vrijdag 23 september 2016

VLUCHT

Na het ontbijt op de eerste, keren we terug naar de achtste, naar onze hotelkamer. We moeten met de lift. Voor ons loopt een Nederlander.
We kennen hem. Hij en zijn vrouw stappen namelijk op alle Nederlandse gasten af die het hotel rijk is. Ze geven in sappig Brabants tips over propere  restaurantjes. Vertellen dat je er korting krijgt met een bewijsje van het hotel. Informeren over de bus naar het strand en waar de architectonische bezienswaardigheden in de stad liggen.  'Oh, ja, dankjewel. Ja, weten we hoor. We zijn er al geweest. Merci.'  Onze verhalen over onze mooie wandelingen leken hen niet zo te boeien. 'Ze vinden ons vast een beetje arrogant, denk je ook niet? Wij randstedelingen.'
Zojuist, bij het ontbijt, zei het echtpaar ons geen gedag meer.  Kauwend op onze vers afgebakken broodjes, proberen we te bedenken hoe dat zo komt. 'Vast door gisteren, denk je ook niet? Toen ze zo pal naast ons kwamen zitten op het terras, het tafeltjes naast ons, weet je nog? En wij in onze boeken doken.' Dat moet het zijn, stellen we vast. Dat was voor het echtpaar vast de limit.
Nu loopt hij voor ons, de man. Hij moet naar de zevende, weten we. We doen ons best gelijk met hem de lift te betreden. Het lukt. 'Goedemorgen.' 'Goedemorgen.' Al op de tweede begint hij te babbelen. Over zijn sta-caravan in Zuid-Spanje. Op de derde dat ze hier maar een weekje blijven. Wij knikken en praten beleefd terug. Op de vierde weten we dat hij vroeger ook een keer door Spanje toerde met de auto.
Op de vijfde stopt de lift. De man springt er met een grote sprong uit. De Spanjaard die ons deed stoppen, vraagt of we naar boven of naar beneden gaan. 'Naar boven.' We noden beiden tot instappen. De Spanjaard wacht, zegt hij, want hij moet naar beneden. 'Kom, we waren er nog lang niet,' zeggen we tegen de Nederlander. 'Ach, gaan jullie maar hoor, ga maar. Ik wacht hier wel.' We dringen aan. 'Nee', zegt de man. 'Ga maar!'  Hij draait zich van ons af.
Mijn man en ik kijken elkaar aan. 'Dit leek verdacht veel op een vlucht. Zijn we nou echt zo erg? Vast wel.'

vrijdag 16 september 2016

TRANCE

Hele dagdelen, hele dagen, zit ik te schrijven. Ik wist niet dat ik het kon. De hitte buiten gaat aan mij voorbij. Ik zit en schrijf. Gordijnen dicht. Stilte om me heen.
 Een week of drie geleden begon het. Ik liep door de keuken, de mannen waren net vertrokken naar hun werk. Rust in huis. Ik zette koffie, zag de laptop op de keukentafel staan. Mijn voeten brachten me er naar toe, echt, het leek buiten mijn wil om te gaan. Ik nam plaats, ging als in trance achter de laptop zitten, startte Word op en toen begon het. Ik schreef en ik schreef en ik schreef.
 Ze zeggen altijd: het eerste boek dat je schrijft is steevast auto-biografisch. Dat klopt. In mijn geval. Ik ga het niet publiceren, het boek. Het is voor mezelf. En voor mijn man. En voor mijn zoons.
 Ik wist niet dat het allemaal in mijn kop zat. Maar het zat er al die tijd al, klaarblijkelijk. Als slierten pasta rolt de tekst er nu ineens uit. Kilo's deeg had ik op voorraad, blijkbaar. En het is nog niet op. Ik heb al een hele grote pan spaghetti bij elkaar geschreven en er komt nog meer aan.
 Sommige hoofdstukken zijn klein. Heel fijn en poetisch. Beeldend.  Die schrijf ik snel, alsof ik een poppetje klei. Een poppetje dat ik al helemaal voor me zie voordat ik 'm ga maken. 'Hup. Zo en zo en zo... hopla. Zo is ie mooi.'
Dan is het ineens wroeten. Teveel gedachten in mijn hoofd nog, tuimelend.  Ze vechten om voorrang. Interessant om te zien hoe dat werkt. Wat nog niet goed is doordacht, dat schrijft rot. De helft moet er weer uit. Wat aanvankelijk zo belangrijk leek omdat ik er zoveel bij voelde: hup! Weg ermee! Schrappen. Knapt het heerlijk van op.
Ik verschuif alinea's, soms naar een heel ander hoofdstuk. Zit echt te puzzelen. 'Dit is daar veel logischer. Dat moet daar, sluit mooier aan.'
Wat een fantastisch proces. Bijna honderd bladzijden heb ik geschreven. Ik ben nog niet klaar. Nog lang niet. Gelukkig.

