vrijdag 27 juli 2018

BOOS ZWEET

Ja, het is warm, heel erg warm. En ja, wat lastig dat de NS juist nu allerlei werkzaamheden heeft gepland. Onderhoudswerkzaamheden aan het spoor. Een grootscheepse verbouwing op dit station. Juist nu door de hitte ook nog eens treinen stagneren en seinen verstoord raken.
Dat betekent voor ons, reizigers, lang wachten, noodgedwongen stukken met de bus, overstappen, gelaten verder wachten met de zon op je kop, snel weer overstappen en uiteindelijk toch te laat komen op je werk.
Dus, ja, dat geldt ook vast voor jou, dame. Ja jij, daar, in je goedkope, flodderige zomerjurkje met je zweterige haar dat alle kanten op piekt. Jij die uit de trein stapt, hier op het rommelige perron, vol hekken, gereedschap en bergen zand. Waardoor de in- en uitstappers slechts een metertje ruimte hebben om elkaar te passeren.
' Verrrrdomme, wat is het hier smal, wat een hitte, wat een zootje, ik moet haasten ook nog. godsamme. En iedereen staat in de weg. Hebben ze dat nou niet in de gaten?! Die mensen?! '  Ik zie het je denken.
Dus, ja, begrijpelijk dat je die sukkel van een vent, in zijn korte broekje, op zijn sandalen, die ook nog eens zo'n tien centimeter te ver naar rechts is gedraaid - want ja, zijn rugzak zit hem in de weg, dat zie je zo, ik wel tenminste, want ik sta achter hem - dat je die drol van een vent lekker omver duwt. Zo! Boem! Met je rechterschouder en -bovenarm geef je hem een zet.
Ik zie je genieten als hij wankelt, bijna valt en een halve draai moet maken om in evenwicht te blijven. Stomverbaasd kijkt hij je aan door zijn dikke brillenglazen. Met bliksemende blik kijk jij terug, ja, jij ja, met je valse flikkerende katten-ogen. Klaar voor het gevecht. 'Kom maar op, lul', zeggen die ogen. 'Scheld me maar uit. Moet je mij maar niet in de weg staan, kontgat! Ik lust je rrrrrauw!'
Maar de man herschikt slechts zijn rugzak en begint te lopen, rustig aan, richting trein-entree.  Ik doe ook een stap naar voren. En nog een.
Als je me passeert,  ruik ik je: boos zweet. 'Stinkerd', denk ik. 'Zeker ongesteld. Ofzo!'

maandag 16 juli 2018

DE HOMMEL

Zigzaggend daalt hij af naar de bananenschil. Omzichtig nestelt hij zich bij de kam van de banaan, dat stukje waar die eerst vastzat aan de plant. De schil is omgekruld en al een beetje bruin aan het worden. De hommel blijft zitten, verroert zich niet.
Aandachtig bekijk ik het beestje, dat wollige ronde lijfje en die koper-goud glanzende vleugeltjes. De gelede pootjes. Er zit geen leven meer in, ben ik bang.
'Er zit hier een hommel en het lijkt erop dat hij hier is gekomen om te sterven. Zielig he? We gaan hem redden, Okay? Eigenlijk heeft hij nu een beetje suikerwater nodig maar dat hebben we hier niet. Wacht...'  Ik schroef de dop van mijn Dopper en duw 'm in het zand naast de bananenschil. Schenk een heel klein beetje water in de dop. Duw de dop nog ietsje meer richting de schil. De hommel merkt het op. Als ik mijn hand weghaal, beweegt hij zijn linker voorpootje om te voelen of dat werkelijk water is, in dat gele ding naast hem. Wat hij voelt bevalt hem, hij rommelt richting de dop, stapt over op de rand en beweegt pootje voor pootje om het laagje water heen. Af en toe stopt hij met bewegen en ik denk dat hij dan wat drinkt. Ik weet het niet zeker, maar ik hoop het wel, natuurlijk.
'Weet je wat we kunnen doen? Een hapje van een appel nemen en dat uitspugen. Dan kan hij lekker smikkelen van die appel-brij.' Mijn man voegt direct de daad bij het woord en kauwt snel een hapje appel fijn. Spuugt de smurrie in zijn hand en drapeert dat op de bananenschil. Ook dit merkt de hommel direct op. Hij manoeuvreert terug richting bananenschil en vindt al snel de appel-smurrie. Lijkt er eventjes aan te snuffelen zonder interesse. Maar dan begint hij ineens druk te smikkelen. Verrukt kijken mijn man en ik toe hoe de hommel bezig is zichzelf weer op te kaltefateren. 'Slim beestje, he?' 'Ja. Hij snapt het!'
Als hij uitgegeten is, blijft hij nog heel lang stilzitten. Ik laat 'm maar lekker bijkomen. Af en toe kijk ik weer eventjes hoe het met hem gaat. 'Vermoedelijk is hij aan het uitbuiken en wacht hij tot hij weer genoeg power heeft.'  Dat laat echter heel erg lang op zich wachten. Ik ga maar een stukje wandelen langs de vloedlijn, terwijl mijn man de wacht houdt.
'Hoe gaat 't met 'm,' vraag ik als ik terugkom. 'Prima, moet je kijken joh, hij beweegt steeds meer.' Opgetogen ga ik liggen, bijna met mijn neus tegen de bananenschil. Ja hoor, daar zie ik 'm, vlakbij de kam zit hij en hij rommelt lekker wat af. Ik ben gerustgesteld en ga 'n boekje lezen. Ineens roept mijn man: 'Venus! Kijk!' Nog net op tijd zie ik de hommel opstijgen, als een helikopter die het platform verticaal verlaat. In volle kracht schiet hij omhoog en zwenkt full-swing richting het gezin naast ons. 'Oh neeeee, die hebben een heel grote hond bij zich. Oei.... ik houd mijn hart vast.'  De hommel scheert over de kop van de hond, die in een reflex zijn muil opent. En weer dicht klapt. Mijn hart slaat over. 'Oh!! Nee!!' roep ik. Maarrrr ... mis, de hond hapt mis. De hommel vliegt in volle vaart verder, raakt uit zicht.
'Yeah! We did it!' roepen mijn man en ik en we geven elkaar een high five! En net als we lacherig weer gaan zitten, vliegt de hommel terug, landt weer op de bananenschil. 'Kijk nou. Hij is in gezelschap! Ze zijn met zijn tweetjes! Wat lief! Alsof hij wil laten zien wie hem hebben geholpen!!' Twee hommeltjes op de bananenschil zitten heel eventjes stil. Alsof ze naar ons kijken.  Dan stijgen ze weer op,  tegelijk en saampjes vliegen ze weg. In volle vaart.

dinsdag 10 juli 2018

NAAR HET STRAND

Heel romantisch, al zeg ik 't zelf, mijn idee om te ontbijten in die fijne strandtent. Echt verrukkelijk, zo, met dat mooie zomerweer.
De hele week zijn we vrij en het blijft maar stralend mooi weer,  maar bijna elke dag staat er wel iets te doen op het programma. We komen aan genieten amper toe.
Vandaag komen er mannetjes om de vloer te egaliseren, althans, een paar stukken vloer, niet alles. Tikkie werk, naar het schijnt. Ze komen aan het begin van de middag, dus, dacht ik zo, dan kunnen we 's ochtends nog even erop uit. Toch nog even chillen op het strand.
Na ons vorstelijk ontbijt -  elk 2 croissants, een bakje yoghurt met vers fruit, een glas jus d' orange en een kop cappuccino -  zitten we nog wel even lekker zo, daar op het terras, in de halfschaduw.
Na het afrekenen besluiten we nog een uurtje op het strand te gaan zitten; lekker kijken naar de golven en de mensen om ons heen. We zitten nog maar net of ik hoor mijn phone vanuit mijn tas. Net op tijd vind ik 'm ergens onderin en neem op: 'Met Venus.' 'Goedemorgen met Martin. Spreek ik met mevrouw De Haas?' 'Ja, klopt, maar wie zeg je dat je bent?' 'Met Martin. Ik sta hier voor uw deur maar u bent er niet.' 'Ooooh, kom je de vloer egaliseren. Nu al? Je zou vanmiddag toch pas komen. Dat had BuKe aan ons doorgegeven. Is er iets niet goed georganiseerd?' 'Nee, dat denk ik niet. Kijk, mevrouw,  hier ben ik dus niet blij mee. Ik sta hier namelijk met twee man voor uw deur. En nu bent u er niet.' 'Ja, dat klopt, ik zit met mijn man op het strand.' 'Op het strand?' 'Ja, op het strand. We verwachten jullie vanmiddag pas, dus waren even lekker naar het strand gegaan. Maar, hoe komt het dat je er nu al bent. Je zou vanmiddag komen, daar zijn wij van uit gegaan. Anders waren we thuis gebleven.' 'Nou, voor u hadden we maar een trappetje af te werken en dat was zo gebeurd, he? Daar waren we natuurlijk zo mee klaar.' 'Oh, ja... okay.' 'Dus dan gaan wij meteen door naar onze volgende klant, he. En nu bent u er niet.' 'Tja, dat klopt, Martin. En wat zullen we doen?' Wat zullen we doen, mevrouw? Ik bel wel even naar de BuKe, die moet onze planning maar aanpassen en contact met u opnemen.' We nemen afscheid.
Mijn man begrijpt direct wat voor telefoontje ik zojuist pleegde. Hij is boos! 'Zijn ze nou helemaal belazerd! Ze zouden vanmiddag pas komen. Ik bel de BuKe!' 'Nee, zeg ik, niet doen. Laat ze het maar met elkaar regelen. BuKe belt ons maar.'
We rijden toch maar meteen terug naar huis. Daar staan geen egalisatoren meer voor de deur. Ze zijn weg. Ik ga de was dan maar doen. Mijn man gaat de vloer beneden stofzuigen, voor als ze misschien toch nog komen. Dan gaat mijn phone weer. Peter van de BuKe. Des duivels is hij; wat mij bezielt om naar het strand te gaan, terwijl de mannen zouden komen egaliseren. Weet ik wel hoe druk zij het hebben? 'Ze brengen de extra kosten mooi wel bij mij in rekening!' En nu heb ik de hele planning in de war gegooid. 'Ik moet nog maar zien of ik er volgende week aan toe kom om jullie vloer te leggen. Want voordat ze weer tijd hebben om te egaliseren... blablabla...' 'Zo, je klinkt behoorlijk geërgerd. Wat is er nu eigenlijk niet goed gegaan?' Dan ontstaat een discussie over wat er gezegd zou zijn over hoe laat de mannen zouden komen en dat mijn man had gezegd dat we de hele dag thuis waren. Dat ik nou niet begrijp dat dat niet kan, zomaar weggaan. Vrij abrupt sluit Peter het gesprek af.
Ik ga naar beneden. 'Nou, dat is me ook wat. Die Peter van de BuKe belde, als ik niet zo rustig was gebleven, was het uitgelopen op een telefonische ruzie, joh. Hij klinkt behoorlijk overspannen. Kopje thee?' 'Ja, goed, Venus. Wel gek dat Martin niet even heeft gebeld dat hij toch wat eerder zou komen. Dat zou toch gewoon geweest zijn, dat je doorgeeft dat je wat eerder komt? En niet pas op het moment dat je bij je klant voor een dichte deur staat. We hadden ook gewoon even boodschappen kunnen doen, dan waren we er ook niet geweest.'
Dan gaat mijn phone. Peter. Hij heeft Martin weer gesproken en heeft een goed voorstel: Martin rekent alleen de voorrij-kosten. 'Daar heb je geluk mee, want eigenlijk wilde hij 200,00 meerkosten rekenen voor gemiste inkomsten.' En of ik die voorrijkosten maar wil betalen, suggereert Peter met een toch wel heel dreigende ondertoon. Ik begin nu toch wat geërgerd te raken en geef de phone maar aan mijn man, die tenslotte de afspraken met BuKe had gemaakt. Hij brengt Peter tot bedaren. 'Okay man, bedankt', zegt hij ten afscheid. 'En?' 'Ze bellen me zo.'
Nog geen minuut later belt Martin. Hij is onderweg; had zijn vrije uurtje besteed aan het inslaan van egaliseer-grondstoffen. Voor ons. Geen enkel probleem,  dus. Tien minuutjes later staat hij in de keuken zakken grondstof te legen in een grote bak en begint te mengen met water. Behendig giet hij de vloeistof uit, samen met Edwin, zijn collega.
Na een half uurtje zijn de mannen klaar. We maken gezellig een praatje met ze. Als ze weggaan, drukt mijn man ze een fooi in de knuisten. 'Hey, leuk, gaan we een ijsje van kopen, Edwin!' Dan zijn ze weg. Op naar hun derde en laatste klusje van de dag.

zondag 1 juli 2018

SPORTBROEKJE

Het licht is wit, zo warm is het vandaag. En dat al zo vroeg op de ochtend! Ik tuf in Suze over de Heiligeweg, tassen achterin voor de boodschappen van zo dadelijk. Ik neurie mee met Aretha.
Al van verre zie ik hem aan komen lopen, de lange man. Met zijn hoge zwarte fiets aan de hand, wandelt hij over de stoep rechts van mij. Als ik hem passeer, trekt iets  in hem mijn speciale aandacht.
De benen van de man zijn lang, heel erg lang en heel erg bleek. En best wel dun. Aan zijn voeten - gestoken in grijze, slobberige sokken -  prijken twee flinke sandalen. Bruine. Ik screen verder, want er moet iets anders zijn dat mijn oog heeft gevangen. Die sokken met sandalen zijn het namelijk niet: dat heb ik al zo vaak gezien.  Ineens detecteer ik het. Dat broekje! Dat hoog opgesneden strakke, korte broekje: he-le-maal jaren tachtig! Wauw! Vet retro!
De beste man moet vanmorgen naarstig gezocht hebben naar een korte broek in zijn kast... 'Verdorie, alleen ouwe spijkerbroeken, verwassen ribbroeken en kreukelige pyjama-broeken... maar ahaaa, kijk hier eens! Mijn sportbroekje van vroeger. Kan best nog wel! Leuke kleur, dat lichtblauw. Die rode bies. Toen droegen we tenminste nog leuke korte broeken! Heel wat beter dan die vormeloze, knielange hobbezakken die die jongens van nu dragen.'
En na zijn boterhammetje met gekleurde hageltjes en 'n kopje slappe thee, ging de lange man  op pad. Het eerste stuk fietsend, het laatste stuk lopend, want toen was hij er bijna. Bij zijn moeder, dat moet haast wel, want vlakbij - langs de stoep - staat een rijtje senioren-huisjes.
Ik tuf verder in Suze en schud het beeld van de lange, dunne witte benen en het hoog opgesneden lichtblauwe broekje met de rode bies van me af.