zondag 31 december 2017

NATTE SNEEUW

Iets voorbij Haarlem begint het te regenen en vlak voor Rotterdam gaat dat over in sneeuw. Natte sneeuw. De hele weg door vlagen kledderige vlokken tegen de voorruit.  De ruitenwissers zoeven. Het kacheltje staat op z'n hoogst. We zitten goed.
Stilletjes kijk ik naar buiten. Af en toe wisselen we van  gedachten. Bespreken wat we zien of hoe we moeten rijden.
Verbazing dat we helemaal langs Antwerpen moeten, richting Gent en dan weer terug moeten keren naar Nederland. Het 'welkom in Belgie SMS'je' is nog maar net binnen, of we passeren de grens van Zeeuws Vlaanderen alweer.
We rijden jouw wereld in. Verstild landschap. Winters koud. Het sneeuwt nog steeds. Rijen bomen langs de weg, langs de paadjes in het land.  Akkers, omgeploegde Zeeuwse Klei, glanzend als verse paardenvijgen. Watertjes, veel watertjes hier. Stromende kreken. Kleine, lage huizen van baksteen, met namen op de gevel zoals: Het Waterhuis.
We rijden het dorp in en vinden het winkelcentrum. De Jumbo, AH, Zeeman. Een oliebollenkraam. Parkeren en pakken de tas vol boeken. Leesvoer, want misschien moeten we een paar uur op je wachten.
Na enig zoeken vinden we het cafe, de voorgestelde ontmoetingsplek. Gaan zitten en bestellen een uitsmijter en een bak koffie. Oma, de moeder van de uitbater,  komt vanuit de keuken een praatje maken en vertelt dat ze sokken breit voor het Rode Kruis. Haar kleindochter onderbreekt haar verhaal, zet borden dampende spiegeleieren met ham en brood voor ons neer. Twee bakken koffie. Met een kerstkransje.
Voordat we gaan eten, check ik mijn mail. 'Hij komt niet', zeg ik. 'Hij wil ons niet ontmoeten.' We zijn niet verbaasd, hadden dit wel verwacht. Terwijl we eten, bespreken we onze gedachten en gevoelens. Bestellen nog een tweede kop koffie. Dit keer krijgen we er een fondant-snoepje bij in de vorm van een kerst-ster.
Na het afrekenen gaan we weer naar buiten.  Sjaals om, petten op. Het sneeuwt nog steeds.

zondag 24 december 2017

REMBRANDT

'Voortaan doe ik 48 uur niet om 24 uur wel.' 'Pardon?' Lichtjes geagiteerd kijkt hij me aan, de man met het Rembrandt-gezicht. 'Nou, ik ben er doodmoe van hoor', zegt hij geaffecteerd. 'Ik wil alleen nog maar slapen.' Ter illustratie legt hij zijn hoofd op zijn bagage en sluit zijn ogen. 'Okay', zeg ik en stel me in op een gesprek met iemand die er een heel eigen logica op nahoudt.
Enkele minuten eerder ben ik tegenover hem gaan zitten, tegenover de man met het Rembrandt-gezicht. Opmerkelijk genoeg was er in de bomvolle sprinter naast en tegenover hem volop zitruimte.  Wat ik al snel begrijp als ik hem zonder enige aanleiding tegen twee jonge meiden aan de andere kant van het pad hoor zeggen, dat ze er wel achter komen als ze zelf de was gaan doen. De meiden zwijgen. Hij herhaalt zijn mededeling, nu met luide stem. Ze blijven zwijgen. De man haalt zijn schouders op en kijkt naar buiten.
Ik bekijk zijn spullen in de transparante opberg-box naast hem. Zie het aan voor  jongleur-spullen. Vul in dat hij straatartiest is. Gaandeweg het gesprek blijkt echter,  dat het om keukenspullen gaat. De man vertelt over zijn aankopen, maakt de deksel los en toont mij de vier pollepels, die ik eerst voor kegels aanzag. 'Gewoon bij de Hema gekocht. En dit hier...'  hij graaft diep in de box, 'wat denk je hoeveel dit kostte?' Hij trekt moeizaam een paar rode glazen potten een stukje omhoog. 'Laat er maar in zitten joh, anders moet je straks alles weer opnieuw inruimen.' Hij knikt, stopt alles weer terug en doet het deksel weer op de box. Vertelt dat hij de potten bij iemand in Brabant zag staan, die er klaarblijkelijk een handeltje op na hield in huiswaar. 'Voor twee euro per stuk op de kop getikt'  zegt de Rembrandt-man triomfantelijk. 'Zo, goeie handel heb je bedreven. Ze zijn mooi. Maar, je bent aan het verhuizen, begrijp ik.' 'Ja, naar Scheveningen. Ik ga elke dag met de trein en breng alvast allerlei spullen naar mijn nieuwe appartement. De grote dingen doet de verhuizer voor me.'
We roemen Scheveningen. En Den Haag. Ik vraag niet vanwaar deze verhuizing. Ik vermoed dat hij werk heeft gevonden bij een re-integratie-bedrijf. Alsof hij mijn gedachten leest want: 'Waar werk je?' 'Bij de gemeente, op personeelszaken.' 'Zo, dan mag je elke dag voor duizenden ambtenaren het salaris overmaken?' Ik leg uit dat dat niet mijn werk is - want salarissen doet een andere afdeling - en dat ik voor een dienst werk waar zo'n 500 mensen werken. 'Bij Ruimtelijke Ordening en Duurzaamheid. Er werken onder andere stedenbouwkundigen en planologen. Ze houden zich bezig met het ontwerpen en inrichten van buurten en straten. Ook de inrichting van nieuwe wijken.'  Dat brengt het gesprek van zijn kant uit op brandveiligheid. 'Dat is heel belangrijk, brandveiligheid.' Ik knik. 'Voordat een wijk gebouwd wordt, moet de brandweer mee kunnen bepalen, zodat de brandveiligheid gegarandeerd is. Dat is mijn werk, dat soort dingen berekenen. Ons bedrijf wordt ingehuurd door de brandweer.' Ik stel mijn beeld bij, lichtjes in verwarring nu. Wat klopt er nu wel, van wat hij zegt en wat niet? En wat klopt er van mijn eigen invullingen? De jonge vrouw die in de tussentijd naast hem was gaan zitten, staat op en gaat op een andere plek zitten. Hij zet zijn box weer terug en negeert haar verontschuldiging dat ze opstaat om ruimte te maken voor zijn spullen.
Als we op CS Amsterdam arriveren en de trein leegloopt, nestelt de Rembrandt-man zich breeduit op zijn stoel.  'Zeg, moet je er hier niet uit? Je moet toch overstappen op de trein naar Den Haag?' 'Oh ja, verhip', zegt hij. Als ik na het uitstappen langs het raam loop, zie ik hem nog zitten. Terwijl ik samen met alle andere forenzen de trap afloop, denk ik aan zijn ouders. De ouders van deze Rembrandt-man. Ik voel met ze mee.

vrijdag 22 december 2017

VERSTILD

'Ik heb over hem gedroomd.' 'Wat bijzonder, ik ook.' We vertellen elkaar over onze droom, onze droom over jou, lieve zoon. Allebei droomden we dat je hier weer was. Thuis, bij ons. Vervreemdend. Want je zal hier vast nooit meer komen. En toch dromen we dat je hier wel bent, gewoon, weer in ons huis, deel uitmakend van ons dagelijks leven.
'In mijn droom was hij klein. Zo droom ik altijd over hem. Een miniatuur-man in Aziatische kleding, zo ziet hij eruit. Zijn lange haar gekortwiekt. Heel lief is hij, heel zachtaardig. Ingetogen. Verstild.' Je vader droomt anders over je. Hij ziet je zoals je er nu waarschijnlijk nog steeds uitziet. Met je lange haar in een knot. In zijn droom ben je de wereldse jongeman waarmee hij mooie gesprekken voert.
Zo beleven we je elk anders, in ons onderbewustzijn. Wonderlijk om te zien hoe onze geest het beeld van jou verschillend heeft gevormd.
Terwijl we ons douchen, tanden poetsen, aankleden, praten we verder over je. We bespreken onze gevoelens naar jou. 'Wat zou het heerlijk zijn hem weer te zien. Vast te houden, te omhelzen.' Je vader knikt. Even, heel even, voel ik de pijn opkomen. Rauw verdriet. Ik kijk in de spiegel, knipper mijn tranen weg. Breng make-up aan en kam mijn haar. Je vader gaat naar beneden, thee zetten. Ik pak mijn boek van het nachtkastje. Voor straks, voor onderweg.
Na het ontbijt lopen we samen door onze stille straat, je vader en ik. Elk in gedachten. Op weg naar de trein. De ochtend gloort.

maandag 11 december 2017

ZO'N DAG

'Bent u op weg naar de trein?' Verrast kijk ik op vanonder mijn pet. 'Ja, klopt.' 'Dan zou ik maar weer naar huis gaan, mevrouw. De treinen rijden niet, zeker tot tien uur is alles uitgevallen vanwege de sneeuw.' 'Ach, nou, heb ik daarvoor zo gehaast. Dankjewel. Dat is goed te weten. Dan ga ik maar weer.'
Ik glibber terug naar huis en stap de donkere gang weer in. Lichten aan, kachel hoog. Koffie zetten. Appen met collega's: 'Ik kom rond elf uur pas, treinuitval.'
Met een kop koffie in de hand sta ik voor het raam en bekijk de tuin. Die ziet er fantastisch uit. Een plaatje als uit een tuin-magazine, zo romantisch met die sneeuw. Als m'n kopje leeg is, haal ik mijn broodtrommeltje uit mijn tas, leeg 'm boven de snijplank en deel het brood in stukjes. 'Voor jullie, vrindjes'. Ik strooi het uit,  buiten,  over het voederplankje in de boom. Als ik daarna binnen zit, scharrelen en fladderen mijn gevederde vriendjes dankbaar door mijn tuin. De tweede kop koffie is ook op. Kwart voor tien nu. Het wordt tijd om te gaan. Alles weer uit, kachel laag. Jas aan, pet op. Up we go!
Maar eerst: check, check de NS-reisinformatie. 'Wat! Nog steeds geen treinverkeer. Pas om half een vanmiddag rijdt er misschien weer een trein!?'  Ik app mijn collega; de enige van ons team die vandaag kantoor bereiken kon, omdat ze er zo dicht bij woont. 'Ik kom wel, maar vanmiddag.' 'Kom maar beter helemaal niet, Venus. Code oranje/rood voor vanmiddag. Blijf lekker thuis.'
'Blijf lekker thuis?' Een beetje wazig kijk ik voor me uit. 'Niks ervan', moppert een stem in mijn hoofd. 'Vorige week ook al bijna niet gewerkt doordat je ziek was. Er moet gewerkt worden. Uurtje factuurtje. Brood op de plank. Erop uit. Je ziet maar hoe je er komt en hoe je thuis komt vanavond!'  'Uhm...',  oppert een ander stemmetje. 'Wel zo fijn, noodgedwongen thuisblijven, Venus. Want je bent eigenlijk nog steeds stront-verkouden. Kun je lekker met een boek voor de open haard zitten. Extra vrije dag zo, alleen maar goed, lekker uitzieken.'  'Vergeet het maar, je gaat maar. Als je eenmaal op gang bent, is die verkoudheid snel vergeten. Je zal zien, er rijdt heus wel wat...' 'Oh, okay dan....'  Jas weer aan. Tas omgegord. En...  check check NS-reisinformatie. 'Wat! Die paar treinen die gingen tussen de middag zijn ook al uitgevallen?! Nog meer waarschuwingen voor sneeuw-val?! Wordt het zo'n dag?!'
'Je hebt gelijk, collega. Ik blijf thuis. Hoop je morgen weer te zien. '
Ik zet nog maar een kop koffie, zoek een lekker chill album op Spotify en nestel me met een goed boek op de bank voor de open haard. Buiten dwarrelen duizenden sneeuwvlokken mijn tuin in. Romantisch.

vrijdag 1 december 2017

NOG NIET

Afgelopen zomer mailde een vriend van je. Dat het goed met je gaat, dat je terug bent in Nederland na een paar jaar Frankrijk.  Dat hij van je houdt, schreef hij. Je bent belangrijk voor hem.
Je vriend heeft met mij en je vader te doen.  'Het moet vreselijk voor jullie zijn, daarom heb ik gevraagd of het goed is dat ik jullie schrijf.'  Je vond het goed.
Je woont alleen, zoon, in een huis in een dorpje. Dat schreef je vriend. Geen elektra, geen stroom, geen internet. Geen telefoon. Niks wat straling geeft. Want daar word je ziek van, van straling. Daardoor kun je niet veel anders dan in en rond je huis verblijven.  Overal daarbuiten is straling, namelijk. Daarom wordt er voor jou gezorgd. Door de vriend, zijn vrouw en door hun familie. Zoals ik eerst voor jou zorgde, samen met je vader, zo zorgen zij nu voor jou.
'Ga hem maar niet zoeken, Venus,' schreef de vriend.'  'Hij wil je niet zien. Jullie alle twee niet. Nog niet.'
Nog niet. Nog. Niet.
Ik wacht op je zoon.
We wachten op je.
In liefde.