maandag 12 september 2016

GEKANTELDE ZEE

Tijd om te gaan. Tijd om Villasimius te verlaten. Om Sardinië te verlaten. Op naar het vliegveld van Cagliari.
Half acht sharp zitten we al in onze huurauto en rijden door het oogstrelende landschap. We laten de glinsterende Middellandse Zee achter ons en rijden de bergen in. Genieten van alles wat we zien onderweg. Bossen. Glooiende weilanden. Prachtige, schilderachtige huisjes. Blatende schapen en mekkerende geiten met bellen om. Stoere, kloeke caramelkleurige koeien.
Een beetje stilletjes zijn we. Weemoedig ook, want wat was het weer mooi, Sardinië. En wat jammer dat de vakantie alweer voorbij is.
'Over 100  meter alvast links aanhouden. Daarna, op de rotonde, de derde afslag nemen', zegt Tom in zijn keurige ABN. 'Richting Cagliari.' We lachen om zijn uitspraak. Wat maakt 'ie er nu toch van? Kak-lia? Maar goed, we moeten dus linksaf zometeen. De weg daalt. Ineens zie ik rechts van mij de zee weer opdoemen,  in de verte, tussen de bergen door. Ik schrik want er klopt iets niet aan dit beeld. Ik kijk nog een keer. En nog eens. Word helemaal een beetje onrustig. Angstig. De zee, een kleine kilometer ten Oosten van ons, ligt hoger dan waar we nu rijden. De zee lijkt ook wel een beetje gekanteld. De horizon is hoger. De vloedlijn lager. Het lijkt net of er een vloedgolf aankomt. Eng, vind ik en wend mijn blik snel af. 'Het zal wel aan mij liggen', denk ik.
We rijden naar links en de gekantelde zee verdwijnt uit beeld.
Nog voordat ik mijn gedachten uit heb kunnen spreken, begint mijn man er over. 'Zag je dat, Venus? Wat een gek gezicht he? De zee boven ons.' 'Ja, dat kan toch helemaal niet. Dat je de zee boven je ziet liggen? Alsof het gekanteld was, dat stuk rechts van ons. Of waren wij gekanteld? Reden we scheef? Zagen we het daarom zo raar?'
We komen er niet uit. Er is vast een naam voor dit verschijnsel, maar welke? En waar vind ik die naam? Wie het weet mag het zeggen.

donderdag 1 september 2016

JAMIE

'Kom', dacht ik, 'laat ik eens gek doen. Ik kook al zo lang dezelfde dingen. Ik schaf me wat kookboeken aan. Laat ik beginnen met een (tweedehands) boek van Jamie Oliver.'
Bol.com maakte zijn naam weer waar: binnen een dag had ik het boek in huis. Gretig scheurde ik het papier los en begon te lezen in 'De essentie van het koken.'
Ik hield pen en papier bij de hand, dan kon ik meteen alle ingrediënten van een lekker recept noteren. Ik sloeg het boek open op een willekeurige pagina en begon te lezen.....
'Neem de kreeft mee naar huis en leg er een natte doek over, doordat het donker is gaat het beest slapen. Laat het water aan de kook komen en stop er, pas als het heftig borrelend kookt, de kreeft in. Zijn kop het eerst. .....'  'Slik'
'Nu heb je een scherp mes nodig (een zaagmes is goed). Leg de kreeft op een plank, met zijn staart van je af. Er loopt een lijn over zijn rug naar zijn kop. Zet de punt van je mes vlak achter de ogen en splijt de kreeft naar voren open....... ' 'Kuch'
'Het eten van kreeft is een gezellige aangelegenheid........' 'Nou' .... 'Ik vind het niet nodig om de kreeft voor het koken met een mes te doden, omdat de kreeft onmiddellijk sterft als hij met kop in het kokende water geduwd wordt.' 'Zo' ...... 'Bovendien moet je er handig in zijn om de kreeft op de juiste manier met een mes te doden, anders wordt het een martelpartij. Ik denk ook dat het minder lekker is als je de kreeft eerst doorboort, omdat er dan een deel van de heerlijke sappen in het water terechtkomt.' 'Oh, nou, tja.'
Ik sloeg het boek dicht, pakte mijn boodschappenkar en kuierde naar de Appie. Vegetarische schijven dan maar weer, met sla en pasta.