vrijdag 22 december 2017

VERSTILD

'Ik heb over hem gedroomd.' 'Wat bijzonder, ik ook.' We vertellen elkaar over onze droom, onze droom over jou, lieve zoon. Allebei droomden we dat je hier weer was. Thuis, bij ons. Vervreemdend. Want je zal hier vast nooit meer komen. En toch dromen we dat je hier wel bent, gewoon, weer in ons huis, deel uitmakend van ons dagelijks leven.
'In mijn droom was hij klein. Zo droom ik altijd over hem. Een miniatuur-man in Aziatische kleding, zo ziet hij eruit. Zijn lange haar gekortwiekt. Heel lief is hij, heel zachtaardig. Ingetogen. Verstild.' Je vader droomt anders over je. Hij ziet je zoals je er nu waarschijnlijk nog steeds uitziet. Met je lange haar in een knot. In zijn droom ben je de wereldse jongeman waarmee hij mooie gesprekken voert.
Zo beleven we je elk anders, in ons onderbewustzijn. Wonderlijk om te zien hoe onze geest het beeld van jou verschillend heeft gevormd.
Terwijl we ons douchen, tanden poetsen, aankleden, praten we verder over je. We bespreken onze gevoelens naar jou. 'Wat zou het heerlijk zijn hem weer te zien. Vast te houden, te omhelzen.' Je vader knikt. Even, heel even, voel ik de pijn opkomen. Rauw verdriet. Ik kijk in de spiegel, knipper mijn tranen weg. Breng make-up aan en kam mijn haar. Je vader gaat naar beneden, thee zetten. Ik pak mijn boek van het nachtkastje. Voor straks, voor onderweg.
Na het ontbijt lopen we samen door onze stille straat, je vader en ik. Elk in gedachten. Op weg naar de trein. De ochtend gloort.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten