vrijdag 19 januari 2018

DAG LIEF EENZAAM MEISJE

Veertien waren we toen we vriendinnen werden. Samen op de fiets naar school. En weer naar huis. Je woonde vlakbij me, ik was net verhuisd en blij met jou, mijn eerste nieuwe vriendin in de buurt.
Je was een bijdehante Amsterdamse sproetenkop met een enorme grote bos lange, dikke, kastanjebruine krullen tot op je kont. De hele wereld keek om als jij voorbij liep. Mensen wilden aan je haar voelen, stelden er vragen over. Je vertelde ze graag hoe je het elke week met speciale shampoo waste en er spul in deed om de krullen in toom te houden.

We hielden alle twee van schrijven,  tekenen en schilderen. Fietsten heel wat af in de zomer. Maakten foto's. Serieuze, lieve meisjes waren we. Vol plannen voor de toekomst. Jij wilde laborante worden. Ik wilde naar de kunstacademie maar moest daarvoor eerst naar de HAVO.

Na het examen ging jij naar de laboranten-opleiding en ik naar de HAVO. We zagen elkaar een tijdje niet meer maar ik hoorde - via via - dat het niet zo goed met je ging. Je raakte overspannen van school, stopte ermee. Ik vond een baantje voor in de weekenden, werd postbezorgster. Toevallig in jouw buurt, elke zaterdag kwam ik langs je huis op mijn post-fietsje. Af en toe ging ik even bij je langs.

Toen ik 20 was, ging ik met mijn vriend samenwonen en  studeren, daarnaast werkte ik nog steeds bij de PTT.  Jij bleef bij je ouders wonen en nam de zorg voor hen op je schouders. Zowel je vader als je moeder hadden gezondheidsproblemen.  Na mijn werk ging ik nog steeds af en toe naar je toe om koffie te drinken. Soms troonde ik je mee naar mijn huis, even weg van die zorgbehoevende ouders.

Op mijn 23ste ging ik reizen, kwam terug, kreeg kinderen, maakte nieuwe vrienden en vriendinnen.  Had het druk met mijn gezin. Familie.  Studie. Werk. Muziek.
Af en toe hoorde ik over je via anderen. Je zorgde nog steeds voor je ouders en scheen er nog steeds uit te zien als een meisje. Een meisje van 35 inmiddels. Met nog steeds dat lange, dikke, kastanjebruine haar; op dat fietsje waar je als veertienjarige ook op reed.

Ik vroeg je eens -  toen ik je tegenkwam in de supermarkt - op de koffie. Je was duidelijk niet op je gemak. Zat verlegen met mij en mijn gezin aan tafel in je meisjesachtige kleren. Ik merkte hoezeer we uit elkaar waren gegroeid. We hervatten het contact niet.

Daarna werden we veertigers. Nog steeds hoorde ik via via over je, nog steeds diezelfde verhalen, over je meisjesachtige uiterlijk en je fietsje. Ik begreep dat het niet altijd goed met je ging, geestelijk. Je had slechte periodes. Werkte niet. Had geen vriend.

We werden vijftigers. Mijn kinderen waren inmiddels de deur uit.  Jouw ouders overleden. Eerst je moeder en een paar jaar later je vader. Je hoefde niet meer voor ze te zorgen. Kon eindelijk je eigen leven leiden. Ik vroeg me af hoe je deze herkansing aan ging pakken.

Begin deze maand hebben ze je gevonden. Je lag op de vloer in de gang, bleek al een paar dagen daarvoor overleden te zijn.  Niemand weet waaraan. Dag vriendinnetje, met je lange kastanje bruine krullen. Dag lief, eenzaam meisje. Rust in vrede.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten