vrijdag 18 mei 2018

IMPOSTER-SYNDROOM

Lachend lopen we op elkaar af, Derya en ik. 'Hey, Venus, wat leuk dat ik je zie!' 'Derya, wat zie je er weer mooi uit!' 'Jij ook, Venus.' We huggen. Drie dikke kussen. Kijken elkaar in de ogen. Big smile. 'Hoe gaat het, Venus. Werk je nog steeds bij Amsterdam?' 'Nee, ben al weer een paar maandjes in Haarlemmermeer aan de slag. Ook leuk, hoor, maar ik mis Amsterdam wel. Volgende opdracht is daar weer. Jij, nog steeds bezig als teammanager?' Ze knikt en vertelt enthousiast over haar huidige klus. Vol bewondering luister ik naar hoe ze het allemaal aanpakt. Wat is ze toch krachtig en clever. En wat goed dat ze destijds zelf koos voor een stap in haar loopbaan en haar baan als adviseur opgaf. Ze was gewoon over-gekwalificeerd voor dat werk, dat blijkt nu wel. Ze is echt een kei-goeie troubleshooter geworden. Ik spreek mijn bewondering uit, vraag door en door. Ze vertelt verder en eindigt met: 'Weet je, ik werk met allemaal superslimme mensen. Daar geef ik leiding aan. Bijna allemaal HBO-ers en academici.' Ze kijkt trots maar ook een beetje verbaasd.  'Herken ik', lach ik. 'Ik denk wel eens: hoe ben ik hier in godsnaam terecht gekomen, tussen al deze slimme, begaafde mensen?' Derya knikt. Even zijn we er stil van, van dit plotselinge besef. Samen stappen we de trein in en daar kletsen we weer verder.
's Avonds, op de terugweg, denk ik er weer aan, aan dat ik al een jaar of wat met zoveel slimme, hoog opgeleide mensen samen werk. En dat ik dat blijkbaar kan. Zachtjes aan dringt het - daar in de die schommelende trein - tot mij door, dat dat best wel een bijzondere en vooral ook heel handige gave is. Maar eigenlijk snap ik zelf niet zo goed, hoe ik het doe, dus kan ik ook niet vol overtuiging zeggen waar 't 'm nou precies aan ligt en wat nou precies die gave is. Een ander zou mij daarom best wel eens wijs kunnen maken, dat ik niks kan. Ik zou 't zo geloven. Of niet? Nee, dat nou ook weer niet...
Onder het eten vertel ik mijn man over het leuke gesprek met Derya en dat ik er pratenderwijs achter kwam dat ik al een hele tijd samen werk met zulke slimme, hoog opgeleide mensen. Dat dat ineens zo tot me doordrong, daar, op het perron. Alsof ik het toen pas zag.
Hij kijkt me nadenkend aan en zegt: 'Weet je wat jij hebt, Venus. Je lijdt aan het Imposter-syndroom.' 'Je bedoelt: het oplichters-syndroom? Dat zou best wel eens kunnen, man. Ik kan echt wel eens denken: wanneer ontdekken ze het nou eens, dat ik eigenlijk niks weet. Niks kan?  Maar ja, de wereld om me heen ziet blijkbaar beter wat ik kan, dan ik zelf. Laat ik het daar maar op houden. En we drinken er nog maar een glaasje op.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten