal een beetje down. Sipjes sjokte ik zojuist dan ook weer eens over de stoep richting het winkelcentrum, piekerend en wel. Mijn postzak-boodschappen-karretje rammelend achter me aan. 'Dit gaat 'm niet meer worden met deze oude dame. Niemand wil mij meer hebben. Ben tenslotte al vijf-en-vijftig, reuze-oud. Snap 't wel, wie wil er nu zo'n oude taart etc. etc. Dan maar bezuinigen...'
De Appie wordt vandaag dus niet rijk van me, ik zet alvast maar de tering naar de nering en doe uiterst sobere boodschapjes. Edoch, mijn gratis zegeltje neem ik vandaag weer glimlachend in ontvangst, want in zegeltjes sparen ben ik inmiddels een ster geworden, niet alleen bij de Appie, ook bij de andere supermarkten in het dorp spaar ik driftig mee.
'Nog drie', zeg ik tegen het meisje achter de kassa, 'dan is m'n boekje vol en kan  ik weer zo'n mooie VBK-pan kopen. Voor 'n prikkie'. In de hoop dat ze haar hand over haar hart haalt, net als de kassajuffrouw gisteren. Die stak mij wel vier extra zegeltjes toe. En tracteerde me op 'n vette knipoog. Forget it, geen succes vandaag. Deemoedig gooi ik de boerenkool en gehaktballen in m'n karretje en sjok weer huiswaarts.
Dan, als ik bijna thuis bent tringelt mijn phone in mijn jaszak. Aha, het bedrijf waar ik gisteren op gesprek ging. Was een erg leuk gesprek maar ja.... oud... 55... ze zullen wel niet... Tot mijn stomme verbazing blijkt het tegendeel. Ze willen me hebben!  Yes! Ze willen graag met mij verder. Nog wel een rondje 'praten met de bazen' begin volgende week,  maar dat blijkt een formaliteit. Whoot! Mijn hart maakt tien sprongetjes!  Enthousiast parkeer ik mijn karretje in de gang en app de man. 'Gedaan met de rust, vanaf volgende week weer aan de bak.'  Het zegelboekje leg ik op tafel. Okay, nog een paar dagen de tijd, ik mag wel opschieten anders zijn straks de pannetjes nog op!

vrijdag 3 februari 2017

ULLEVELLETJE

'Wat zit daar nu voor mijn rechterooghoek? Aan de binnenkant, naast mijn neus. Een vleeskleurig vlekje?' Met mijn vingers vergroot ik het beeld op het schermpje van mijn phone. En nog meer tot ik bijna alleen mijn oog en het vlekje in beeld heb. 'OMG! Dit is niet waaaaaaar! Dat is helemaal geen vlekje, dat is... dat is... dat is een overhangend ooglid!!'
Verstomd staar ik naar het beeld,  gedachten razen door mijn hoofd. Dan laat ik de phone voor wat het is en ren naar boven. Naar de badkamer. Daar houd ik mijn hoofd tot vlak voor de spiegel en draai en draai. Licht voluit. Fel wit-geel schijnsel nu op mijn hoofd, ik draai naar links, kantel, draai heel langzaam mijn hoofd naar rechts. Kantel terug. 'Nee, zo zie ik helemaal niks. Geen overhangend ullevelletje te zien.' Een test! Ogen even helemaal opengesperd en daarna met kracht dicht knijpen. En weer open en... oh la laaaa. Tja. Ja, beide oogleden reageren wat traag met liften. Als luxaflexgordijntjes die heel langzaam opgetrokken worden.
'Het is begonnen, Venus. Het. Is. Be-gonnen. Je oogleden gaan hangen. Vind je het gek. Familiekwaaltje tenslotte.'
Beneden gekomen zet ik een flinke bak troost en klik de PC aan. Even googlen dan maar op: ooglid, hangend, correctieve ingreep, kosten.

woensdag 25 januari 2017

DWERGJE

Hoe het voelt om klein te zijn? Ik bedoel, zo klein als ik, 1.67 m. Smurfientje tussen al die mensen van zo'n twee meter zoveel? Nou, zo voelt dat:
'Oh ja, nog even een pak kokosmelk. Eens kijken, waar stond dat ook alweer.... oh ja, hier.' Mijn blik gaat langs alle planken omhoog, hoger, hoogst. 'Ai, de kokosmelk staat achter op de bovenste plank en daar kan ik niet bij. Wat nu? Komaan, ik probeer het gewoon maar even.'  Als een ballerina balanceer ik op een been, mijn rechterbeen. De linker schalks gebogen met bungelende voet. Zo houd ik mezelf in evenwicht, wiebelig, dat wel want onderwijl grabbel ik tevergeefs naar de pakken kokosmelk helemaal achterop het schap. Zweet op mijn rug, een rooie kop. Trillend want verzuurd standbeen. 'Snotvergeme nogantoe!' Ik geef het op. Geen langbenig personeel in de buurt dat mij kan helpen. Op naar de man die wat verderop staat en die vind het niet zo nodig, die kokosmelk. 'Andere keer maar weer, he Venus. Er is ook nog amandelmelk in huis. Genoeg te drinken.' Deze kabouter voegt zich dan maar.
Thuisgekomen berg ik de boodschapjes netjes op. Niet te hoog natuurlijk, maar op die planken in de kast waar ik bij kan. Het wordt inmiddels gezellig schemerig. 'Tijd voor kaarsjes', denk ik. 'Lekker een kop thee, straks. Waar zijn de lucifers. Even zoeken.' En zoeken... en zoeken. Nergens te vinden. 'Man, waar liggen de lucifers?!' 'Ja, Lisa Kabouter, gewoon hier natuurlijk,' en hij pakt met het grootste gemak van de wereld het pakje lucifers van de rand van de afzuigkap. 'Die hoogte, man, alles wat daar staat, beste kerel, kan ik niet eens zien, laat staan dat ik weet wat er ligt. En dat ik erbij kan.' Een minachtend lachje valt mij ten deel.
Kaarsjes aan gestoken, thee opgedronken. Tijd om een lekker appeltaartje te bakken. Ik zoek in de pannenkast, want daar staat de springvorm altijd. Rommelderommel, pannen vallen er uit en zet ik er weer in. Die ... pannenkast ook. Anyway: geen springvorm te bekennen op het ronddraaiend plateau. 'Man, waar is de springvorm gebleven?' 'Tjeetje Venus, blijf je aan de gang?! Hier natuurlijk.' Met een elegant gebaar opent hij het kastdeurtje ver boven de ijskast, echt op twee meter hoogte en haalt daar de springvorm uit. 'Lieve schat! Hoe vaak moet ik nog zeggen dat je dagelijkse spullen niet op die hoogte moet opruimen. Daar kan deze mini echt niet bij! Hoe had ik die springvorm ooit moeten vinden zonder jouw hulp?' 'En een dankjewel kan er weer eens niet van af, dwergje!' Mopperend ga ik verder met het voorbereiden voor de appeltaart. Eigenlijk verdient 'ie het niet, die lange!

dinsdag 17 januari 2017

OPLICHTEN

Kwart voor acht, de phone gaat. Huh, alweer? Een half uurtje eerder, kwart over zeven, belde de man vanuit een bus ergens in de polder: 'Tjezus, echt balen Venus, stroomstoring in de stad en omgeving, dus geen trein dus verder met de bus. En nu al een half uur in de file. Schiet geen reet op. Echt balen.' 'Oei, sneu. Keep me posted man, succes daar! Ik ga weer lekker verder knorren.'
Dit keer belt het Grote Zweedse Woonwarenhuis. De bezorger meldt met onvervalst Rotterdamse tongval dat hij 'eg ovegj ongeveej tien minuutjes is, mevgjouw.' 'Wat! Zo! Oei, ik lig nog in mijn bed, ik ga er maar snel uit!' Razendsnel schiet ik in mijn kloffie van de dag ervoor, washand over mijn slaperige hoofd. Ik trek een borstel door mijn kuif - no make up, geen tijd voor - en kijk aan, daar stopt de grote transportwagen met piepende remmen voor mijn deur.
Als een tornado wervel ik door mijn gang die snotvergeme helemaal vol ligt met volgepropte zakken voor de Kringloop. Ouwe kleren, schoenen, tassen. Oud strijkijzer er bovenop. Ik pleur alles snel onder de trap. Voordeur open, ijskoude Noord-Oosten wind waait naar binnen.
Daar komen de mannen aan gestampt met enorme pakken in het karton onder hun arm. Een paar zware rollen in het plastic. 'Alles mag in de huiskamer, heren. We tillen het vanavond zelf wel naar boven.' Na pak nummer 15 zijn ze klaar. Bezorger 1 maakt 'Even gebjuik van het toilet, mevgjouw.' Bezorger 2 zet onderwijl de hele Bibelebontse berg in mijn huiskamer op de foto. 'He, zet je al die pakken op de foto, waarom is dat?' 'Is bewijs, mevrouw. Er zijn namelijk mensen die beweren dat we niet alles afleverden en daarna eisen dat ze die spullen alsnog bezorgd krijgen. Laatst nog iemand met een ijskast. Maar die had ik gelukkig op de foto gezet, dus dat feest ging niet door.' Hoofdschuddend laat ik de mannen uit. Acht uur in de morgen en wat een input alweer in mijn slaperige hoofd: stroomstoring waardoor de hele stad en omstreken inclusief NS en GVB plat liggen, okay, da's erg maar dat er mensen zijn die dat leuke Grote Zweedse Woonwarenhuis zo onbeschaamd oplichten.... ' Ik ga maar snel een bakje koffie zetten.

woensdag 11 januari 2017

VERMENGING

De zoon gaat naar Portugal, vertelt hij onder het eten. Even naar een vriend, even naar de zon.
We eten alvast met zijn tweetjes, want vader de man is laat vandaag.
'Lissabon, mooie stad joh, ben er ooit heel eventjes geweest, was wel vaak in Porto. Veel moois te zien, in Portugal. En te horen! De Fado.' Omdat hij niet direct weet wat dat is laat ik het horen. We luisteren aandachtig naar een paar nummers. Wat Fado nu precies fado maakt, vraagt hij. Waarin verschilt het van de Flamenco bijvoorbeeld? We luisteren even naar Flamenco. Bespreken wat er zo kenmerkend aan deze muziek is, zo op gehoor. En relateren het aan de volksaard. De Portugezen zo anders van natuur dan de Spanjaarden. De duende! Saudade. De invloed van volkeren uit Afrika, de Moren en uit India, de zigeuners. Ik laat ook nog muziek van Cabo Verde horen, heerlijke muziek waar ik dol op ben. Die mooie taal, het Portugees van daar, die vermenging met het Afrikaanse, dat wiegend ritmische. Melancholisch en swingend tegelijk. 'En Cuba', vraagt de zoon. 'Wat vind je van die muziek?' 'Prachtig', roep ik enthousiast uit en zoek Cubaanse muziek op. We luisteren weer aandachtig naar het ritme. De percussie. De taal. Hebben het over de mix van volken en culturen in Latin America. The Caribbean. Daarna draai ik een paar nummers van de Bahama Soul Club, waarin heel veel verweven is. Afrikaans, Latin, Caribbean, Tango en Jazz vast nog veel meer. Weer luisteren. Ik wieg op mijn stoel.
Vertel over mijn muziekles die middag, gitaarles. Belangrijke reden om gitaarles te volgen was dat ik - jarenlang 'eendimensionaal' blazer - eindelijk eens zou leren over al die accoorden. Vertel dat het ging over accoorden die 'schreeuwen om een oplossing.'  Accoorden die elkaar nodig hebben. 'Je hoort het zo: er moet nog iets komen, een volgend accoord dat het wringend gevoel oplost.'  We peinzen over de wetmatigheden die er bestaan in de muziek. Harmonieleer. Dat het haast mathematisch is en ik denk aan de prachtige geometrische patronen die ontstaan als je muziek hard afspeelt onder een blad waarop zand ligt. Afwisselend vormen zich sterren, cirkels, achthoeken...
Maar muziek is ook 'oer'. Elk mens hoort en voelt wat klopt in de muziek, daar hoef je die kennis niet voor te hebben, stellen we. Dat hitmakers precies weten waarvoor elk mens gevoelig is. Ik laat het horen. 'Because I'm happy.' 'Iedereen voelt zich okay bij dit liedje. Er zit zoveel in aan wetmatigheden. Hier, een bridge. Even een wijziging in ritme.' 'Precies' lacht de zoon 'anders voel je ergernis omdat het te lang hetzelfde blijft. Dat moet doorbroken worden, maar dan wil je weer terug naar hoe het was.' 'Yes! En ze doen het precies op dat juiste moment, die bridge inzetten. En hoor je, wat ze ook doen is dat ze er 'iconische'  geluiden invoegen. Van die dingetjes die iedereen wel in zijn muzikaal geheugen heeft zitten. Die backingvocals! Iets uit de seventies. Memphis-sound! En die harmonieen in de achtergrondzang, precies goed en....'
We raken aan de praat over DJ's, hoe die het publiek opzwepen door de ritmische muziek te stapelen totdat iedereen gek wordt van de spanning en dan: hop, bridge en dan weer opbouwen, stapelen net zolang totdat iedereen voelt dat er weer een ontlading moet komen. Erotisch. We kijken naar Youtube filmpjes.  'Zijn DJ's manipulators?' Vast wel', vinden we. 'Maar heerlijk toch, je zo te laten manipuleren?'
De man komt binnen en schept zijn eten op. Ook hij raakt bevangen en in no time buigen we ons over de harmonieleer. Weer dat mathematische. 'Staat allemaal gewoon in Wikipedia vandaag de dag', roept hij enthousiast. De zoon gaat naar boven. Zijn koffer pakken.

zondag 8 januari 2017

BEHANDELING

Helemaal een beetje opgewonden betreed ik de zaak en meld me bij de verkoopster. 'Ik heb een afspraak om half tien met de schoonheidsspecialiste!' 'Even kijken of ze er al is. Candy! Je klant is er!' Nieuwsgierig draai ik me om en zie Candy opstaan bij het schap met  maandverbanden. Ze trekt haar schortjurk glad. Ik schat haar niet ouder dan 19, nee, nou, zeg 20.  In elk geval een stuk jonger dan de mollig-rijpe schoonheidsspecialiste die hier gewoonlijk werkt maar er nu klaarblijkelijk niet is. Vakantie? Griepje misschien?
Als Candy vlak bij me staat, zie ik dat ze haar gladde jonge huid bedekt heeft met een laagje foundation. Gezicht en hals zijn beduidend bruiner dan haar handen. Ze laat me plaatsnemen op de in hoogte verstelbare stoel. Als ik al lig vraag ik me af of het wel de bedoeling is dat ik mijn jasje aanhoud. 'Nee, beter dat u die uit doet, ik ga u zo masseren.' Mijn shirtje moet ook uit en mijn halsketting mag af. Daarna neem ik weer plaats op de onderwijl flink opgewarmde stoel.  Of ik weet wat me te wachten staat. Braaf benoem ik de hele riedel,  inclusief het epileren van de wenkbrauwen. Epileren heb ik apart bijgeboekt. Best prijzig allemaal, vond ik, maar ik kreeg 'm cadeau van mijn liefje, deze schoonheidsbehandeling. Toen ik mijn enveloppe opende aan de kerst-dis, steeg een gejuich op uit mijn mond. 'Yes. Blij mee! Thanks man.' Drie dikke kussen.
Gaandeweg de behandeling vertelt Candy me dat ze gewoonlijk verkoopster in de winkel is, nee niet fulltime want ze zit ook nog op school. Op het Regiocollege naar blijkt. Schoonheidspecialiste is ze nog niet echt, ze moet haar diploma nog halen. Later, als ze groot is, wil ze thuis een salonnetje beginnen. Dan gaat ze er ook bij kappen, want die opleiding volgt ze ook nog. 'Uhm... ' denk ik, 'is ze nog niet eens gediplomeerd? En dan toch het volle bedrag rekenen? Wat raar, maar goed, ik mag een gegeven paard natuurlijk niet in de bek kijken.'
Na het stomen begint het plukken. Ai. Ai. Ai... tranen biggelen over mijn wangen. Maar ja, wie mooi wil zijn moet pijn lijden, denk ik dan maar.
Daarna een maskertje en terwijl dat opdroogt knik ik bevestigend op Candy's vraag of ze me mag optutten zo meteen. Blij als een kind gaat ze de winkel in, make upjes halen.
Na een kleine vijf kwartier is ze wel klaar, maar om het anderhalf uur vol te maken draalt ze nog eventjes. Kletst wat en geeft me een glas water. Daarna mag ik in de spiegel kijken en... schrik me wild! Opgezwollen ogen! Mijn oogleden zijn met donkergrijze oogschaduw besmeerd waardoor ze nog dikker lijken. Heb ook enorme wallen onder mijn ogen, vermoedelijk door het stomen en epileren! Mijn gezicht en hals zijn beduidend bruiner dan mijn handen! En dan mijn haar! Anderhalf uur achtereen werd het bedwongen door een strakke haarband, daarna in een klap losgelaten et voila: ik kan zo bij de film. De lachfilm wel te verstaan. 'Hoe vindt u het?' 'Uhm, nou, lekker opgefrist wel', jok ik, want hoe moeilijk vind ik het weer eens om kritiek te leveren. Mijn zwakke punt. 'Uhm, heb je misschien een kammetje ofzo? Mijn haar... uhm...' en ik haal driftig mijn handen door mijn coupe chaos.  Nee, heeft ze niet. Betekent dat ik zo de deur uitmoet, met opgezette ogen, een bruin masker en met Laurel & Hardy haar.
Bij de kassa vraag ik Candy mijn stempelkaartje bij te werken. Ik had nog een betaalbewijsje voor de behandeling en die moet omgezet worden in stempeltjes. Vindt ze leuk, zie ik, stempelen. 'Bijna twee spaarkaarten vol, nou nou, daar ga ik volgende keer iets leuks voor kopen.' 'Wilt u het bonnetje weer terug?' Even, heel even overweeg ik het kassa-bonnetje terug te stoppen in mijn knip. Kan ik er volgende week weer twee kaarten mee laten bestempelen. 'Nee hoor, houd maar', zeg ik netjes en vlucht over straat richting auto. Op naar huis! Op naar de badkamer!

donderdag 5 januari 2017

GENE

Kordaat en onzeker tegelijk loopt ze op me af. Jazeker, dat kan, kordaat en onzeker tegelijk. Ze is een kordate vrouw, dat zie ik meteen, maar ze loopt onzeker. Haar stappen gaan zowel richting mij als richting het trappetje naar de parkeerplaats.  Een beetje zigzaggend.
Ze steekt haar hand op en roept me. 'Mevrouw'. Ik loop naar haar toe. Naar de bejaarde vrouw met het grijsblonde haar dat ze mooi heeft opgestoken. Met haar keurige regenjas. Haar voeten gestoken in makkelijke stappers. Wel mooie makkelijke stappers, Ecco's schat ik in, in een hippe kleur. Aquamarijn. Als ik vlak voor haar sta, zie ik vertwijfeling in haar ogen. Of gene. Of allebei. Ze vindt het duidelijk vervelend dat ze niet goed weet wat te doen, hier, op het perron van het station.
'Hoe kom ik nou in het dorp? Moet ik er hier af of daar?' En ze wijst eerst naar de parkeerplaats en daarna naar de trap richting troittoir en fietspad. Ik vraag waar ze precies naar toe moet. Naar het verzorgingshuis, blijkt. Ik ben op mijn hoede. Misschien is ze wel vergeetachtig en verdwaald...
'Ik loop wel een stukje met u mee, mevrouw. U moet eerst de trap af en dan rechtsaf, daarna is het simpel: steeds rechtdoor.' Temporiserend aan haar langzame tred daal ik de trap af. Beneden wacht ik haar op, ze moet nog drie treden. 'Ik ben niet meer zo snel hoor.'
We lopen samen een stukje op. Of ze op visite gaat. 'Nee, ik woon in het verzorgingshuis. 'Oeps', denk ik wederom gealarmeerd, 'dan kan ik beter het hele eind meelopen.' Ze voegt er echter snel aan toe dat ze in een aanleunwoning woont en vervolgt: 'Zeg mevrouw, ik weet nu wel hoe het verder moet, hoor. Ik zie waar ik nu naar toe moet. Gaat u maar, u loopt zo'n stuk sneller dan ik.' 'Echt waar?' 'Ja hoor, gaat u maar.' Weer die gene in haar ogen. 'Okay, fijne dag mevrouw.' Ze groet terug en ik versnel mijn pas. Op naar huis. Als ik een paar honderd meter verder oversteek, zie ik haar lopen. Best nog wel kwiek voor een oude dame.