zaterdag 4 januari 2020

DE PROFESSOR

We zitten er heerlijk, zo in het zonnetje, op een bankje in het park. Achter de bomen weten we het verkeer, de drukte, de mensen, maar hier is het rustig. Stil. Sereen. Soezerig warm.
Nog even genieten, voordat we weer terug naar huis gaan. Nog even genieten van dit mooie stadspark en van de zon. Straks, thuis, in Nederland is het weer koud, somber en donker.

Plotseling lopen in rap tempo, drie mannen het trappetje links van ons op. Werkmannen zijn het. De een, de voorman, wikkelt snel een rood-wit lint om de paaltjes bij de trap. Hij praat, de rest luistert en volgt hem.
Het gesoigneerde heertje dat ons zojuist passeerde, een wat ouder heertje dat zijn donker geverfde haar  in een jeugdige lok opzij gekamd heeft, houdt de mannen van hun werk, althans, hij spreekt ze aan, ze geven antwoord en lijken een en ander uit te leggen.
Na een halve minuut vinden ze het genoeg, lopen naar de nabijgelegen border en beginnen daarin te wroeten en graven. Een van hen haalt een tas van zijn rug, pakt er spullen uit en monteert deze. Het blijkt een spuit. Zonder enig omhaal begint hij iets op de border te spuiten, iets wat rookt. Zijn collega's wroeten ingespannen door en lijken geen last te hebben van de steeds groter wordende rookwolk.
Wij echter slaan onze handen voor ons mond: die rook slaat direct op onze keel.

Het heertje stapt nu op ons af. Vraagt in het Engels of wij hebben begrepen wat hij zojuist besprak met de drie werkmannen. We zeggen van niet, uiteraard, want het gesprek vond plaats in het Chinees. 'Nou', zegt het heertje. 'Ze spuiten met een middel tegen muskieten. Er schijnen hier namelijk muskieten in de struiken te zitten, althans, een inwoonster heeft geklaagd dat zij is gestoken, toen zij hier was en ze werd daarna erg ziek. Nu moet de onderhoudsdienst alle struiken nakijken op muskieten en uit voorzorg alles uitroken.' Uit zijn non-verbale gedrag blijkt dat hij de klacht van de inwoonster echt absurd vindt.

'Aha', zeggen wij en voordat wij iets terug kunnen zeggen of vragen, vertelt de man verder. Eerst wil hij wel weten waar we vandaan komen. 'Uit Holland', zeggen wij. 'Ach, Holland, maar dat heet toch niet meer zo? Sinds deze week mogen we dat van jullie regering toch niet meer zo noemen?' 'Oh... uhm...' 'Ja, jullie heten nu toch, Nieter.. Nieter... lende... ' 'Aaaah', roepen wij in koor, 'wij heten the Netherlands.' 'Aaah, ja', gaat het heertje verder. 'Dus geen Holland meer. En jullie komen uit Amsterdam?' 'Ja', zeggen wij voor het gemak. 'Want hoe leg je uit dat je uit Krommenie komt, toch? En alle Nederlanders wonen simpelweg nearby Amsterdam, dus...
'Aaah, ja, Amsterdam, daar ben ik ooit eens geweest. Voor mijn werk. Ik was professor aan de politechni-universiteit hier. Aaah, Amsterdam. Ik was daar een week. Elf uur vliegen, he?' 'Ja...' 'Dat is best lang, maar mijn zuster woont in Toronto en als zij hier naar toe komt voor bezoek, dan klaagt zij steen en been. Zij moet namelijk 16 uur vliegen en het ticket is altijd erg duur. Ze klaagt daar altijd enorm over. Ja, ja...' en hij praat verder. 'Amsterdam, daar wonen heel veel Hongkong-chinezen. Dat viel mij meteen op. Ja, zoveel Chinese restaurants ook in Amsterdam. Erg veel.' Mijn man wil wel vertellen over de Chinese restaurants, maar hij krijgt er geen speld tussen. Deze voormalige professor is duidelijk gewend verhalen af te steken, zijn kennis te etaleren maar is niet gewend aan vragen of opmerkingen.

De rookwolk is inmiddels zodanig onverdraaglijk, dat we wel moeten verkassen. Met mijn sjaal voor mijn mond spring ik op, mijn man pakt zijn rugtas. Het heertje tikt met zijn wandelstok op de grond en zegt: 'Kom, ik moet maar weer eens gaan. Ik ga naar de sportschool. Lekker sporten. Ik wil er weer jong uitzien.' Met een grote grijns neemt hij afscheid.
'Veel plezier, leuk met u gesproken te hebben, mijnheer.'

En weg beent hij al, het heertje. Zijn wandelstok tikt bij elke stap.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten